© getty images

Sociale media: trap niet in de val

Wat mag je wel en niet posten op sociale media? Hoe vermijd je problemen? En wat kan je doen wanneer iemand, zonder jouw toestemming, informatie over of beelden van jou verspreidt?

Uitlatingen op sociale media kunnen verstrekkende gevolgen hebben, privé én op het werk. Ook foto’s kunnen voor polemiek zorgen. Op het internet verspreidt alles zich als een lopend vuurtje, maar anders dan vaak gedacht is het niet het Wilde Westen. Er gelden wel degelijk wetten.

Op het werk

Door het internet is de scheiding tussen privé en werk vervaagd. Wat je online vertelt, kan dus gevolgen hebben voor je loopbaan. “Kijk uit met wat je post op sociale media”, benadrukt Hervé, die door zijn werkgever op het matje werd geroepen. “Ik was het niet eens met recente beslissingen van het bedrijf en had in een opwelling cynische berichten en een karikatuur van een ezel op Facebook gepost. Het bleef gelukkig bij een berisping. Voor iedereen geldt het recht op vrije meningsuiting, maar als werknemer heb je tegenover je werkgever ook een plicht van loyaliteit, terughoudendheid en discretie.”

Werkgevers durven de privé-Facebookaccount van een werknemer te gebruiken om een ontslag te rechtvaardigen. Het aantal werknemers dat aan de deur werd gezet na scherpe kritiek op het bedrijf, valt haast niet meer te tellen. Soms volstaat een screenshot. Reageren met ‘ik kots van dit bedrijf’ op de Facebooktijdlijn van een collega die net werd ontslagen, volstaat al om zelf je C4 te krijgen, zeker als je al eerder uit de bocht ging.

De like te veel. Een Brusselse boekhouder zag zijn ontslag om dringende reden bevestigd voor het Arbeidshof nadat hij een Facebookbericht met racistische inslag had geliket. Hij was al een paar keer tot de orde geroepen. Meester Englebert, advocaat gespecialiseerd in mediarecht: “Met sociale media ken je nooit de reikwijdte van je woorden. Het is veel publieker dan je denkt.” Dat de account van de boekhouder enkel zichtbaar was voor zijn ‘vrienden’ deed er niet toe. Sommige van die vrienden waren ook collega’s.

“Door hun spontane karakter hebben boodschappen op sociale media soms veel weg van mondelinge discussies”, klinkt het bij Securex. “Daardoor durven we ons al eens ongenuanceerd uit te laten. En het is niet altijd makkelijk om te bepalen of iemand die commentaar post de bedoeling had die openbaar te maken. Bij een conflict maakt de rechtbank een grondige analyse van de omstandigheden alvorens een uitspraak te doen: hoe openbaar is de commentaar, welke functie heeft de werknemer, hoe is het sociale klimaat in het bedrijf, hoe agressief of beledigend is de commentaar...? Maar rechters blijken almaar minder vatbaar voor het argument dat de betrokkene niet beseft hoe openbaar sociale netwerken wel zijn.”

Wie op sociale media scherpe kritiek uit tegen het bedrijf waar hij/zij werkt, riskeert ontslag.

Aangescherpte parameters. Reageer dus nooit in het heetst van de strijd en post geen berichten tijdens je werkuren. Scherp de vertrouwelijkheidsinstellingen van je account aan, zodat die niet als ‘publieke ruimte’ kan worden beschouwd. Maak posts enkel zichtbaar voor je ‘vrienden’ en sluit ‘vrienden uit de werksfeer’ uit.

In je privéleven

Niet alleen de relatie met je werkgever kan door sociale media ernstig onder druk komen te staan. Denk maar aan onderwerpen die gevoelig liggen, zoals vaccinatieplicht of politiek. Je windt je op en hop, het loopt uit de hand: je gooit boze, zelfs hatelijke commentaar op het internet. Wat riskeer je? Krachtens artikel 150 van de grondwet bega je in een drukpersmisdrijf, althans in theorie. Dat valt onder de bevoegdheid van het hof van assisen, de volksjury dus! In de praktijk komt zoiets haast nooit voor, het is een logge procedure. Maar op elke regel bestaan uitzonderingen: in de lente van vorig jaar belandde een Luikenaar wel degelijk voor het hof van assisen omdat hij zich op Facebook hatelijk en bedreigend had uitgelaten ten aanzien van vrouwen.

Slachtoffer. Toch zegt haast een op de twee internetgebruikers al het slachtoffer te zijn geweest van online haatberichten. Vaak blokkeren ze dan de auteur. Slechts 20% meldt de problematische content aan het desbetreffende platform. En er wordt maar heel zelden klacht ingediend. In de praktijk blijven haatberichten dus vaak onbestraft. Sinds enkele jaren zijn drukpers- misdrijven ingegeven door racisme of xenofobie wel onttrokken aan de bevoegdheid van assisen: ze komen nu voor de correctionele rechtbank.

