Corsica, een berg in zee

‘Ik was verblind. Alles schijnt, alles glanst, alles is kleur, alles is licht’, schrijft Henri Matisse na zijn verblijf op Corsica. Dit Franse eiland toont na elke bocht een ander gezicht. Bergen als reuzen, meren als parels en inboorlingen als monumenten: Columbus, Napoleon en Tino Rossi.

In de haven van Bastia leggen de ferry’s uit Marseille aan. Sommige toeristen rijden meteen door naar hun plaats van bestemming. Anderen verwijlen een tijdje in deze historische stad. En wie de moeite neemt om gewoon de Place Saint-Nicolas over te steken, kan in het Maison Mattei meteen kennismaken met allerlei Corsicaanse streekproducten.

Corsica is in vele opzichten een merkwaardig eiland. “Een berg in de zee,” zo noemde Guy de Maupassant het. En dat is het ook: het gebergte beheerst het eiland en splijt het in twee. Alleen aan de kust wordt het wat vlakker.

De kuststrook werd in het verleden bovendien vaak ingenomen door “vreemden”: de strategische ligging van het eiland bekoorde zowel de Genuezen als de Fransen. En de oorspronkelijke bevolking trok zich dan ook steeds meer terug in de bergen.

Afstandelijk en teruggetrokken

Corsica, een berg in zee

De geschiedenis en de constitutie van het eiland hebben in grote mate de aard van zijn bewoners beïnvloed. Hier vind je geen uitbundige zuiderlingen. Corsicanen zijn veel meer een volk van de bergen. Wat afstandelijk en teruggetrokken, trots en op zichzelf, laten ze slechts zelden een vreemdeling in hun keuken kijken.

Corsicanen hebben niet de naam grote zeevaarders en avonturiers te zijn. Uitzondering daarop zijn de Cap Corsicanen, die de Cap Corse bewonen, het noordelijke schiereiland dat werkelijk als een berg uit het water verrijst. Dorpen vind je er vooral aan de kust of tegen een bergflank geplakt.

In de loop van de achttiende en negentiende eeuw trokken velen naar Zuid-Amerika om er hun geluk te beproeven en fortuin te maken in de koffie- en theeproductie of in de goudmijnen.

Bij hun terugkeer op Corsica – elke Corsicaan keert vroeg of laat naar zijn geboorte-eiland terug – bouwden ze grote villa’s in een stijl die herinnert aan Zuid-Amerika: paleizen, theaters, landhuizen... ze werden geheel of gedeeltelijk gekopieerd. Op de Cap Corse zijn momenteel nog zo’n veertigtal maisons américaines te vinden.

Verdedigingslinies

Een van de oudste steden is Bonifacio, gelegen in het uiterste zuiden van het eiland op een kalkrots die als een tong in de Middellandse Zee priemt. Bonifacio dankt haar naam aan graaf Bonifacius van Toscane die er in 828 een vesting bouwde. En dat is de stad nog steeds: een vesting die in de loop der eeuwen talloze aanvallen en belegeringen weerstond.

Op het Point du Timon, het uiterste puntje van de landtong net voorbij het Cimetière Marin en zo’n 60 meter boven de zee uitstekend, zie je de recentste verdedigingslinies: de Batterie Saint-Antoine is een grote betonnen bunker. Aan de andere kant van de bovenstad ligt een restant van de oude verdedigingslinies: het Bastion de l’Etendard is een zestiende-eeuws fort, gebouwd door de Genuezen.

Italiaanse invloed

Zoals elders in Corsica is ook hier de Italiaanse invloed zichtbaar. De Rosette in de façade van de kerk Sainte Marie Majeure, een van de zeldzame gotische kerken op Corsica, verraadt Piseriaanse invloeden.

In een klein straatje tegenover de ingang van het Bastion herinneren twee plakkaten aan het verblijf van twee beroemde figuren uit de geschiedenis: in 1541 verbleef Karel V in deze stad, en ruim tweehonderdvijftig jaar later logeerde Napoleon Bonaparte hier enkele dagen om een aanval op Sardinië voor te bereiden.

Minder oud dan de Dame van Bonifaco, maar daarom niet minder interessant is Filitosa. Midden in de groene, glooiende Taravovallei trof archeoloog Roger Grosjean een prehistorische site aan. De grote megalithische stenen (ca. 1500 voor Christus) waarin een gezicht werd uitgehaald, zijn een merkwaardige vondst.

