De opvallend witte Bou El Mogdad ligt aangemeerd aan de unieke kade van Podor, op de grens met Mauritanië. De huizen langs de oever roepen herinneringen op aan de belangrijke rol die deze handelsstad tot aan de onafhankelijkheid speelde. De laatste zonnestralen schijnen op de Mauritaanse oever van de Senegalrivier voor ze de hemel felrood kleuren. Een hemelsbreed verschil met de kitscherige en opzichtige cruises. De Grote Witte Boot, zoals de oeverbewoners hem sinds het einde van de oorlog noemen, is nog altijd het enige schip uit de geschiedenis van deze rivier. Hier is geen plaats voor futiliteiten, enkel voor het noodzakelijke, afgezien van een klein zwembad voor warme dagen en een gezellige bar op het bovendek.
...
De Senegalrivier af met de Grote Witte Boot
We maken een zeldzame reis aan boord van een schip met een rijk verleden en volgen de oude handelsroute van Podor, in het uiterste noorden van Senegal, tot Saint-Louis. We varen 240 km langs de rand van de Sahara met een door Belgen gerenoveerd schip.

De opvallend witte Bou El Mogdad ligt aangemeerd aan de unieke kade van Podor, op de grens met Mauritanië. De huizen langs de oever roepen herinneringen op aan de belangrijke rol die deze handelsstad tot aan de onafhankelijkheid speelde. De laatste zonnestralen schijnen op de Mauritaanse oever van de Senegalrivier voor ze de hemel felrood kleuren. Een hemelsbreed verschil met de kitscherige en opzichtige cruises. De Grote Witte Boot, zoals de oeverbewoners hem sinds het einde van de oorlog noemen, is nog altijd het enige schip uit de geschiedenis van deze rivier. Hier is geen plaats voor futiliteiten, enkel voor het noodzakelijke, afgezien van een klein zwembad voor warme dagen en een gezellige bar op het bovendek.Voor het vertrek brengen we een bezoek aan het fort van Podor. Hier werden grote hoeveelheden goederen verhandeld voor de export naar Frankrijk: ivoor, Arabische gom, goud. De potten die werden gebruikt om het edelmetaal te wegen, zouden aan de oorsprong liggen van de naam Podor. (Pot d'or of gouden pot). Aan het begin van de middag gooit de Bou El Mogdad de trossen los en glijdt rustig naar het midden van de rivier. De misthoorn weerklinkt tweemaal om afscheid te nemen van Podor. We zijn vertrokken! Iedereen zoekt rustig een plekje op het schip. Onder het ronken van de motor gaan sommigen lekker zonnen, anderen duiken in een boek of nippen van een cocktail. Maar het wordt pas indrukwekkend als je de taferelen langs de rivieroever gadeslaat: spelende en zwaaiende kinderen, vrouwen die de was doen, mannen op hun wankele prauwen. De Bou is het enige schip dat op deze wateren vaart en kan op veel belangstelling rekenen.Enkele uren later gaat het schip voor anker achter een verlaten eiland. Het is de bedoeling dat we hier dorpelingen ontmoeten. De rivier baant zich kronkelend een weg tussen lange stroken land die bedekt zijn met weelderige vegetatie. Een Afrikaans dorp bezoeken doe je niet aan hetzelfde tempo als in Europa. Je moet eerst een beetje wennen en zoals zo vaak doet het contact met kinderen en jongeren uiteindelijk het ijs breken. Vervolgens maken we een korte omweg naar het geïmproviseerde dorpsschooltje. Hier onderwijzen ze met heel weinig middelen: een oud, gebarsten schoolbord, krijt en papier als het voorhanden is.'s Avonds maakt de bemanning een echte méchoui (gebraden schaap) klaar op een godvergeten plek aan de oever, onder de blote sterrenhemel. In de verte waakt alleen het schip. Maar voor we terugkeren, weerklinkt de tamtam in de nacht en beginnen enkele bemanningsleden te dansen, gevolgd door kinderen uit het dorp.Het is nog enkele uren varen naar Dagana. Ik maak van de gelegenheid gebruik om in de stuurcabine een praatje te maken met de commandant. Hij is aan de rand van de rivier geboren, op enkele kilometers van Podor, en vertelt me dat hij in 1953 inscheepte op de Bou. Aan boord maakte hij voor het eerst in zijn leven kennis met elektrische lampen. Voor iemand die tot dan enkel olielampen had gezien, was deze lichtbron die geen rook afgaf een verbazend schouwspel. Nadat hij alle wereldzeeën heeft bevaren, is hij nu met pensioen en vaart hij puur voor zijn plezier op deze rivier uit zijn jeugd. 