Sinds 2015 zijn de regels in de drie pensioenstelsels - loontrekkenden, ambtenaren en zelfstandigen - grondig gewijzigd. Niet alleen de wettelijke pensioenleeftijd werd opgetrokken, ook de minimumleeftijd om een overlevingspensioen te krijgen - het pensioen voor de langstlevende partner, gebaseerd op de tewerkstelling van de overleden huwelijkspartner -, is sindsdien opgeschoven. Wie daardoor 'te jong' is om er nog recht op te hebben, kan wel een tijdelijke overgangsuitkering krijgen.
...

Sinds 2015 zijn de regels in de drie pensioenstelsels - loontrekkenden, ambtenaren en zelfstandigen - grondig gewijzigd. Niet alleen de wettelijke pensioenleeftijd werd opgetrokken, ook de minimumleeftijd om een overlevingspensioen te krijgen - het pensioen voor de langstlevende partner, gebaseerd op de tewerkstelling van de overleden huwelijkspartner -, is sindsdien opgeschoven. Wie daardoor 'te jong' is om er nog recht op te hebben, kan wel een tijdelijke overgangsuitkering krijgen.Er werd geopperd om het overlevingspensioen ook toe te kennen aan wettelijk samenwonende partners, maar daarover wordt nog altijd gedebatteerd. Momenteel komt dus enkel de langstlevende partner bij gehuwden in aanmerking voor het overlevingspensioen. En je moet minstens één jaar getrouwd zijn om er aanspraak op te kunnen maken. Tenzij je samen een kind hebt - geboren binnen de 300 dagen na het overlijden van de partner -, er een kind was waarvoor één van beiden kinderbijslag ontving, of de partner overleden is door een ongeval of beroepsziekte.De periode van wettelijk samenwonen telt wél mee om te kijken of de voorwaarde van één jaar huwelijk vervuld is: woonde je namelijk vlak voor het huwelijk wettelijk samen, en bedraagt de som van deze aaneensluitende perioden van wettelijke samenwoonst en huwelijk 12 maanden, dan is aan die voorwaarde voldaan.Vroeger kon je een overlevingspensioen krijgen als je zelf minstens 45 jaar was op het moment dat je partner overleed. Sinds 2015 schuift de minimumleeftijd geleidelijk op. Voor 2017 ligt de grens op 46 jaar (zie tabel hiernaast). Wie al een overlevingspensioen ontving op basis van de vroegere wetgeving (overlijdens van voor 31 december 2014) blijft dat recht behouden.Ben je jonger dan de minimumleeftijd, dan krijg je geen overlevingspensioen, maar eventueel wel een overgangsuitkering als je voldoet aan de huwelijksvoorwaarde. Was je minder dan één jaar gehuwd, dan krijg je dus evenmin een overgangsuitkering, tenzij je kind(eren) ten laste hebt.Als je als overlevende partner te jong bent voor een overlevingspensioen, dan kan je een uitkering krijgen gedurende 12 maanden als je geen kinderen ten laste hebt of 24 maanden met kinderlast. Die overgangsuitkering wordt - bijna net als het overlevingspensioen - berekend op basis van de loopbaan van de overleden partner.Bedoeling van deze maatregel is jonge weduwen en weduwnaars (terug) naar werk te leiden en zo zelf pensioenrechten op te bouwen. Na die periode van 12 of 24 maanden met een overgangsuitkering (betaald door de pensioendienst), is er geen vangnet meer en moet je zelf terug aan het werk. Vind je na die 12 of 24 maanden geen werk, dan kom je automatisch in aanmerking voor een werkloosheidsuitkering, zonder wachtperiode.Je hebt wel recht op een overlevingspensioen zodra je zelf de wettelijke pensioenleeftijd bereikt of vanaf het moment dat je vervroegd met pensioen kan.Kom je in aanmerking voor een overlevingspensioen, dan hangt het bedrag af van het statuut dat je overleden partner had. Was hij/zij al met pensioen, dan krijg je het bedrag dat je partner had als rustpensioen alleenstaande of 80% van het rustpensioen gezin. Was hij/zij nog niet met pensioen, dan wordt het overlevingspensioen berekend als een rustpensioen. Daar worden wel een aantal correcties op toegepast, omdat er anders een te grote ongelijkheid zou zijn tussen mensen die hun partner vroeg verliezen en zij die hun partner later verliezen. Die berekening geldt voor loontrekkenden en zelfstandigen. Voor ambtenaren is de berekening anders, want voor hen bestaat er niet zoiets als een gezinspensioen.Voor de berekening van de overgangsuitkering maakt het geen verschil uit of de overleden partner al met pensioen was of niet.Voldoe je aan de voorwaarden voor het overlevingspensioen, dan mag je zelf nog werken, maar het loon dat je mag verdienen is begrensd. Hoeveel je mag verdienen hangt af van jouw gezinssituatie: heb je nog kinderen ten laste, dan ligt het bedrag hoger dan wanneer die er niet zijn.Krijg je een overgangsuitkering, dan mag je die onbeperkt cumuleren met je loon.Geniet je op het moment dat je een overlevingspensioen uitbetaald krijgt al van een andere uitkering - ziekte- of invaliditeitsuitkering, werkloosheidsuitkering, SWT (vroeger brugpensioen), uitkering loopbaanonderbreking of tijdskrediet - dan mag je beide gedurende 12 (al dan niet opeenvolgende) maanden cumuleren. Het bedrag van je overlevingspensioen zal wel worden beperkt tot ? 8.255,44 per jaar. Na die 12 maanden moet je kiezen: ofwel een overlevingspensioen, ofwel de sociale uitkering. Maar om te kunnen cumuleren mag je zelf nog geen rustpensioen ontvangen.Krijg je een overgangsuitkering, dan mag je die tijdens de hele duur (12 of 24 maanden) cumuleren met een andere uitkering. Het bedrag van je overgangsuitkering wordt dan ook niet beperkt. Ambtenaren kunnen het overlevingspensioen ook cumuleren met een pensioen wegens lichamelijke ongeschiktheid.Was je overleden partner al met pensioen, dan moet je het overlevingspensioen niet zelf aanvragen. Was dat niet het geval, dan moet je een aanvraag indienen bij de Federale Pensioendienst of een Pensioenpunt, of via www.pensioendienst.fgov.be. Je kan ook online een aanvraag doen via www.pensioen-aanvraag.be. Je aanvraag voor een overlevingspensioen geldt als aanvraag voor een overgangsuitkering.De pensioendienst hanteert daarbij een polyvalente aanvraag: bij elke pensioenaanvraag wordt automatisch het recht op andere soorten pensioen en in de andere pensioenregelingen (zelfstandigen, ambtenaren, loontrekkenden) onderzocht.1765. Op dit nummer kan je terecht met al je vragen voor zowel de Federale Pensioendienst (loontrekkenden en ambtenaren) als de RSVZ (zelfstandigen). Hou je rijksregister-nummer bij de hand.Pensioenpunt. Had je overleden huwelijkspartner een gemengde loopbaan, dan kan je terecht bij een Pensioenpunt, waar je op één en dezelfde plek experts van de drie pensioendiensten aantreft. Een Pensioenpunt in je buurt vind je op www.pensioendienst.fgov.be Zitdagen in je gemeente. Ongeveer de helft van de Belgische gemeenten organiseert zitdagen van de pensioendienst, waar je terecht kan met je vragen en papierwinkel.Zitdagen in de gewestelijke kantoren. De pensioendienst organiseert zelf zitdagen in 15 gewestelijke kantoren. Kijk op www.pensioenzitdagen.be