Langs de ladder de silexmijn in. © VILLE DE MONS, FOTO S. BRISON

Bezoek aan de vuursteenmijnen van Spiennes: 2.000 jaar ouder dan de piramiden

De prehistorische vuursteenmijnen van Spiennes, nabij Bergen, behoren tot de oudste plekken door mensen gebruikt, die je nog kan bezoeken. Ze zijn 2.000 jaar ouder dan de piramiden in Egypte én ze zijn Unesco Werelderfgoed. Maar ze tonen vooral hoe slim onze voorouders waren.

Toegegeven, de vuursteenmijnen van Spiennes hebben minder sexappeal dan onze belforten of het klatergoud van de Brusselse Grote Markt. De kans dat je er toevallig voorbijwandelt of een bord aan de kant van de snelweg je erheen brengt, is dan ook erg klein. Met de auto raak je er niet bij. Die moet je achterlaten op een zielloos pleintje met een bakstenen kerk en een eenzame, eeuwenoude boom. Vandaar gaat het verder te voet door de velden. Verbazend trouwens hoe ongerept het platteland in de toch erg geïndustrialiseerde streek rond Bergen nog is.

Een kwartiertje wandelen brengt ons bij wat wellicht de meest onbekende plek is van alle erfgoed dat door de Unesco in ons land erkend is: de neolithische mijn van Spiennes. Hier ligt één van de oudste en grootste prehistorische sites van Europa – misschien zelfs van de wereld – die je ook vandaag nog kan bezoeken. Op een honderdtal hectaren hebben mensen hier 2.000 jaar lang – tussen 4350 en 2300 voor Christus – vuursteen (silex) bovengehaald, soms 15 meter diep onder de aarde. Een technisch huzarenstukje als je weet met welk primitief gereedschap ze toen werkten: houwelen van steen en van hertengewei. Spiennes bleef lange tijd buiten het gezichtsveld van het brede publiek, maar heeft nu eindelijk een gloednieuw museum, dat de naam Silex’s meekreeg.

Mijnwerkers delven naar silex, plat op hun buik.
Mijnwerkers delven naar silex, plat op hun buik.© SPM, TEKENING B. CLARYS

Kratertjes en keienvelden

Vlakbij het museum, waar het gras gemaaid is, duiken vreemde gaten op in de grond. Kleine, holle cirkels, net kratertjes, die met de tijd opgevuld zijn geraakt. Het zijn sporen van de talloze oude mijnputten, gemiddeld één om de vier meter! Wat verderop is de grond bedekt met miljoenen stukken steen – restafval van wat hier ooit werd opgegraven. De plaatsnaam verwijst er trouwens naar: Camp-à-Cayaux, Waals voor keienveld. Het uitgestrekte terrein bedolven onder stukjes silex is bovendien nog maar deels doorzocht of uitgegraven. Tal van geheimen blijven hier nog onaangeroerd. Maar van waar deze drukke mijnactiviteit en dat 2.000 jaar lang? “Omdat vuursteen van levensbelang was voor de mensen uit het neolithicum”, verduidelijkt Manuela Valentino, conservator van deze Unesco Werelderfgoedsite. Silex werd gebruikt om heel wat gereedschap en hulpmiddelen te maken: dolken, krabbers, sikkels... “Het gereedschap dat hier het vaakst werd vervaardigd – noem het gerust dé specialiteit van deze streek -, waren bijlen van gepolijste vuursteen. Ze werden gebruikt om de grond te ontginnen, maar de grootste exemplaren dienden waarschijnlijk als pronkobject.” De bijlen van Spiennes moeten trouwens een goede reputatie hebben gehad, want er zijn exemplaren gevonden tot 150 km verderop. Ze zijn bijna altijd identiek aan mekaar en met zorg gehouwen. Dat getuigt van heel veel vakmanschap. Vakmanschap dat zich ook vertaalt in de manier waarop de grondstof werd bovengehaald. De mensen hier wisten blijkbaar hoe ze de vuursteenaders in de kalkbodem vanaf de oppervlakte konden volgen tot diep in de grond.

Het nieuwe museum – een rond gebouw van staal en glas – herbergt dan ook de enige silexgroeve die nog toegankelijk is voor het publiek. Ze is een tiental meter diep. Met een helm en beschermkledij daal je af langs een ladder waar geen eind aan lijkt te komen. Onderaan de ladder beland je in een indrukwekkende zaal, die in zo helderwitte kalksteen is uitgegraven dat de wanden licht lijken te geven. “De technieken die daarbij werden gebruikt slaan ons met verstomming. Enkele pijlers op strategische plaatsen zorgden voor voldoende stabiliteit in de groeven”, legt Manuela Valentino uit. “Bij de opgravingen is geen enkel bewijs gevonden van dodelijke ongevallen. Tot nog toe werden slechts twee menselijke lichamen in de groeven gevonden en die werden er duidelijk bewust en vrijwillig neergelegd.”

