© FOTO'S GETTY IMAGES

Langer leven, een financiële uitdaging

Mensen leven vandaag steeds langer. Dat is goed nieuws. Maar het stelt ook nieuwe uitdagingen aan hoe we ons leven en onze samenleving inrichten. Langer werken en een eigen pensioenspaarpotje aanleggen is de richting waarin vandaag vooral wordt gedacht. Een nieuw loopbaanmodel is nog zo’n mogelijke piste.

Hoe behoud je je levensstandaard als je langer zal leven. Het is de cruciale vraag van deze tijd en de rode draad doorheen de pensioenhervormingen van de voorbije twee – en wellicht ook de komende – regeringen. Die vraag wordt ook gesteld in de landen die ons omringen. Je kan drie oplossingen naar voor schuiven voor het ‘probleem’ van langer leven en de impact ervan op de samenleving. Eén: je verlaagt het bedrag van het wettelijk pensioen. Twee: je heft meer belastingen. En drie: we gaan allemaal langer werken en houden op die manier het stelsel betaalbaar. Ons land heeft uitdrukkelijk voor de laatste oplossing gekozen. Maar dat we ook zelf stappen zullen moeten ondernemen om onze oude dag te financieren, dat is zeker. Kantar TNS peilde, op vraag van Roularta Media, bij een representatief bevolkingsstaal van 1.001 mensen van 25+ naar hun mening over langer leven en langer werken.

Minder (hard) werken voor een lager loon?

Als je langer moet werken, is het belangrijk dat je het volhoudt, fysiek en mentaal. Niet voor niets neemt het aantal burn-outs jaar na jaar toe. Is het dan geen goed idee om tegen het einde van je carrière wat minder hard te werken? Daarom niet per se deeltijds, maar misschien een job met minder verantwoordelijkheid, minder kopzorgen, minder eisen. Kortom: minder stress. Volgt uiteraard meteen de bedenking: als je minder hard werkt of een lichtere functie aanvaardt, ga je dan ook minder verdienen. En wil je dat wel?

Op de vraag: ‘Zou je bereid zijn om naar het einde van je loopbaan minder of minder intensief te werken tegen een lager loon?’ antwoordde 11% van de deelnemers aan de peiling dat hij/zij er wel iets in ziet. Eén derde ziet dat echter absoluut niet zitten. Dat is veel.

Uiteraard is loonverlies niet voor iedereen evident. Bovendien is het zo dat pakweg de laatste 10 jaar van de loopbaan voor veel mensen een periode is dat hun kinderen op eigen benen staan en ze zelf nog behoorlijk wat kunnen sparen. Maar moeten we dan meteen het kind met het badwater weggooien? We leggen de bedenking voor aan Brigitte Ballings, demotie-experte, transitie- en veerkrachtcoach en auteur van het boek ‘Een stap terug? Ik denk er niet aan’, over demotie en remotie, een nieuwe start en meer geluk op het werk.

Geld, een groot taboe

“We stuiten daar meteen op een eerste taboe: geld”, stelt Brigitte Ballings vast. “Daar praten mensen niet zo gemakkelijk over. Toch is het heel belangrijk om je de vraag te stellen: hoe sta ik hiertegenover, en vooral: hoeveel is genoeg? Het is een van de dingen die ik doe als coach: de angst over het financiële proberen weg te nemen door de zaken te objectiveren. Hoeveel heb je vandaag? Wat denk je nodig te hebben? Kan het echt niet met minder? Welke luxe wil je niet opgeven? Wat is het worstcasescenario? Dat helpt mensen meestal al een hele stap vooruit. Maar je kan natuurlijk nooit de rekening van iemand anders maken. Iedereen is anders. En niemand weet wat morgen brengt. Demotie of een stap terugzetten heeft veel te maken met het opgeven van zekerheden. Het financiële is er daar één van. De vijftigers en zestigers van vandaag zijn ook vaak erg risicoavers opgevoed. Sparen voor later en voorzichtig zijn, het zit er werkelijk ingebakken! Vandaag hard werken om later te profiteren. En later, dat is dan het pensioen. Dán zal je kunnen genieten, dan zal er evenwicht in je bestaan komen. Maar waarom zou je dat vandaag al niet proberen? Ik spreek uit ervaring. Mijn eigen demotieparcours heeft me geleerd, dat als je vandaag dat evenwicht vindt, ook al werk je nog, je dan veel langer dynamisch kan zijn.”

Gouden kooi

Zitten we niet te veel in een gouden kooi? “Inderdaad”, beaamt Brigitte Ballings. “Onze anciënniteit beschermt ons, maar zet tegelijk een rem op onze arbeidsmobiliteit. Ook hier gaat het om het opgeven van zekerheden, zoals je opzeggingstermijn die intussen behoorlijk lang is geworden, maar ook vaak van een aantal statussymbolen. Denk maar aan je salariswagen en je voorbehouden parkeerplaats, het feit dat je goedkoop kan lunchen in het bedrijfsrestaurant,... Toch kan die gouden kooi op een bepaald moment zijn goudglans verliezen, dat was voor mij zeker zo.”