Ooit was het een heiligdom. Vandaag staan de stenen al lang niet meer op hun oorspronkelijke plaats, maar wanneer de rode middagzon lange schaduwen werpt, is het nog steeds een mysterieuze plek.

Een bezoekje waard

Ajaccio is niet alleen de hoofdstad van Corsica, hier staat het geboortehuis van Napoleon Bonaparte: een eenvoudig pand in de Rue Saint-Charles.

Het Maison Bonaparte werd ingericht als museum en is dus toegankelijk voor publiek. Ajaccio eert zijn bekendste burger met nog een tweede museum: het Musée napoléonien. Al is de familie Bonaparte niet weg te denken uit deze stad – in de keizerlijke kapel ligt een groot deel van de familie begraven, onder wie de ouders van Napoleon – Ajaccio heeft gelukkig nog meer te bieden.

Een gezellige markt, bijvoorbeeld, waar je je voorraad streekproducten kan inslaan; maar ook een kathedraal in renaissancestijl met een geweldige koepel en een beschilderd interieur en het Musée Fesch, dat naar verluidt in Frankrijk na het Louvre de grootste collectie Italiaanse kunst (14de-18de eeuw) herbergt.

Sartène heet la plus corse des villes corses. In de negentiende eeuw hadden er de gruwelijkste vendetta’s plaats en nog steeds heeft het pittoreske middeleeuwse stadje een kwalijke reputatie. Sartène zou gecollaboreerd hebben met de Italianen tijdens de oorlog, en het stadje heeft de naam altijd een rood nest te zijn geweest. Sartène was zo communistisch dat Charles de Gaulle weigerde er één voet te zetten.

Ze moéten daar wel een en ander op hun kerfstok hebben want sinds mensenheugenis houdt men er een bizarre traditie in ere: de Catenacciu, een processie die elk jaar op Goede Vrijdag vertrekt in de kerk Sainte-Marie op de place de la Libération.

Op kop strompelt de catenacciu, de geketende. Dat is een in rood geklede boeteling met een puntig hoofddeksel dat ook het gelaat bedekt, zoals dat van de Ku-Klux-Klan. De onherkenbare penitent torst een kruis van 34 kilo op de schouder en 15 kilo ketens om zijn enkels. Net zoals Jezus Christus op zijn calvarietocht moet hij drie keer vallen, opstaan en weer doorgaan en hij prevelt aanhoudend: ‘Perdono mio Dio’.

Hoe primitief en barbaars het gebruik ook lijkt – waarschijnlijk dateert de Catenacciu uit de dertiende eeuw, toen de franciscanen op Corsica arriveerden – toch staat men te dringen om de geketende te zijn. Gegadigden solliciteren bij de pastoor van Sartène. Alleen hij kent hun naam en hij zwijgt als het graf.

Nonza, een klein dorpje op Cap Corse met zo’n tachtig inwoners, ligt op een rots die dramatisch de zee induikt, balancerend tussen hemel en aarde. Op de rots verheft een Genuese toren zich 160 meter boven de zee. De spits van de Sint-Juliekerk aan de andere kant van het dorp reikt hem naar de hals.

Nonza is een heerlijke plek om te blijven: huizen in natuursteen tegen de bergwand geplakt, ruige rotsen, dikke wolken voortgedreven door de wind en daaronder: mannen aan de pastis, een oud vrouwtje dat met een veel te volle boodschappentas naar huis sloft, kerkklokken die lijzig het uur aangeven, één herberg waar gegeten en geslapen wordt: het gezapige ritme van het dorpsleven.

Toch is Nonza niet uniek. Dorpjes van dit formaat, vaak zelfs nog veel kleiner, kom je over het hele schiereiland tegen. Ze liggen willekeurig verspreid over de bergflanken, als de penseeltrekken van een verstrooide schilder.

Castagniccia, een bosrijk gebied in het oosten van het eiland. Een mysterieuze streek met everzwijnen, wilde varkens, geiten en, wie weet, nimfen en druïden. Ooit zeer welvarend en dicht bevolkt, is het nu een van de meest verlaten regio’s van Corsica.

Duizenden hectaren ondoordringbaar kastanjewoud waarvan de kruin vaak gehuld is in nevels, omringd door schimmige heuvels en bergtoppen. Groen en vochtig zijn het de enige bossen in Corsica waar het nooit brandt.