Een silex bijl, klaar voor de export.
Een silex bijl, klaar voor de export.© VILLE DE MONS, OTO F. VANDERMEELEN

Vanuit de hoofdzaal vertrekken enkel smalle galerijen waar de vuursteen werd uitgehouwen. Hier werkten de mijnwerkers van het neolithicum. Ze lagen plat op hun buik op de kalksteen en haalden er stukken silex uit, die soms enkele honderden kilo’s wogen. Een karwei om u tegen te zeggen, als je weet dat ze deze klus in bijna volslagen duisternis klaarden. “Nergens werden er roetsporen gevonden, wat betekent dat er geen fakkels of lampen waren. Het enige licht was afkomstig van de smalle toegangsput. Gelukkig waren er de kalksteenwanden om het licht te weerkaatsen. Eens de mijnwerkers aan de duisternis gewend raakten, was het er niet langer helemaal donker in de groeve.” Maar toch...

Alsof het vanochtend was...

Het grootste deel van het puin en het steenafval werd niet uit de galerijen weggehaald. Het werd hooguit naar de hoofdzaal gebracht, die zich beetje bij beetje met puin vulde. Ook de pas uitgehouwen stukken silex werden daarheen gesleurd. “Daar, precies onder de lichtinval van de put, werden de stenen al gesorteerd en startte het kapwerk. Pas daarna werd alles naar boven gestuurd”, vertelt Michel Woodbury, de archeologietechnicus die opgravingen doet in een groeve vlakbij.

Op de wanden zie je hier en daar nog sporen van houweelslagen. Het lijkt alsof ze pas deze ochtend werden toegebracht en niet 6.000 jaar geleden. Archeologen vinden hier geregeld stukken kapot gereedschap die op de bodem werden achtergelaten of nog vastzitten in de kalksteen, achtergelaten door de mijnwerkers. Het zijn ontroerende en vooral zeer sprekende getuigen, want wat voor tastbaars blijft er nog over van de mensen uit de steentijd? Niet veel, eigenlijk. Opgravingen leverden enkel botten, scherven aardewerk en enkele zeldzame sieraden op, die je kan bewonderen in de kijkkasten van musea. Van hun houten bouwsels en hun pleisterwerk van leem bleef vrijwel niets bewaard. We moeten het doen met tekeningen en maquettes, met al dan niet geslaagde reconstructies en met sporen die een niet-archeoloog niet kan ontcijferen. Maar in Spiennes, op enkele kilometers van Bergen, voel je nog hun aanwezigheid. In en om de mijn lijkt hun kapwerk nog te weergalmen.

Het museum van glas en staal dat toegang geeft tot de mijn.
Het museum van glas en staal dat toegang geeft tot de mijn.© VILLE DE MONS, FOTO S. BRISON

Begin 20ste eeuw gingen archeologen heel anders te werk dan vandaag. In Spiennes werden de opgravingen uitgevoerd door arbeiders zonder enige opleiding. De archeologen beperkten zich tot het onderzoeken van de opgegraven objecten en botten. In 1919 werd een ontdekking wereldnieuws: er waren in Spiennes twee lichamen van prehistorische mijnwerkers gevonden. Wellicht raakten ze tijdens een instorting bedolven, met hun gereedschap nog in de hand. Hun skeletten werden tentoongesteld in het Brusselse Museum voor Natuurgeschiedenis en vonden zelfs hun weg naar de schoolboeken. Nieuw onderzoek in de jaren ’90 bracht echter aan het licht dat deze vondst bedrog was: de skeletten dateerden helemaal niet uit de steentijd. Ze werden opgegraven uit een middeleeuwse begraafplaats en door arbeiders in Spiennes herbegraven, zodat ze voor deze uitzonderlijke ontdekking een premie konden opstrijken.

Praktisch

  • Silex’s, Rue Point du Jour, 7032 Bergen, www.silexs.mons.be
  • Enkel mensen met een beperkte mobiliteit en bussen mogen tot bij de site rijden. Andere bezoekers moeten parkeren op de Place de l’Eglise in Spiennes en tot aan de ingang wandelen (15 minuten).
  • Maar met een beperkte mobiliteit kan je niet in de mijn afdalen. En wie aan claustrofobie lijdt of een zwak hart heeft, doet dat best evenmin, want je moet langs een ladder door een smalle koker. Slechts 5.500 mensen per jaar worden toegelaten tot de mijn. Je moet dus vooraf reserveren bij de toeristische dienst van Bergen, 085 84 68 12.
  • De Werelderfgoedsite site ligt in het natuurgebied van de Trouillevallei en is het een ideale vertrekpunt voor een bewegwijzerde natuurwandeling (route en kaart aan het onthaal). Op sommige dagen kan je archeologen ontmoeten en de nabijgelegen opgravingen bezoeken: een aanrader!

Partner Content