's Middags stoppen we even voor een picknick onder de mangobomen. Op het menu staat een traditionele tiep bou dien, een gerecht met rijst en vis. Daarna slenteren we door de stoffige straten van Dagana, een voormalige handelspost met een levendige markt.De volgende stad heet vreemd genoeg Richard Toll of Tuin van Richard, ter nagedachtenis van de Franse botanist die zich inzette om op deze plek talrijke planten te laten acclimatiseren. In de kleine straatjes van het centrum kruis ik vrouwen die hun lippen blauw hebben laten tatoeëren om aan te geven dat ze de volwassenheid hebben bereikt. In het stadje vind je enkele opmerkelijke sporen terug van het koloniale tijdperk, waarin het fungeerde als administratief centrum. Zoals La folie du baron Roger, een kasteel dat in het begin van de 19de eeuw werd gebouwd door de eerste gouverneur van Senegal. Het gebouw is vandaag bijna een ruïne, omgeven door een droog acaciabos, maar met een beetje verbeelding kan je je de luxueuze tuinen voorstellen die het kasteel vroeger sierden. De Bou heeft het anker uitgeworpen in het midden van de rivier. Vanavond wordt traditiegetrouw het diner van de commandant gehouden.De volgende ochtend geeft de commandant al heel vroeg het vertreksein richting het Djoudj nationaal park. Eenmaal voorbij Richard Toll gaat de waterloop over in kronkelende meanders en strekken de oevers zich eindeloos uit. Als de Bou voorbijkomt, kwetteren hele zwermen vogels er vrolijk op los. Djoudj bestaat uit 16.000 beschermde hectaren waar meer dan 400 vogelsoorten samenleven. De Bou werpt het anker bij de ingang van het park. We stappen op kleine bootjes die zich beter een weg banen door de ondiepe kanalen en dichter bij de oevers varen. Perfect om krokodillen en vogels te observeren. Maar het doel van deze excursie zijn de ontelbare pelikanen die al duizenden jaren op dezelfde plek hun nest komen maken. Er zitten maar liefst 8.000 vogels op eenzelfde eiland. Ze leven er naast de zilverreiger, de visarend en de roze spreeuw. Alles bij mekaar een reusachtige volière met drie miljoen individuen!Halfnegen 's ochtends, nu laten we de commandant beter even met rust. De Bou nadert de sluis van de stuwdam van Diama. Het blijft een uiterst delicaat manoeuvre. De commandant moet heel nauwkeurig mikken. Een meter speling aan elke kant, meer niet. De stuwdam is gebouwd in de jaren '80, toen het waterniveau zo erg was gezakt door de droogte dat het zeewater ver het land binnendrong, waardoor de gewassen onvruchtbaar werden. De rivier wordt nog breder, zwermen vogels vliegen boven de met riet begroeide oevers.Saint-Louis komt in zicht. De komst van de Bou El Mogdad kan altijd op veel belangstelling rekenen. In dit mooie Senegalese stadje tussen de rivier en de zee zijn de meeste koloniale gebouwen bewaard gebleven. We verkennen ze per koets en rijden voorbij Hôtel de la Poste, de metalen brug Faidherbe en ten slotte het visserskwartier. Het slaperige stadje herleeft sinds het werd ingeschreven op de werelderfgoedlijst. De Bou vertrekt weldra voor een nieuw avontuur in de andere richting.Tekst en foto's: Eric Vancleynenbreugel
Wil je dit artikel verder lezen?
Kies voor Plusmagazine