“Wat voor mij ook heel moeilijk lag, was aan mijn eigen team, maar vooral aan mijn moeder, vertellen dat ik ‘ontslagen’ was uit mijn directiefunctie bij de bank en er mij een ‘lichtere’ job was voorgesteld. De volgende stap – en dat was mijn eigen beslissing – om de bank vaarwel te zeggen en het onzekere pad van de zelfstandige coaching in te slaan, heb ik pas durven zetten na haar overlijden. Dat zegt wel iets... Ik zie het ook bij anderen. De stap in het onbekende niet durven zetten, omdat je anderen niet ongerust wil maken.”

Nieuw loopbaanmodel

Toch is Brigitte Ballings ervan overtuigd dat demotie aan belang zal winnen. “De verlenging van de pensioenleeftijd maakt onze loopbanen langer. Niet iedereen zal 45 jaar lang de ene stap na de andere naar omhoog kunnen zetten op de carrièreladder. Andere loopbaanwendingen of loopbaanmodellen zullen zich aandienen. Of je best een stap terug zet in je eigen bedrijf of beter ergens anders aan de slag gaat, hangt van veel factoren af. In je eigen bedrijf moet er om te beginnen al een passende functie zijn. En je mag je ook niet gedegradeerd voelen. Want je moet je nieuwe job graag doen. Dat is een absolute must!”

Loonverlies compenseren?

Sinds 2018 kan je vanaf je 58ste voor een zachte landingsbaan kiezen. Doel: je werklast verlichten, terwijl je loonverlies (deels) wordt vergoed. Sinds begin 2019 volstaat hiervoor een individueel akkoord met je werkgever. Die zachte landingsbaan is geen vorm van tijdskrediet. Je krijgt er geen vergoeding van de RVA voor, wel van je werkgever of een sectorfonds. Tot 60 jaar wordt overstappen naar een 4/5-regeling niet gezien als lichter werk verrichten en zal dit jou geen RSZ-vrije vergoeding opleveren. Vanaf 60 jaar kan dat wel. De vergoeding is begrensd, in die zin dat je nettoloon – vergoeding inbegrepen – niet hoger mag liggen dan vroeger.

Je huis als pensioenspaarplan

De regen komt altijd harder neer op een beschadigd dak, zegt een Japanse volkswijsheid. Op kwetsbare momenten komen tegenslagen in het leven inderdaad nog harder aan. Je doet er dus goed aan je voor te bereiden op slechtere tijden. Maar je kan deze spreuk ook letterlijk nemen: heb je als gepensioneerde een eigen dak boven je hoofd, dan geniet je al van een stevige bescherming.

Een eigen huis helpt om je koopkracht op peil te houden na je pensioen. Maar hoed je voor ontwaarding. Want samen met de bewoners, veroudert ook je woning.

In Europa blijken wij Belgen op dat vlak het meest vooruitziend: ongeveer 70% van de gezinnen is eigenaar van zijn woning. En dat betekent ontegensprekelijk een financiële zekerheid voor wie met pensioen gaat. Het is niet zomaar dat vastgoed inmiddels als een deel van de vierde pensioenpijler wordt beschouwd, naast beleggingsproducten. De andere pijlers zijn het wettelijk pensioen, het aanvullend pensioen en het pensioensparen.

In ons land, waar het pensioen dat door de overheid wordt uitgekeerd nogal magertjes uitvalt – gemiddeld 1.200 euro per maand – is eigenaar van een woning zijn ongetwijfeld een van de beste strategieën om je koopkracht na je pensioen te compenseren. Geen huur moeten betalen (of niet langer een hypothecaire lening hebben lopen) is al een grote financiële zorg minder. Maar zo rooskleurig is de situatie in ons land nu ook weer niet, want het percentage huiseigenaars neemt overal af, zeker in Brussel. Daar is hun aantal gezakt naar 40%, terwijl dit 15 jaar geleden nog 60% bedroeg. “Verschillende factoren verklaren dit fenomeen”, aldus Nicolas Watillon, ondervoorzitter van het BIV, het beroepsinstituut van vastgoedmakelaars dat het beroep in België reguleert. “Jonge koppels hebben het financieel moeilijker om een eigendom te verwerven. Maar ze zijn ook professioneel mobieler, waardoor huren een evidentie wordt.”

