De herinneringen van peter (2)

Een jonge, bezorgde echtgenoot en vader was mijn overgrootvader toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak. En plots moest hij zijn gezin, zijn werk als meestergast in de cokesfabriek en zijn moestuin in de steek laten om soldaat te spelen.

Een enthousiaste soldaat zal Théophile wel niet zijn geweest. Toen hij tien jaar eerder in het kamp van Beverlo zijn krijgskundige vaardigheden moest gaan bijspijkeren, vond hij dat al geen welkome afwisseling in zijn dagelijks bestaan. In een schattige brief bezweert hij zijn verloofde – die later mijn overgrootmoeder zou worden – dat hij haar zo enorm mist en dat hij niet kan wachten om met haar te trouwen.

In 1914 was hij al 33 en helemaal wat men vandaag de dag een familieman zou noemen. Van de vijf kinderen die hij met zijn Lowis (zo noemde hij zijn Louise) kreeg, waren er maar twee in leven gebleven. Céline (6 jaar toen) en haar zusje Blondine (4) waren zijn oogappels, die hij niet met gerust hart zal achtergelaten hebben om op op 1 augustus 1914 richting ‘Termonde’ (Dendermonde) te trekken.

Théophile werd net als alle soldaten van al wat oudere lichtingen ingedeeld bij een zogenaamd vestingsregiment: het ‘2ième régiment de Ligne de forteresse’ en werd waarschijnlijk vrijwel meteen naar de vesting Antwerpen doorgestuurd. Intussen liepen de Duitsers Dendermonde snel onder de voet. Hoewel zijn woonplaats Willebroek met het fort van Breendonk een bastion tegen de Duitse invasie had moeten zijn, werd ook die gemeente snel ingenomen. Mijn overgrootvader moet angst hebben uitgestaan voor zijn vrouw en kinderen: zelfs in die tv- en internetloze tijd ging het als een lopend vuurtje rond hoe gruwelijk het Duitse leger zich misdroeg tijdens die eerste oorlogsmaanden: ze staken huizen in brand, martelden en vermoorden gewone burgers.

De val van Antwerpen

Op 10 oktober valt ook Antwerpen en raakt een groot deel van de Belgische troepen klem tussen de oprukkende Duitsers en de grens met Nederland, dat in tegenstelling tot ons land in deze Wereldoorlog zijn neutraliteit heeft kunnen bewaren. Als de soldaten lijdzaam wachten tot de Duitsers hen overmeesteren, worden ze krijgsgevangen gemaakt. Dus raden een aantal officieren hun manschappen aan hun heil in Nederland te zoeken. Zo’n 40.000 soldaten doen dat, onder hen ook Théophile. Op 10 oktober 1914 steekt hij – in een stroom van honderdduizenden burgervluchtelingen – vanuit het Belgische dorpje De Klinge de grens naar het aangrenzende, Nederlandse Clinge over. “In groep geïnterneerd” vermeldt zijn militair dossier. 33.417 Belgische militairen worden meteen ontwapend door het Nederlandse leger, dat hen daarna zo snel mogelijk in interneringskampen onderbrengt. De Nederlandse overheid is er immers als de dood voor dat ze door de Duitsers zou kunnen beschuldigd worden van niet-neutraal zijn en probeert te vermijden dat de Belgische militairen ontsnappen en zich over Nederlands grondgebied weer naar het front reppen. Toch slagen zo’n 7.000 Belgische soldaten er toch in om burgerkleren te bemachtigen en zich met een omweg langs Vlissingen en Groot-Brittannië weer bij het Belgische leger te voegen.

Niet Théophile, die op 12 oktober in Harderwijk aankomt. Daar wordt hij met zijn lotgenoten ondergebracht in een tentenkamp met prikkeldraad rond. De eerste nachten zijn nog vrij warm voor oktober, maar al half november begint het te sneeuwen en te vriezen.

Lees volgende aflevering:De herinneringen van peter (3)

Partner Content