Beslissen in naam van een ouder

Uw ouder kan niet meer zelf beslissen over zijn gezondheid of is niet meer in staat zijn goederen te beheren. Wie duidt de wet aan als vertegenwoordiger? En hoe kunt u ervan afwijken? Van zaakwaarnemer tot bewindvoerder: wie mag wat, en hoe?

Een ouder die de stap naar een rust- en verzorgingstehuis (RVT) zet, heeft makkelijk het gevoel dat iedereen nu zomaar inzage zal krijgen in zijn dossier. Om hem van het tegendeel te overtuigen, is op tijd nadenken over wat er dan moet gebeuren, onontbeerlijk.

In dit dossier staan we stil bij enkele kernbegrippen die een belangrijke rol spelen in de juridische omkadering: de familiale vertegenwoordiging, de patiëntenrechten en de Wet op de euthanasie. Dit doen we op basis van de tweedaagse opleiding over De positie en rechten van gebruikers van zorgvoorzieningen, met speciale aandacht voor de familiale vertegenwoordiging, georganiseerd door het Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen (Hogeschool Universiteit Brussel). Dit instituut (info: www.hig.be) biedt opleiding en vorming voor wie geboeid is door gezin, relaties en ouderenzorg. De bijscholing werd verzorgd door Marianne De Boodt, docente familierecht, scheidingsbemiddelaar en juridisch adviseur van Similes, een vereniging voor gezinnen van mensen met psychische problemen. Plus Magazine nam eraan deel.

Niet iedereen krijgt medische informatie

Wanneer uw ouder in een RVT wordt opgenomen zal zijn medisch dossier door verschillende handen gaan. Dat is onvermijdelijk. Maar dat hoeft niet te betekenen dat iedereen alles over hem of haar te lezen of te horen krijgt!

Gedeeld beroepsgeheim

Geneesheren, verpleegkundigen en verzorgend personeel zijn gebonden door het beroepsgeheim. Dit betekent dat zij geheimhoudingsplicht hebben over alles wat zij zien, horen, ontdekken of waarnemen over hun patiënten. Deze geheimhoudingsplicht gaat ruimer dan wat hen in vertrouwen wordt verteld. Een arts mag bijvoorbeeld ook geen feiten bekend maken die te maken hebben met het privéleven. Houdt uw vader er een minnares op na en heeft de arts daar weet van, dan mag hij dit dus niet vertellen, ook al heeft dat niets te maken met de gezondheid van uw vader.

In een RVT is er sprake van een gedeeld beroepsgeheim : de zorgverleners die rond een patiënt werken, mogen hun beroepsgeheim dus delen met elkaar. Het is goed dat uw ouder dit weet en dat hij zelfs expliciet de toestemming geeft om informatie over hem te delen.

Overigens blijft de geheimhoudingsplicht van kracht na het overlijden van de bewoner/patiënt. Als uw ouder dus niet wil dat zijn nabestaanden bepaalde privégegevens te weten komen (uw moeder wil bijvoorbeeld niet dat u weet dat zij aan een bepaalde ziekte leed), dan kan de geheimhouding volledig gewaarborgd worden. Als nabestaande krijgt u enkel inzage in het dossier als uw ouder er zich niet tegen heeft verzet en u uw vraag om informatie kunt motiveren.

Wie krijgt informatie?

Het is ook belangrijk met de bewoner te overleggen wie het meest aangewezen is om informatie over zijn gezondheid te krijgen. Beter nog, het zou goed zijn de expliciete toestemming te vragen om informatie al dan niet met bepaalde personen te delen. Meestal zijn het gezinsleden die deze functie vervullen.

Om informatie over iemand te krijgen, moeten de volgende voorwaarden voldaan zijn:

  • de informatie moet gericht op de zorg en in het belang van de patiënt zijn. Als het nichtje van uw moeder komt informeren welke ziekte uw moeder heeft, zal zij deze informatie dus niet krijgen, zelfs al stelt zij die vraag omdat ze bang is dat ze aan dezelfde ziekte lijdt.
  • de persoon die informeert, moet voldoende betrokken zijn. Bezoekt u uw vader maar één keer per jaar, dan zult u geen informatie krijgen die onder het gedeelde beroepsgeheim valt.
  • de informatie moet relevant zijn. Zo zal een voorlopig bewindvoerder die wordt aangesteld om beslissingen te nemen over de goederen, nooit medische informatie krijgen.

