© FOTO'S FRÉDÉRIC RAEVENS

Utopische tuinwijken in Brussel

In het Brussels Gewest liggen schilderachtige tuinwijken die doen denken aan cottages op het Engelse platteland of aan Hollandse dijkdorpen.

Het begrip sociale woning doet vaak spontaan aan saaie rijwoningen en grijze betondozen denken, buurten zonder ziel, die iets weg hebben van menselijke kippenfarms. Toch is woonarchitectuur voor bescheiden inkomens lang niet altijd karakterloos en deprimerend. De wil om minderbegoeden een dak boven het hoofd te geven, heeft ook mooie, esthetisch geslaagde woondromen opgeleverd. Het Brussels Gewest telt nog enkele tuinwijken. Die werden vanaf de jaren ’20 gebouwd en vormen vandaag vreemde eilandjes van tijdloze charme, waar huizen en veel groen mekaar afwisselen.

Om dit weinig bekende erfgoed te ontdekken heb ik afgesproken met Michel Godard, architect en voormalig stedenbouwkundig ambtenaar bij het Brussels Gewest, en nu een actief lid van Arau. Deze Franstalige organisatie wil via geleide bezoeken het architecturale erfgoed van de hoofdstad promoten. De tegenhanger van Brukselbinnenstebuiten, zeg maar. Onze wandeling start in hartje Brussel, met een korte ontstaansgeschiedenis van de sociale woningen daar. Een relatief recente geschiedenis, want pas begin 19de eeuw begon men het woonprobleem van minderbegoeden ernstig te nemen. Voor die tijd konden ze enkel in krotten terecht.

“De komst van echte sociale woningen verliep in fasen”, vertelt Godard. “In het begin ging het om privéinitiatieven van rijke filantropen die doordrongen waren van het liberale gedachtegoed.” Dat was de periode van de eerste arbeiderswijken, maar die vind je niet in Brussel, omdat de stad geen zware industrie zoals staalfabrieken of steenkoolmijnen had.

Daarna kwamen de liefdadigheidswoningen. “De idee erachter was fatsoenlijke woningen te bouwen voor een relatief bescheiden prijs, zodat ook mensen met een klein inkomen een eigen woning konden verwerven.” Een van de mooiste voorbeelden is de Hellemanswijk, nabij de Vlooienmarkt in de Marollen. Ze werd in de jaren 1910 gebouwd. Een doolhof van ongezonde steegjes waar duizenden mensen samentroepten in trieste omstandigheden werd platgegooid om plaats te maken voor bakstenen woonkazernes met art-nouveauinslag.

“Kenmerkend hier zijn de lange rijen buitenbalkons met ijzersmeedwerk.” Maar deze terrassen waren niet bedoeld om er te ontspannen. Ze dienden om het toilet en andere, minder hygiënische activiteiten buiten de eigenlijke woning te houden. “Men dacht dat de buitenlucht ziekteverwekkers verdreef.” Naar onze huidige normen ogen deze flats spartaans, maar voor die tijd waren ze uitzonderlijk comfortabel, zeker voor de arbeiders die er woonden: er was stromend water en een privétoilet. Initiatieven zoals de Hellemanswijk waren lovenswaardig, maar ontoereikend en bleven buiten het bereik van de minstbedeelden, die met hun armzalig inkomen zelden of nooit zo’n flat konden verwerven.

Utopische tuinwijken in Brussel
© FOTO’S FRÉDÉRIC RAEVENS

Na de loopgraven

De problematiek krijgt een nieuwe wending net na de Eerste Wereldoorlog. De oorlog heeft het land ontwricht en een nooit gezien tekort aan woningen veroorzaakt: er is nood aan 200.000 tot 300.000 onderkomens. Vanuit moreel standpunt kan de overheid de woningnood van het volk, dat een zware tol heeft betaald in de modder van de loopgraven, niet naast zich neer leggen. Weigeren om sociale woningen te bouwen zou bovendien koren op de molen van de socialisten zijn, die profiteerden van het recent ingevoerde algemeen stemrecht (voor mannen). En zou de basis kunnen vormen voor een revolutie naar Russisch model. Toch wil de overheid niet investeren in grote bouwprojecten. En dus richt de Belgische Staat de Nationale Maatschappij voor Goedkope Woningen en Woonvertrekken op. Die verstrekt langetermijnleningen tegen een lage rente, om lokale initiatieven te ondersteunen, zonder dat ze zelf de borst moet natmaken.

