De herinneringen van peter (13)

De Belgische soldaten in de volle, vuile barakken van het interneringskamp van Harderwijk zijn niet te benijden. Maar hoe stellen mijn overgrootmoeder en haar twee dochtertjes het intussen?

Als mijn grootmoeder vertelde over de tijd dat ze ‘in Holland zaten’, had ze het nooit over honger of ziekte. Werd ze als klein meisje afgeschermd van grotemensenproblemen? Of haalde nostalgie naar haar kindertijd het op nare herinneringen? In ieder geval waren er vrij veel mensen die het lot van de kinderen ter harte namen. Vanuit Amerika en Zwitserland kwam hulp voor de Belgische kinderen, in Nederland waren er ook organisaties die hen hielpen en in Harderwijk was er het comité dat eerder al de Belgische School had opgericht, een groepje weldoeners onder leiding van luitenant-kolonel De Pauw dat ook voedselbedelingen organiseerde. En het zorgde ook voor vertier. In een Nederlandse krant lezen we een uitgebreid verslag van het Koningsfeest (nu Dag van de dynastie) in Harderwijk dat daar de dag nadien gevolgd werd door een feest voor ‘ruim 600 kinderen allen met de nationale kleuren getooid’.

Assepoester

“Gezeten aan lange tafels werden de kleinen op chocolade en gebak onthaald, door de zorg der Cantine-Commissie, die voor haar moeite ruimschoots beloond werd door de van geluk stralende kindergezichten”. Na de verwennerij werd een film gespeeld: Assepoester, voorafgegaan door “portretten van het Hollandsch prinsesje, van de Hollandsche Koningin, van de Belgische Koningin, van de Belgische Koningskinderen en Koning Albert”. Zacht begeleid door het Belgisch volkslied. De Belgische kinderen maakten een puike indruk op de aanwezige Nederlandse journalist: “Opmerkelijk is zeker hoe ordelijk en beschaafd de Belgische kinderen zich bij dergelijke gebeurtenissen gedragen. Een beleefd hoofdbuiginkje voor den Generaal staat daarbij gewoonlijk op het programma. Feest- en schoolcommissie hadden wederom een dankbare taak!”

Verhuis

De herinneringen van peter (13)
De herinneringen van peter (13)

Eind 1916 verhuizen Celine en haar zusje naar een nieuw onderkomen in Nederland. Tot dan toe woonden ze met hun moeder hartje Harderwijk bij de familie Beem, nu krijgen ze een huisje in Leopoldsdorp, een door de Belgische Commissie gefinancierd vrouwendorp. In februari was het eerste vrouwendorp Heidekamp in gebruik genomen. Dat bestond uit vijf grote gezinsbarakken met twintig kamers, na enkele maanden werd de capaciteit ervan al uitgebreid tot 200 gezinnen. Maar omdat er nog altijd plaats tekort was, volgde dan eind december 1916 Leopoldsdorp, dat dichter bij de stad gelegen was en uit kleinere wooneenheden bestond. Heel kleine, zo blijkt uit een brief van een jongetje in Gehalveerde mensen*: “We beschikten daar slechts over één kamer, waarin gewoond, gekookt en geslapen werd; mijn bedje werrd in de dag onder het bed van mijn ouders geschoven.”
Hoedanook hadden Louise en haar dochters ook bij de familie Beem waarschijnlijk maar één kamer en was de verhuis naar Leopoldsdorp voor de meisjes sowieso een verbetering. Want bevelhebben De Lannoy voerde met de tijd een meer soepele verlofregeling in, waardoor getrouwde geïnterneerden zoals mijn overgrootvader drie nachten per week bij hun gezin mochten blijven als ze zich onberispelijk gedroegen. De papa van Céline en Blondine is dus vaker “thuis” en zelf krijgen Céline en Blondine in Leopoldsdorp meer gelegenheid om buiten te spelen met de andere Belgische kinderen. En om kattenkwaad uit te halen. Bij een van de soldatenfoto’s in haar album heeft mijn vader geschreven dat “Charel van de keirel” er opstaat, “die moemoe in Holland leerde roken”. Wat speurwerk leert dat de snoodaard waarschijnlijk Charles Van Asch was, een herbergierszoon uit Breendonk, die bevriend was met mijn overgrootouders en ook in Harderwijk geïnterneerd was. Vandaag de dag zou niemand nog accepteren dat een volwassene een kind leert roken, toen vonden ze dat waarschijnlijk enkel een goede grap.

Céline heeft blijkbaar haar draai gevonden in Nederland. Ik vind kaartjes die aan haar gestuurd zijn door een Belgische vrouw die met haar gezin in het vluchtoord Uden verblijft, uit een kaartje maak ik op dat ze ook bevriend is met de kinderen van het gezin Neetens-De Cock, die ook in Nederland verblijven, er is een foto in haar album met twee meisjes erop en de vermelding: “Tweeling, kennissen uit Holland (14-18)”. Mijn grootmoeder moet toen al zo spontaan en ruimhartig geweest zijn als ik haar altijd gekend heb.
Op het thuisfront in Willebroek wordt ze dan ook gemist, in ieder geval al door haar vriendinnetje en buurmeisje Francine De Velder. Schattig, het kaartje dat die haar stuurt ter gelegenheid van nieuwjaar. “Beminde Shiline, ik wensch u eene gelukkige nieuwjaar en mijn hart dracht toch zou om u weder te zien dat wij met malkaar naar de school kunnen gaan gelijk wij voorgaande jaren gedaan hebben en ik hoop van u in korte weder te zien en een gelukkig nieuwjaar aan uw vader en moeder.”

*Gehalveerde mensen. Het Belgenkamp in Harderwijk 1914-1918 – Anton Reijngoudt – uitg. BDU – isbn 9070150654

Lees verder: aflevering 14

Partner Content