De vertrouwenspersoon: 1 woord, 3 betekenissen

De vertrouwenspersoon is een figuur die opduikt in meerdere wetgevingen:

  • in de Wet op de patiëntenrechten: de patiënt kan in een document een vertrouwenspersoon aanduiden die hem ondersteunt bij de uitoefening van zijn rechten. Hij kan informatie krijgen, maar geen beslissingen nemen in plaats van de patiënt.
  • in de Wet op de voorlopige bewindvoering: hier vormt de vertrouwenspersoon een brug tussen de voorlopige bewindvoerder en de betrokken persoon. Hij mag het beginverslag van de bewindvoerder inkijken, overleg plegen en klachten uiten, maar geen controle uitoefenen op de bewindvoering. Ook een medewerker van de voorziening waar de persoon verblijft, kan vertrouwenspersoon zijn.
  • in de Wet op de gedwongen opname: wie wordt opgenomen, mag een vertrouwenspersoon aanstellen. Die krijgt een afschrift van het vonnis en mag de patiënt bezoeken, maar heeft weinig bevoegdheden.

De ouder kan kiezen wie mag beslissen over gezondheid

Het is best mogelijk dat uw ouder op een dag niet meer in staat is te beslissen over zijn eigen gezondheid. Dan is het belangrijk dat hij een vertegenwoordiger heeft aangeduid die in zijn plaats vragen kan beantwoorden zoals: Voor welke behandeling kiezen we? Of Mag de huidige behandeling voortgezet worden, of niet?

Zoniet beslist de wet

In het kader van de wet die de patiëntenrechten regelt (voor de andere punten uit deze wet: zie het kadertje rechts op deze pagina) kan een patiënt zelf een vertegenwoordiger aanduiden voor het geval hij bijvoorbeeld in een coma terechtkomt of dement wordt. Het is belangrijk hier tijdig bij stil te staan, want als de patiënt zelf geen vertegenwoordiger heeft aangeduid, bepaalt de wet wie daarvoor in aanmerking komt. Meer bepaald en in deze volgorde:

1. de huwelijks- of samenwonende partner (wettelijk of feitelijk, dat maakt niet uit). De partner die officieel op hetzelfde adres woont komt in aanmerking, ook al woont hij door de opname in een RVT feitelijk niet meer samen met de betrokkene

2. de meerderjarige kinderen. Er wordt met de kinderen overleg gepleegd, maar als ze niet overeenkomen kan de geneesheer de knoop doorhakken.

3. de ouders

4. de meerderjarige broers en zussen

5. de behandelende dokter of iemand die na multidisciplinair overleg wordt aangeduid.

Hoe afwijken van de wet?

Het is best mogelijk dat uw ouder niet wenst vertegenwoordigd te worden door de persoon die de wet voorziet. Dan staat het hem volledig vrij een andere persoon of een andere volgorde aan te duiden. Dat kan belangrijk zijn in families waar onenigheid heerst of bij een tweede huwelijk/relatie. Uw ouder kan het dan bijvoorbeeld belangrijker vinden dat zijn eigen kinderen over zijn gezondheid kunnen beslissen, eerder dan een tweede partner. Hij heeft dan het recht om een andere vertegenwoordiger aan te duiden dan de wettelijke.

Uw ouder kan daartoe een document Aanwijzing van een vertegenwoordiger (*zie p. 68 ) invullen en ondertekenen. Belangrijk is, dat ook de vertegenwoordiger het document tekent.

WEETJE Uw ouder kan altijd op deze beslissing terugkomen. Ook de vertegenwoordiger kan zich bedenken.