In die periode rijzen idealistische woonprojecten van strijdbare, ‘rode’ coöperaties uit de grond, waar gemeenschapsleven en een zekere terugkeer naar de natuur hand in hand gaan: de tuinwijken. In heel België ontstaan tientallen tuinwijken, waarvan een twintigtal in de gemeenten rond Brussel-Stad. Le Logis en Floréal in Bosvoorde zijn het best bewaard gebleven. En die gaan we nu opzoeken.

Garden cities

Wanneer in 1923 met de bouw van beide wijken wordt gestart, is Bosvoorde nog een landelijk dorp, door tramlijn 33 – waar Brel zo mooi over zong – met de stad verbonden. “De architecten van dit project waren tijdens de oorlog naar Engeland en Nederland gevlucht en hadden daar inspiratie opgedaan”, verduidelijkt Michel Godard. “Het basisidee van de tuinwijk (garden city) komt uit Groot-Brittannië”. De huisjes met guillotineramen en gekleurde kozijnen doen onmiskenbaar aan Engelse cottages denken. Het tuindorp is opgedeeld in rechthoekige deelwijken en de huisjes liggen gegroepeerd rond straten, schooltjes, feestzalen en semipublieke ruimtes. Achter de huisjes strekt zich een doolhof van wandelweggetjes uit die de tuintjes – maar ook boomgaarden en speelpleintjes – met elkaar verbinden. Omdat ze wat aan hun lot werden overgelaten, vormen deze boomgaarden en speelpleintjes vandaag even zoveel stadsoases.

De Hellemanswijk, in de Marollen, biedt nog steeds onderdak aan mensen met een bescheiden inkomen.
De Hellemanswijk, in de Marollen, biedt nog steeds onderdak aan mensen met een bescheiden inkomen.© FOTO’S FRÉDÉRIC RAEVENS

Dat de wijk er zo pittoresk uitziet, is geen toeval. In het begin waren de tuintjes omgeven door heggen. Dat kostte minder dan bakstenen muurtjes. Dat geldt ook voor de straten die op en neer gaan: ze volgen de natuurlijke glooiingen van het landschap, wat veel voordeliger was dan het terrein te nivelleren. Meer dan 100 jaar na de bouw, zijn deze tuinwijken ingehaald door de stad, maar ze hebben niets aan charme ingeboet. Integendeel, ze worden geregeld als filmdecor gebruikt. Het concept van de tuinwijk is wel achterhaald. Midden jaren ’20 kregen de coöperaties en hun utopische woonvorm de stempel van rode bastions opgekleefd. Ze kregen concurrentie van de overheid, die zelf sociale woningen begon te bouwen. Met een efficiënter gebruik van de ruimte, maar met minder poëzie.

Meer Brusselse tuinwijken

De tuinwijken Le Logis en Floreal zijn de meest bekende en wellicht ook de meest pittoreske. Voor wie van dit soort plekken houdt: dit zijn de andere tuinwijken die vanaf de jaren ’20 in het Brussels Gewest werden gebouwd en min of meer bewaard zijn gebleven.

  • Anderlecht. Tuinwijken Moortebeek (Shakespearelaan), Het Rad (Minister Wautersplein) en Goede Lucht (net buiten de Brusselse ring).
  • Sint-Agatha-Berchem. Cité Moderne (Beheerstraat), geïnspireerd door het kubisme.
  • Oudergem. Tuinwijk Van Lindt (Antoine Van Lindtsquare), de kleinste tuinwijk van België.
  • Vorst. Tuinwijk Forest-Vert (Fléronlaan), grotendeels afgebroken.
  • Molenbeek. Tuinwijk Diongre (Diongrestraat).
  • Etterbeek. Tuinwijk Jouët-Rey (Landbouwersstraat).
  • Sint-Lambrechts-Woluwe. Tuinwijk Kapelleveld (Emile Vanderveldelaan).

Praktisch

  • Tuinwijken Le Logis en Floréal, Georges Benoidtlaan 22, 1170 Watermaal-Bosvoorde.
  • Hellemanswijk, Kuipersstraat 1, 1000 Brussel.
  • Brukselbinnenstebuiten biedt op aanvraag ook rondleidingen op maat – individueel of voor groepen – door de Brusselse tuinwijken. www.brukselbinnenstebuiten.be

Partner Content