Corte is de universiteitsstad van Corsica. In deze citadel is ook het Antropologisch Museum ondergebracht. Italiaans architect Andrea Bruno bouwde het pand deels in de grachten en deels in de oude kazerne van het fort. Het biedt nu een overzicht van Corsicaanse tradities, waarvan een groot deel alleen nog in het museum te vinden is.

De GR20 (Grande Randonnée), een wandelpad dat Corsica van noordwest naar zuidoost doorkruist, staat geboekstaafd als het mooiste maar ook het moeilijkste wandelpad van Europa. Wellicht verklaart dit ook het overdonderend succes. Een gewone sterveling doet – als hij het volhoudt – twee weken over het pad.

Ten noorden van Sartène ligt de grootste archeologische vindplaats Filitosa. Volgens archeoloog Roger Grosjean stellen de granieten menhirs Torreaanse krijgers voor die rond 1500 voor C. het eiland zouden hebben veroverd. Ze dragen zwaarden, dolken en helmen met koehoorns. Probeerden de Corsi (oorspronkelijke bewoners van het eiland) op deze manier de ziel van de vijand te bevatten, hem onschadelijk te maken? Hoopten ze hem zo in hun macht te krijgen? En wie waren die mysterieuze Torreanen die overal torens lieten bouwen?

Veel vragen omtrent Filitosa wachten nog op een antwoord. Net als over de dolmen en menhirs uit het Bronzen Tijdperk, die kriskras over de heuvels ten zuidwesten van Sartène liggen verspreid. Hoewel nauwelijks bekend buiten Corsica, ligt hier de grootste menhirgroep van het Middellandse-Zeegebied: Palaggiu, met 258 monolieten.

Landinwaarts zorgt de hoogvlakte van Levie dan weer voor verrassingen: een vestiging uit het tweede millennium v.C. in Cucuruzzu en het oudste skelet van Corsica ( La dame de Bonifacio) in het kleine museum van Levie. Deze dame, aangetroffen in de krijtrotsen van Bonifacio, is 8750 jaar oud.

Bonifacio leunt nog steeds op uitgeholde krijtrotsen, als een zwaluwnest zwevend tussen berg en dal. Een inham van 1500 m biedt beschutting aan dure jachten en dito restaurants, die de specialiteit van Bonifacio serveren: zeevruchten. Langoesten, kreeften en spinkrabben, dagelijks vers uit het water geplukt.

Het Cimetière Maritime ligt helemaal afgelegen op de westelijke uithoek van de krijtrots, letterlijk hangend boven de leegte. Dit zeekerkhof schijnt zijn doden zowel aan de hemel als aan de zee toe te vertrouwen. Het zeemanskerkhof, op de laatste meters van Corsica, omhelst ook geografisch de eindigheid. 12 km verder lonkt Sardinië. Maar dat is een heel andere wereld, zal elke Corsicaan met klem beamen.

Gastronomische charmes

Op Corsica waant elke liefhebber van authentieke smaken zich in een verloren paradijs. Langs de steile paden worden de culinaire tradities, vaak tegen alle trends en rages in, nog in ere gehouden.

Corsicanen mogen dan niet de naam hebben grote avonturiers te zijn, ze weten wel te genieten van datgene wat de zee te bieden heeft. Vis en zeevruchten vormen vooral aan de kust een belangrijk onderdeel van de maaltijd. En op alle mogelijke manieren klaargemaakt: een bouillabaisse op de wijze van Bonifacio, bijvoorbeeld.

Ook de meren leveren hun lekkernijen: L’Etang de Diane staat bekend om zijn heerlijke oesters, maar zoetwatermosselen op grootmoeders wijze zijn er ook niet te versmaden. In andere gerechten vooral in de bergen speelt de kastanje de hoofdrol: everzwijn met kastanjes, flan de châtaignes en de typische Corsicaanse ham, die zijn bijzondere smaak verkrijgt omdat de varkens grootgebracht werden met... jawel, kastanjes.

Als je de kans krijgt, moet je het stoofpotje van geit proberen, zeker als het op de traditionele manier is klaargemaakt. En... niet te vergeten: de heerlijk “geurende” geitenkaas.

Unieke rauwmelkse kaas

Vleeswaren en gezouten producten behoren tot de Corsicaanse specialiteiten die ook buiten het eiland nog wel verkrijgbaar zijn in goed gesorteerde winkels. Eén dierlijk product is echter uitsluitend op Corsica zelf te vinden: de typisch Corsicaanse brocciu, één van de verrukkelijkst geurende frisse kazen die er bestaan.