Naast een vertegenwoordiger, die in de plaats van de patiënt kan beslissen over zijn gezondheid, kan een patiënt ook een vertrouwenspersoon aanstellen (zie kader p. 65). Dat kan een kind zijn, maar ook bijvoorbeeld een vriendin. Uiteraard kan iemand zowel vertrouwenspersoon zijn als vertegenwoordiger, maar enkel als vertegenwoordiger kan hij beslissen in de plaats van de patiënt.

WEETJE Iemand kan als vertrouwenspersoon aangeduid worden zonder dat hij dat zelf weet! Hij hoeft dus niet mee het document tot aanwijzing te ondertekenen. In dit document kan uw ouder aanduiden wat hij of zij wil dat de vertrouwenspersoon mag doen: zich informeren over de gezondheidstoestand van uw ouder, het patiëntendossier inzien, een afschrift vragen van het dossier, met de huisarts praten (maar bijvoorbeeld niet met de psychiater).

Niet voor opname in een RVT

De beslissing om al dan niet naar een RVT te gaan, kan niet genomen worden door de vertegenwoordiger (voor de gezondheidszorg), noch door de voorlopige bewindvoerder (voor de goederen – zie verder). Het is enkel de persoon zelf (in dit geval: uw ouder) die kan beslissen om naar een RVT te gaan of niet, tenzij het om een verlengd minderjarige gaat of iemand die onbekwaam verklaard is. In ons land staat de vrijheid van het individu op dat vlak hoog in het vaandel. Zo hebben mensen het recht om zorg te weigeren. Bij ons is de gedwongen opname alleen mogelijk als de patiënt lijdt aan een geestesstoornis en een gevaar betekent voor zichzelf of zijn omgeving. Wie niet meer zo goed voor zichzelf kan zorgen maar verder geen geestesstoornis of agressie vertoont, kan niet gedwongen worden naar een ziekenhuis of RVT te gaan. Enerzijds kunnen we dit als een leemte in ons recht beschouwen – omdat het soms tot schrijnende situaties leidt – maar anderzijds is het een waarborg dat iedereen zelf kan beslissen of hij verzorgd wil worden, of niet.

De Wet op de patiëntenrechten

De Wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt (Belgisch Staatsblad, 26 september 2002) bevat volgende rechten:

  • recht op kwaliteitsvolle dienstverstrekking
  • recht op vrije keuze van de beroepsbeoefenaar
  • recht op informatie om inzicht te krijgen in zijn gezondheidstoestand en de evolutie daarvan
  • recht om geen informatie te krijgen, tenzij het niet meedelen ernstig nadeel oplevert voor de patiënt of derden
  • recht op communicatie in een duidelijke taal
  • recht op een zorgvuldig bijgehouden en veilig bewaard patiëntendossier en op een afschrift van het dossier of een deel ervan
  • recht op bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer
  • recht om klacht in te dienen.

Het beheer van goederen

U kunt uw ouder ook op een heel ander vlak vertegenwoordigen, nl. voor wat betreft het beheer van zijn of haar goederen, bijvoorbeeld bij coma, hersentrauma of dementie.

Deze vertegenwoordiging gaat van de informele, feitelijke toestand van zaakwaarneming (u krijgt de bankkaart van uw ouder en haalt geld voor hem of haar af) tot de meer formele vormen: lastgeving (volmacht), het aanstellen van een gerechtelijk raadsman en/of een voorlopige bewindvoerder (door de vrederechter).

De zaakwaarnemer

Zaakwaarneming is de juridische term voor een eenvoudige daad. U doet gewoon iets in de plaats van uw ouder: geld afhalen, iets aankopen,... U hebt dan geen mandaat en juridisch blijft dit gewoon een feitelijke toestand. U kunt uw vader of moeder dan niet vertegenwoordigen bij de bank. U neemt weliswaar een aantal taken over, maar u beschermt uw ouder niet (als dat nodig zou zijn). Niets belet uw ouder om bijvoorbeeld zelf 2000 euro af te halen.

De lasthebber (gevolmachtigde)

Lastgeving (of volmacht) gaat een stap verder, maar het is ook een juridisch solidere oplossing. De ouder (als last- of volmachtgever) sluit een overeenkomst met bijvoorbeeld één van zijn kinderen (de lasthebber, gevolmachtigde of mandataris) die de macht krijgt om iets in plaats van de ouder te doen. Lastgever en lasthebber moeten bekwame personen zijn.