Verantwoordelijkheid. En wat als je haatcommentaar van iemand anders onder een bericht op jouw Facebooktijdlijn laat staan? Ook dan kan jij verantwoordelijk worden geacht. Zo veroordeelde de rechtbank van eerste aanleg van Brussel een aantal mensen tot een schadevergoeding aan politieagenten wegens ‘aanranding van de eer’. Ze hadden commentaar laten staan bij foto’s van agenten in functie. En in 2021 achtte het Europees Hof voor de Rechten van de Mens een verkiezingskandidaat, die reacties had getolereerd waarin één bevolkingsgroep werd geassocieerd met criminaliteit en onveiligheid, verantwoordelijk voor deze commentaar omdat hij ze niet van zijn Facebookpagina had verwijderd.

Dashcambeelden online gooien is een inbreuk op de wet op de privacy.
Dashcambeelden online gooien is een inbreuk op de wet op de privacy.© getty images

Portretrecht

Ook onschuldige foto’s kunnen gevolgen hebben. “De regelgeving aangaande het recht op afbeelding mag in België dan onvolledig zijn, het recht wordt wel unaniem erkend door de rechtspraak en rechtsleer”, zegt Marc Isgour, advocaat gespecialiseerd in mediarecht. Het portretrecht vloeit immers voort uit de regelgeving ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer en uit artikel XI. 174 van het wetboek economisch recht.

Dubbele toestemming. Wanneer je een foto van iemand maakt, moet je in principe toestemming vragen. En wil je die foto op het internet, sociale media of in een krant zetten, dan moet je in theorie nóg een keer toestemming vragen. Het is dus niet omdat iemand ermee instemt gefotografeerd of gefilmd te worden, dat hij/zij ermee instemt dat die beelden worden gepubliceerd.

Zelfs op het internet zijn foto’s en video’s onderworpen aan de toestemming van wie erop staat. Het klopt dus niet dat wanneer je content post op het internet, Instagram, Twitter of Facebook, dat platform automatisch de rechten verwerft. De Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG, in het Engels GDPR) van de Europese Unie is op dat punt glashelder: beelden zijn bijzondere persoonsgegevens, die onder meer worden beschermd door de wet op het auteursrecht en naburige rechten én door de wet op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

Zijn er uitzonderingen?

Wie een foto van jou wil gebruiken, moet dus toestemming vragen, schriftelijk of mondeling. Toch bestaat er zoiets als stilzwijgende toestemming, op basis van de houding van de persoon op de foto. Als je voor de lens poseert, kan je moeilijk staande houden dat het om een gestolen beeld gaat.

Er zijn ook gevallen waarin toestemming niet nodig is. Zo gaat men ervan uit dat als je je op een openbare plaats bevindt (drukke straat, festival, menigte) je er stilzwijgend mee instemt dat je zonder voorafgaande toestemming wordt gefotografeerd. De FOD Economie stelt: ‘Enkel personen van wie de afbeelding kan worden herkend door andere personen en die voldoende kunnen worden geïndividualiseerd door weergave van hun gezicht, kleding, enz., kunnen zich hun hele leven beroepen op hun recht op afbeelding.’

Anders gezegd: je mag zonder toestemming een foto nemen van een menigte, maar niet van één iemand in het bijzonder. Een beeld van de dijk in Oostende met wandelaars is geen inbreuk op de privacy. Een close-up van één persoon op die dijk valt niet onder het vermoeden van toestemming.

Publieke personen. Nog een belangrijke uitzondering zijn mensen die, zelfs tijdelijk, een publiek leven leiden. Een minister, een lokale charmezanger,... In hun geval wordt de toestemming tot publicatie vermoed, voor zover de beelden werden gemaakt tijdens de uitoefening van hun publieke activiteit, niet in de privésfeer. De beelden mogen echter niet worden gebruikt voor commerciële doeleinden.

En na een overlijden? Het recht op afbeelding behoort nog 25 jaar lang toe aan de erfgenamen van de persoon die op de beelden te zien is. Na een overlijden moet je dus hun toestemming vragen.

Mag ik foto’s van mijn kleinkinderen posten?

In theorie worden kinderen beschouwd als juridisch onbekwaam. Ze kunnen dus niet zelf hun toestemming geven, het zijn de ouders (of de wettelijke voogd) die akkoord moeten gaan. Voorts vindt men dat tieners vanaf 12-14 jaar – d.w.z. eenmaal ze ‘de jaren van onderscheid’ hebben bereikt – eigenlijk toestemming moeten geven voor het verspreiden van hun foto. Al spreekt het voor zich dat een dergelijke toestemming niet hoeft wanneer er een goede band is tussen de generaties van een familie.

Wat als je rechten worden geschonden?

