© Getty Images/iStockphoto

Effectieve pensioenleeftijd in België bij laagste van de Oeso-landen

De Belg gaat nog altijd relatief jong op pensioen, zo blijkt uit de statistieken voor 2016 van de Oeso, de organisatie van industriële landen. Belgische mannen gingen vorig jaar gemiddeld op 61,3 jaar op pensioen, voor vrouwen was dat zelfs 59,7 jaar. België bevindt zich hiermee in de staart van het peloton: enkel in Frankrijk, Slovakije en Luxemburg gaan mannen nog vroeger op pensioen, bij de vrouwen doet enkel Slovakije het slechter.

De wettelijke pensioenleeftijd ligt in de meeste Oeso-landen op 65 à 67 jaar, zo blijkt. Maar de effectieve leeftijd waarop men stopt met werken, verschilt sterk. België bengelt wat dat betreft dus onderaan het peloton. De Duitsers, Nederlanders en zeker de Britten werken langer, in het laatste geval zelfs tot aan de wettelijke pensioenleeftijd.

Het Oeso-gemiddelde waarop men effectief stopt met werken, bedraagt ruim 65 jaar voor mannen en zowat 63 jaar voor vrouwen. In sommige landen zoals Zuid-Korea, Mexico, Chili en Japan werken mannen gemiddeld tot na hun 70ste, maar ook in Portugal en Ierland wordt er gewerkt tot na de wettelijke pensioenleeftijd.

Dat de Belgen relatief vroeg op pensioen gaan, betekent dat ze ook erg lang van dat pensioen moeten leven. Voor vrouwen gaat het gemiddeld om meer dan 26 jaar, goed voor een tweede plaats bij de Oeso-landen, na Frankrijk (27,6 jaar). Voor mannen gaat het gemiddeld om 21,3 jaar, goed voor een vijfde plaats. Het Oeso-gemiddelde bedraagt hier respectievelijk 22 en 18 jaar, wat een pak meer is dan de 15 en 11 jaar in 1970.

Aantal wereknde 55-plussers stijgt

Het aantal 55-plussers dat aan het werk is, stijgt wel in België, zelfs meer dan het Oeso-gemiddelde. Maar bij de laaggeschoolde ouderen is er nog een probleem: de tewerkstellingsgraad in België ligt er onder de 30 procent. Bij de werkende 65-plussers bengelt België dan weer onderaan de rangschikking, met een tewerkstellingsgraad van rond de 5 procent. Ook de combinatie werk-pensioen blijkt weinig populair in ons land, met minder dan 2 procent staan we ook hier bij de laatste drie van de Oeso-zone. Het EU-gemiddelde bedraagt 6 procent.

Langer werken loont onvoldoende

Het lijkt erop dat ons pensioensysteem bovenstaande cijfers mee in de hand werkt. Zo staat België op de laatste plaats inzake financieel voordeel als men zijn pensioen met enkele jaren uitstelt na de wettelijke pensioenleeftijd. Anderzijds wordt ook vervroegd pensioen amper financieel bestraft in ons land.

Nog een cijfer dat tot nadenken stemt: de Belgische 65-plussers zijn na Hongarije het meest afhankelijk van publieke transfers. Maar liefst 84 procent van hun inkomen komt van de overheid.

De Belgische wettelijke pensioenen zijn nochtans niet bij de hoogste. Met een nettovervangingsratio (verschil tussen eerste pensioen en laatste nettoloon, red.) van zowat 66 procent, blijven we maar net boven het Oeso-gemiddelde. Die ratio geldt ook voor een gemiddeld loon; klein- en grootverdieners kunnen slechts rekenen op een vervangingsratio van respectievelijk 62 en 50 procent. Als ook het aanvullend pensioen in rekening wordt gebracht, stijgt de netto vervangingsratio tot 72,7 procent voor een gemiddeld loon, 81,3 pt voor een laag loon en 60,5 pct voor een grootverdiener.

De Oeso roept de industrielanden op om de hervormingen in het pensioenstelsel voort te zetten. Door de hervormingen uit het verleden zullen heel wat toekomstige gepensioneerden immers een lager inkomen hebben. Ze leven ook alsmaar langer en dus is het nodig -om hen een correct pensioen te kunnen geven- hen later op pensioen te sturen, aldus de organisatie van industrielanden. Ook maatregelen om ouderen aan de slag te houden, kunnen hierbij helpen. De Oeso stelt bijvoorbeeld voor om de cumul werk-pensioen te bevorderen.

Partner Content