De brocciu, inmiddels beschermd door een herkomstbenaming, wordt nog bereid door een aantal kleine fokkers in Haute-Corse en Corse-du-Sud. Deze bereiding is seizoensgebonden en beperkt zich tot de melkperiode van de geiten en schapen, meestal in het begin van de zomer.

De uit wei en rauwe melk samengestelde brocciu kan vers worden gegeten of worden verwerkt in de traditionele brocciu-omelet en banketwaren als het fiadonegebakje of gevulde fritellabeignets.

Wie tijdens het productieseizoen op Corsica komt, mag zich het genot van een brocciu zeker niet ontzeggen. Verwar hem in ieder geval niet met de ricotta-achtige brousse, die meestal industrieel wordt bereid uit melkpoeder van het vasteland.

Vlees met kastanjesmaak

De smaak van Corsica schuilt ook in andere producten die al eeuwen op het eiland thuishoren. Een daarvan is de kastanje. Kastanjes komen hier al minstens sinds de 13de eeuw voor, maar worden waarschijnlijk pas sinds het begin van de 18de eeuw verhandeld.

Al lange tijd nemen kastanjes zo hun eigen plaats in de landbouw en veeteelt in en worden ze gegeten door de varkens, die na de oogst van de voor menselijke consumptie bedoelde kastanjes naar de velden worden gebracht om te ‘grazen’. Zo krijgt hun vlees een aparte geur, net zoals dat gaat met de Iberische bellotazvarkens, die met eikels worden gevoed.

Meer dan de kastanje zelf maakt kastanjemeel deel uit van de Corsicaanse culinaire tradities. Na de oogst in november worden de vruchten meerdere keren gepeld. Vervolgens worden ze in de oven gedroogd en dan tot meel vermalen. Ze komen in allerlei gerechten voor. Het bekendste is de voedzame pulenda op basis van meel, water en zout, een verwant van de Noord-Italiaanse polenta.

Zoals zo vaak in de Corsicaanse keuken zijn zulke gerechten stille getuigen van vergane tijden waarvan de smaak echter nog bewaard is gebleven dankzij de Corsicanen, die er een levenswerk van maken hun tradities in stand te houden.

Algemene informatie

Ligging
Corsica behoort tot Frankrijk en ligt in de Middellandse Zee boven Sardinië.

Klimaat
Op Corsica heerst een Middellandse-Zeeklimaat. De zomers zijn warm en droog en de winters zijn vochtig en zacht. De gemiddelde temperatuur ligt rond de 20°C.

Oppervlakte
8680 km²

Hoofdstad
Ajaccio

Belangrijkste steden
Ajaccio, Bastia, Bonifacio, Calvi, Corte

Staatsvorm
Corsica behoort tot Frankrijk, maar heeft een speciaal statuut.

Bevolkingsgroepen
Corsicanen, Fransen

Talen
Corsicaans, Frans

Godsdienst
Rooms-katholicisme

Weetjes

  • Corsica wordt in reisgidsen vaak als ‘Ile de Beauté’ omschreven, wat ‘eiland van de schoonheid’ betekent. De oude Grieken deden hen al voor door het eiland Kalliste te noemden, wat ‘de schoonste’ betekent.
  • Op de Corsicaanse vlag staat het hoofd van een Moor met hoofddoek afgebeeld. Een legende vertelt dat tijdens het Corsicaans koninkrijk een zwarte het leven van de koning redde. Als beloning beval de koning dat de “tortil” (de witte hoofddoek) vanaf dan boven de ogen van de Moor gedragen mocht worden in plaats van ze te bedekken. Dit voorval wordt gezien als de afschaffing van de slavernij. Vanaf dan wordt gezegd dat Corsica “de ogen heeft geopend”.
  • Corsica is het op drie na grootste eiland in de Middellandse Zee.
  • Ajaccio is de belangrijkste stad van het eiland en is de geboortestad van Napoléon. Je kan er nu nog steeds zijn geboortehuis in de rue Saint-Charles bezoeken.
  • Toen de beeldhouwer César voor de eerste keer voet op Corsica zette, riep hij uit: “Je zult wel gek zijn om aan de andere kant van de wereld op zoek te gaan naar iets dat wij hier binnen handbereik hebben! Hier boeit alles me.”
  • De Britse oorlogsheld Horatio Nelson verloor in 1793 op Corsica zijn oog bij de Slag om Calvi. De traditie wil dat schoolkinderen uit Calvi nog steeds elk jaar op zoek gaan naar het oog van Nelson.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content