Vandaag lopen we allemaal het risico dat er buiten ons medeweten beelden van ons op het internet of op sociale media belanden. Wat kan je doen als je dat niet fijn vindt? Veel hangt af van de omstandigheden. Circuleert er een oude klasfoto waarop ook jij te zien bent, dan is het alsof jij (of je ouders destijds) daar stilzwijgend mee hebt ingestemd. Je kan diegene die de foto heeft verspreid dus niet verplichten om die te verwijderen. Publiceert iemand daarentegen zonder toestemming een foto van jou die is bijgesneden tot een close-up, neem dan in eerste instantie rechtstreeks contact op met de betrokkene en verzoek hem/haar de foto te verwijderen. Je kan ook rechtstreeks aan Facebook of Instagram vragen om die te verwijderen via ‘een privacyschending rapporteren’.

Voor je een foto van iemand online gooit, heb je zijn of haar toestemming nodig!

Levert dat allemaal niets op, dan kan je naar de rechtbank stappen en een advocaat inschakelen. Maar zoals Marc Isgour aanstipt, zijn rechtszaken wegens schending van het portretrecht zeldzaam. Een rechtszaak aanspannen blijft duur en de kost staat niet in verhouding tot wat je als slachtoffer als schadevergoeding kan bekomen als je gelijk krijgt van de rechtbank.” Tot nu toe gaat het meestal om symbolische bedragen. We zijn hier niet in Amerika.

Het recht in handen nemen door beelden te verspreiden

“Ik was het spuugzat en liep over van frustratie. En dus heb ik videobewakingsbeelden van de dieven verspreid”, klaagt een handelaar. Een aanpak die in opmars is. Volgens een zelfstandigenorganisatie zou ongeveer een op de vijf handelaars al foto’s of filmpjes hebben gedeeld van criminele feiten die zich in hun zaak hebben afgespeeld. Ze doen dat via aanplakbiljetten, YouTube of op sociale media. En ook almaar meer particulieren posten na een woninginbraak beelden die door hun bewakingscamera’s werden geschoten. Is zoiets legaal? Neen, dat is het niet.

Technisch gezien kunnen inbrekers, die dan ‘slachtoffer’ worden, klacht indienen wegens schending van het vermoeden van onschuld en schending van hun portretrecht. In de praktijk is het in ons land niet erg interessant om klacht in te dienen wegens schending van het recht op afbeelding, omdat het bedrag van de toegekende schadevergoeding niet erg hoog ligt. Vincent Cassiers, professor intellectuele rechten aan de UCL, tempert niettemin deze relatieve straffeloosheid: Het is minder bekend, maar aangezien beeldmateriaal vrijelijk over de hele wereld kan circuleren, kan het voor benadeelden bijvoorbeeld een optie zijn om klacht in te dienen in Frankrijk, waar schadevergoedingen wel kunnen oplopen tot vele duizenden euro’s.”

Kijk uit voor wraak. De diverse parketten in ons land wijzen erop dat het op eigen houtje verspreiden van bewakingsbeelden nóg een risico van formaat inhoudt: wraak op de persoon die de beelden heeft gedeeld. Er zijn dus niet veel legale oplossingen, tenzij het beeldmateriaal overmaken aan de politie en die haar werk laten doen.

Dashcams. Hetzelfde geldt voor dashcambeelden. Die kleine camera op de voorruit of het dashboard van je auto filmt de hele tijd de weg wanneer je rijdt en kan visueel bewijs leveren bij een ongeluk of een ander voorval. Alleen gebruiken sommigen het beeld- materiaal ook om het gedrag van andere autobestuurders te hekelen wanneer zij dat onverantwoord vinden.

In dat geval geldt dezelfde logica: als je dergelijke beelden verspreidt, pleeg je een inbreuk op de wet tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer. “Een dashcam kan uitermate nuttig zijn bij een ongeluk of een ander voorval, omdat de opnames kunnen dienen als bewijs voor een rechtbank”, geeft Touring mee. “Maar dat neemt niet weg dat je ook hier de privacyregels strikt moet naleven.” Doe je dat niet, dan kan zoiets als een boemerang in je gezicht terugkomen.

Wraakporno

Niet alle schadevergoedingen zijn symbolisch als het over het recht op afbeelding gaat. Sinds de wet van 4 mei 2020 ter bestrijding van de niet-consensuele verspreiding van seksueel getinte beelden en opnames, staan er zwaardere straffen op wraakporno. Wie er zich schuldig aan maakt, riskeert vandaag een gevangenisstraf van zes maanden tot vijf jaar (en tot 10 jaar als de gefotografeerde jonger is dan 18) plus een geldboete van 200 tot 15.000 euro. Daarnaast moet de morele schade worden vergoed.

Ben je het slachtoffer van revenge porn, neem dan meteen contact op met het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen (igvm-iefh.belgium.be). Daar vind je ook een handleiding die vertelt wat je moet doen en hoe je verdere verspreiding van de beelden kan tegengaan. Dien vervolgens zeker klacht in bij de politie en hou zoveel mogelijk bewijsstukken bij om de dader te ontmaskeren: screenshots, berichten, enz.

Partner Content