Oud huis versus nieuw appartement

Al hebben ze dan een voordeel tegenover huurders, ook voor eigenaars die de pensioenleeftijd bereiken is het niet allemaal rozengeur en maneschijn. Want samen met de bewoners veroudert ook de woning. “Eigenaars die hun huis of villa verkopen en inruilen voor een appartement dat beter aan hun leeftijd is aangepast en makkelijker te onderhouden is, zijn geen uitzondering meer”, vervolgt Nicolas Watillon. “De belangrijke aanpassingen die ze aan hun huis of villa moeten doen om vandaag aan de normen inzake isolatie en energiezuinigheid te voldoen, baart mensen zorgen. Met als gevolg dat de verkoopprijs van hun woning niet altijd volstaat om er een modern appartement mee te kopen.” De vastgoedexpert geeft daarom deze raad mee: “Vaak wachten mensen tot het allerlaatste moment om hun woning te verkopen, wat begrijpelijk is. Maar met elk jaar dat voorbijgaat, vermindert hun eigendom in waarde. Daarom verkoop je je huis best tussen 70 en 75 jaar, voor grote zorgen roet in het eten komen gooien.”

Vier stappen richting een goed pensioen

Langer leven, een financiële uitdaging
© Getty Images/Hero Images

Zal je wettelijk pensioen volstaan om je huidige levensstandaard te behouden? Die kans is klein. HR-adviesbureau Mercer berekende dat je het equivalent van 85 netto maandsalarissen bijeen moet sparen om na je pensioen op dezelfde manier te kunnen doorgaan als toen je nog werkte. Een vermogen opbouwen voor je pensioen is dus noodzakelijk. Alles begint met een spaarpot aanleggen. Dat je daar ook fiscaal je voordeel uit kan halen, is mooi meegenomen.

1 – SPAREN

Om je pensioen op te krikken zijn er vier tips waar je aandacht aan moet besteden. Eerste tip: span het paard niet achter de wagen. “Alles begint met een comfortabele spaarpot opbouwen”, zegt Jan Van Schoors, pensioenspecialist bij BNP Paribas Fortis. Maar wat is een comfortabel spaarbedrag? 10.000euro op je spaarboekje? “Niet noodzakelijk”, antwoordt de expert. “Je moet het bedrag bijeen sparen waar je je veilig bij voelt, en dat varieert naargelang de persoon. Die spaarpot moet dienen om het hoofd te kunnen bieden aan onvoorziene problemen, zoals je auto die stuk gaat of onverwachte kosten aan je woning. Je legt dus best een spaarbuffer aan van zes maandlonen.”

2 – PENSIOENSPAREN

Tweede tip: hoe jonger je met sparen begint, hoe groter het sneeuwbaleffect. “De volgende stap is voorrang geven aan pensioensparen, idealiter voor je 55 bent”, vervolgt Jan Van Schoors. Onderschrijf je een pensioenspaarplan voor je 55 jaar wordt, dan zal je daar op 60 jaar op belast worden. De laatste jaren van dit contract (60 tot 64 jaar) zijn vrijgesteld van belastingen, terwijl je toch kan blijven genieten van het fiscale voordeel. Wat de formule van het pensioensparen interessant maakt, is dat je geniet van een belastingvoordeel van 30 of 25% op de gestorte premies. Als je voor het fiscale plafond van 980euro opteert, bedraagt je belastingvoordeel 30% of 294 euro. Stort je 1.260euro dan bedraagt je belastingvoordeel 25% of 315euro.

3 – LANGETERMIJNSPAREN

Derde tip: de deur naar de toekomst gaat open voor wie ze openduwt. “Ben je bekommerd om je toekomst, dus je pensioen, dan kijk je best ook richting langetermijnsparen”, raadt de pensioenspecialist aan. Bij langetermijnsparen kan je rekenen op een gewaarborgd rendement en een eenmalige belasting van 10%. En vooral, je geniet met deze spaarformule van een fiscaal voordeel van 30% op een aftrekbaar bedrag van maximum 2.350euro (spaarbedrag voor 2019). Met langetermijnsparen moet je starten voor je 65 jaar wordt. De looptijd bedraagt minimum 10 jaar. In theorie kan je er dus mee doorgaan tot... 99 jaar! Maar let op, de belastingaftrek van langetermijnsparen zit wel in dezelfde fiscale korf als bijvoorbeeld de hypothecaire lening. Beide aftrekken kan niet. Maar is je woning afbetaald, dan is langetermijnsparen de perfecte fiscaal aftrekbare opvolger.

4 – EEN KERN EN SATELLIETEN

Vierde tip: leg niet al je eieren in dezelfde mand. “We raden klanten aan om ook te beleggen in een vierde pensioenpijler. Via fondsen, aandelen, Tak 23-producten...”, geeft Jan Van Schoors nog mee. “Voor die portefeuille gaan we uit van een kern met daarrond satellieten. Naargelang het risicoprofiel (van defensief tot offensief) helpen we bij het kiezen van beleggingen waar je een affiniteit mee hebt. Zo zal een arts sneller geneigd zijn om een deel van zijn portefeuille te investeren in de farmasector.”

Partner Content