© iStock

Veurne 50 tinten zandgeel

De zandgele gevels van Veurne steken bijna vrolijk boven de natte polders van de Westhoek uit. Toch scheelde het niet veel of dit fraaie erfgoed was voor altijd verdwenen.

Ondankbaar. Zo zou je de ligging van het schilderachtige Veurne, op een boogscheut van de kust en de Franse grens, kunnen noemen. We hebben allemaal wel herinneringen aan een uitstap naar dit stadje in de regen, wanneer het weer te slecht was om te zonnen op het strand of te flaneren op de dijk. Voor één dag ruilde je dan je badpak in voor sportschoenen en een verkreukelde regenjas. Na een kwartiertje rijden of na een fietstocht belandde je in een compleet andere wereld, zonder strandcabines of trapautootjes, maar met zandstenen trapgevels en duizend vreemde details, die een leuke anekdote of geheim deden vermoeden.

Even voorbij het park rijst de sokkel van een hoge klokkentoren op – zo groot dat hij nooit werd afgewerkt. Het bouwwerk veranderde achtereenvolgens in een kruitmagazijn, waterreservoir en schuilkelder. Wat verder wachten beelden van de boetelingen die elke laatste zondag van juli in de Boeteprocessie door de stad trekken. Ze dragen bivakmutsen, een ruwe monnikspij en een zwaar kruis. Minstens zo vreemd zijn de bronzen beelden die agressieve handen of gezichten met een prop in de mond voorstellen. Ooit hingen ze hier en daar aan een gevel. “In de 16de eeuw wist elke voorbijganger meteen dat wie daar woonde was veroordeeld voor slagen en verwondingen, leugens of godslastering”, hoor ik van stadsgids Carmen Bisschop. “Het was een courant gebruik in deze streek, maar behalve in Veurne, blijven er zo goed als geen beeldjes meer over.”

De fraaie gevel van het stadhuis.
De fraaie gevel van het stadhuis.© FRÉDÉRIC RAEVENS

Droomwereld

Veurne wist zijn stalen karakter te bewaren, zo veel is duidelijk. Kunstschilder Paul Delvaux moet het hier naar zijn zin hebben gehad. Denk je bij deze bekende surrealist meteen aan Sint-Idesbald, waar hij een museum heeft, weet dan dat hij vooral in Veurne vertoefde, op een boogscheut van de Grote Markt. Op sommige van zijn schilderijen tref je Veurnse gebouwen aan en daarbij valt op hoe perfect ze in Delvaux’ droomwereld opgaan.

Als je hier rondloopt, besef je al snel dat deze stad meer dan een uitstapje bij slecht weer waard is. Ze is om te beginnen meer dan duizend jaar oud. Alles begon met een burcht op een kleine helling, die uitkeek over het natte moeras van de Moeren. Tot op vandaag nog steeds de laagst gelegen plek van ons land. Vele polders liggen hier namelijk onder het zeeniveau.

Omdat Veurne een plek van beschaving was in een toentertijd weinig gastvrije regio, dichtbij de grens met Frankrijk, groeide het stadje al snel uit tot een economisch, religieus, militair en politiek centrum. Allemaal functies die verklaren waarom de rijke gebouwen macht en welvaart uitstralen. Zoals de Sint-Walburgakerk met haar indrukwekkend rijzige vormen. Het knap bewaarde stadscentrum lijkt sinds de 17de-18de eeuw – Veurnes gouden eeuw – trouwens nauwelijks veranderd. De mooie gevels in vele tinten zandgeel zorgen voor een harmonie van kleuren en stijlen, en zijn een lust voor het oog van de eendagstoerist.

Generaal met visie

En toch is het een klein mirakel dat de stad overeind is gebleven tussen al dat oorlogsgeweld. In het najaar van 1914 is Veurne een van de enige Belgische steden die niet door de Duitsers onder de voet werd gelopen. Dat heeft ze te danken aan haar ligging net achter de overstroomde IJzervlakte. Het was trouwens hier dat werd beslist om de IJzersluizen te openen. De stad werd het permanente hoofdkwartier van Albert I. Geregeld beklom hij de honderden treden van de Sint-Niklaastoren om de ontwikkelingen aan het front te overschouwen. Maandenlang was het een komen en gaan van hooggeplaatste bezoekers, zoals de Franse premier Poincaré, generaal Foch en de Britse koning George V.

Maar met het front zo dichtbij was de stad toch een mogelijk doelwit voor de Duitse superkanonnen. Carmen Bisschop: “Gelukkig is er de Belgische generaal Michel du Faing d’Aigremont. Hij was zich bewust van het belang van het architecturale erfgoed en deed er alles aan om de stad te sparen. Daarom werd hier geen militair materieel opgeslagen en de tramlijn, die gebruikt werd om troepen te vervoeren, werd om de stad geleid.” Veurne verloor zo elk strategisch belang. De stad liep wel schade op, maar werd niet tot as en puin herleid zoals Diksmuide of Ieper.

Sindsdien is het stadje in de Westhoek er aardig in geslaagd om de ongebreidelde urbanisering tegen te gaan en wist het zijn intieme sfeer van weleer te bewaren, ver van de drukte van de kust. Wacht dus niet tot het weer eens regent aan zee om het te bezoeken. In de zon komen die 50 tinten zandgeel pas echt tot hun recht.

Emile Ferfaille, de laatste Belg onder de guillotine.
Emile Ferfaille, de laatste Belg onder de guillotine.© FRÉDÉRIC RAEVENS

Röntgen en de guillotine

Tijdens WOI zag Veurne tal van vreemde tuigen voorbijkomen. Marie Curie demonstreerde er een van de eerste mobiele röntgenapparaten, die de behandeling van gewonden vele stappen vooruithielp. Want eindelijk kon men de exacte plaats bepalen van de kogels en granaatscherven in het lichaam.

In 1918 komt dan weer een Franse guillotine naar Veurne voor de executie van sergeant Emile Ferfaille. Meteen de laatste Belg die de dood met de guillotine ondergaat. Hij werd schuldig bevonden aan de moord op zijn liefje en kreeg, in tegenstelling tot de meeste terdoodveroordeelden, geen gratie van de koning. Albert I vond het ongepast dat een moordenaar rustig zijn tijd in een gevangenis kon uitzitten, terwijl zijn wapenbroeders aan het front dag in dag uit hun leven riskeerden.

Beide verhalen vind je terug in het Belevingscentrum Vrij Vaderland op de Grote Markt. Volg een geleid bezoek door dit grote pand, dat ooit het stadhuis én het gerechtshof herbergde. De architectuur alleen al is de moeite waard. En binnen zijn vele muren bekleed met 17de-eeuws Mechels leder.

Partner Content