In de schaduw van de Kwaremont

De streek rond Ronse, pal op de taalgrens en in het hartje van de Vlaamse Ardennen, is een paradijs voor wandelaars, fietsers en wielertoeristen. Maar ook de stad zelf kan uitpakken met enkele verrassende troeven, meestal verweven met het rijke textielverleden.

Ronse ligt in een vallei omringd door heuvelachtig natuurschoon. Wij verblijven in de Villa Carpentier, aan de rand van de stad en gebouwd door Victor Horta. “Carpentier was een rijke textielbaron die in het Brusselse woonde, maar die van Ronse afkomstig was”, vertelt florist en B&B-uitbater Daniël Deprez ons. “Hij nam Horta onder de arm voor de bouw van een zomerverblijf in zijn geboortestreek. De meester-architect ontwierp ook het meubilair en de grote Engelse tuin met waterpartij. Van de losse meubeltjes is echter niet veel overgebleven. Een aantal zijn nu in musea te vinden en in principe zouden we ze kunnen terughalen, maar dit is een bed and breakfast: de mensen moeten nog in de stoelen kunnen zitten!”

Ook zonder het originele meubilair ademt deze villa een grote dosis belle époque uit. Een heerlijke zithoek met veel planten en een breed uitzicht op de tuin, een vleugelpiano bij de ontbijttafel en vooroorlogse jazzmuziek op de achtergrond, meer hebben wij niet nodig om in de sfeer te komen. In het centrum van Ronse hebben we een afspraak met de conservator van het textielmuseum. Eric Devos, die ons eerst meetroont naar de toeristische topper van de stad: de Sint-Hermescrypte, één van de mooiste in West-Europa. “Ronse was tijdens de middeleeuwen een bekend bedevaartsoord,” vertelt hij. “Men kwam van heinde en ver om genezing te vragen voor geesteszieke familieleden door te bidden voor het schrijn van Sint-Hermes.”

De crypte is inderdaad indrukwekkend. Ze lijkt wel een onderaardse kathedraal. Het oudste romaanse deel dateert van 1089. In de 13de eeuw stortte een deel van het gebouw in en werd er een nieuwe gotische kerk gebouwd, en in die bovenkerk bevindt zich nu het fameuze schrijn, dat tijdens de jaarlijkse fiertelommegang van 32 km omheen de stad wordt rondgedragen.

Nepmenhirs

Als we de kerk buitenkomen, staan we voor de Kleine Markt, de plaats waar de middeleeuwse bedevaarders in één van de herbergen een slaapplaats zochten. Vandaag is het een gezellig pleintje met terrasjes waar u de echte Ronsenaar kunt treffen. Ga bijvoorbeeld café Sint-Hermes eens binnen, het bruine café op de hoek waar de tijd ergens in de jaren tachtig is blijven stilstaan. Je vindt er zeker iemand die over de bloei en de teloorgang van de textielnijverheid in deze stad wil praten. “Let op, er is nog steeds een textielindustrie, vooral kwaliteitstextiel. Zo laten de Antwerpse ontwerpers hier hun stoffen maken,” vertelt stadsgids Yves Fouquet ons. “Maar de tijden van de massaproductie liggen achter ons. Toch hebben de textielindustrie en een aantal rijke textielbaronnen uit de 19de en begin 20ste eeuw hun stempel op de stad gedrukt.”

Neem nu ex-burgemeester Joly, wiens huis met het karakteristieke torentje aan de Grote Markt tot een loungecafé is omgebouwd. Terwijl we een typische Ronsischen Tripel drinken en van een bommelkie smullen, een plaatselijk gebakje, valt ons oog op de vreemdsoortige rotspartijen achteraan in de tuin. De man blijkt een amateurarcheoloog te zijn geweest en groot verzamelaar van prehistorische objecten. Hij liet in zijn tuin enkele replica’s bouwen. In een bos even buiten de stad, dat nog steeds het Jolybos heet, liet hij zelfs nepmenhirs oprichten!

Het Must is een must!

“De textielbaronnen bouwden grote herenhuizen”, gaat Yves Fouquet verder, “maar hun nakomelingen wilden zich onderscheiden. Zij hebben zich op de art deco gestort. Daardoor vind je hier een aantal straten met prachtige art-decohuizen, met veel afwisseling.”

Diezelfde amateurarcheoloog Joly vinden we terug in het Must, het museum van textiel, dat in een oude fabriek is ondergebracht. Een gedeelte van dit museum vertelt de opgang van de stad tijdens de industriële revolutie en de invloed van de textielindustrie op architectuur, kunst en cultuur. Een ander gedeelte toont de technologische vooruitgang. Hier staan veertig weefgetouwen tentoongesteld, van de allereerste handaangedreven weefmachines via de door stoom aandreven exemplaren tot en met de modernste Picanols van vandaag: en ze werken allemaal!

De groene gordel

De meeste bezoekers die de streek van Ronse aandoen, komen hier om te wandelen of te fietsen. De Kwaremont, berucht van onder meer de Ronde van Vlaanderen, ligt vlakbij. De 40 kilometer lange Hermesfietsroute volgt ongeveer het traject van de Fiertelommegang. Er zijn ook tal van mountainbike- en wandelparcours uitgestippeld. Wij vergeten ook het Muziekbos niet en de Muziekberg, een beukenbos van vijftig hectaren dat de inspiratiebron zou geweest zijn voor de benaming de Vlaamse Ardennen. “Naar verluidt zou dit bos een toevluchtsoord geweest zijn voor de geuzen tijdens de godsdienstoorlogen”, vertelt onze gids. Dat inspireerde waarschijnlijk de bouwer van een rare toren in het bos, die de geuzentoren wordt genoemd. Wellicht het werk van een andere fantasierijke amateurarcheoloog?

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content