WEETJE In een gezin met meerdere kinderen duidt de ouder vaak één kind als lasthebber aan, maar niets belet de kinderen de rol van lasthebber om de beurt te vervullen. Het is immers een niet te onderschatten taak.

  • Als een goed huisvader. Tijdens de periode van lastgeving moet de lasthebber in principe geen verantwoording afleggen aan een rechter of aan de broers en zussen. Dat moet pas nadat de lastgever overleden is. Toch is het aan te raden een boekhouding met inkomsten en uitgaven bij te houden. Op www.similes.be vindt u een goed boekhoudkundig programma waarmee u gemakkelijk aan de slag kunt. U moet uw taak immers als een goed huisvader uitvoeren. Wie dat niet doet, kan aansprakelijk gesteld worden voor de fouten die hij gemaakt heeft. Lasthebbers die geen familie zijn, kunnen eventueel een verzekering beroepsaansprakelijkheid nemen.
  • Eventueel met notariële volmacht. Als uw ouder (de lastgever) wenst dat de lasthebber bijv. een onroerend goed kan verkopen (dus dat hij meer doet dan zuiver beheren), dan moet hij hem daartoe een notariële volmacht geven.
  • Met of zonder vergoeding. De lasthebber hoeft geen vergoeding te krijgen, maar dat kan wel. Dit zou bijvoorbeeld 3 % op de inkomsten van de lastgever kunnen zijn, naar analogie met de voorlopige bewindvoerder. Met inkomsten wordt hier de regelmatige inkomsten bedoeld: pensioen, inkomen uit kapitaal,... Een eenmalig inkomen zoals een erfenis, is dat niet.

De gerechtelijke raadsman

Naast de zaakwaarneming en de lastgeving, zijn er bijzondere gerechtelijke oplossingen. Dat zijn onder meer: het aanstellen van een gerechtelijk raadsman en/of van een voorlopig bewindvoerder.

  • Spilzucht. Het aanstellen van een gerechtelijk raadsman is bedoeld voor mensen die – bijv. door een geestelijke stoornis – geld verspillen. Het is echter niet mogelijk voor bejaarde personen die alleen maar beschikken over een verminderde bekwaamheid om hun goederen te beheren.
  • Initiatief. De echtgenoot of een bloedverwant neemt het initiatief (een vriend kan niet de eerste stap zetten). De aanvraag gebeurt met een eenzijdig verzoekschrift aan de rechtbank van eerste aanleg. De benoeming van de raadsman wordt gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.
  • Bijstand. De raadsman (een kind, een vriend, een advocaat) zal de persoon bijstaan in geldzaken. Let wel, het gaat hier om de bescherming van het kapitaal, niet van de inkomsten: de persoon beslist nog altijd zelf over zijn pensioen of uitkeringen. Hij blijft ook zelf beslissen over alles wat zijn persoon aangaat (bijv. of hij naar een RVT wil gaan, of niet).
  • Relatieve nietigheid. Enkel de beschermde persoon kan de nietigheid van een overeenkomst inroepen! Stel dat uw vader een dure Mercedes koopt terwijl hij een gerechtelijk raadsman heeft, dan kan hij nadien probleemloos de nietigheid van de koop inroepen. De garagehouder had maar moeten nakijken of de persoon aan wie hij de auto verkocht geen raadsman of bewindvoerder had (via www.staatsblad.be).

De voorlopige bewindvoerder

Als uw ouder geheel of gedeeltelijk, tijdelijk of definitief, wegens zijn gezondheidstoestand niet in staat is zijn goederen te beheren, kan een voorlopig bewindvoerder aangesteld worden. Het kan zijn dat uw ouder aan dementie lijdt (louter beperkt geheugenverlies is onvoldoende) of dat zijn fysieke gezondheidstoestand (bijv. een totale verlamming) hem belet zijn vermogen te beheren. Door de aanstelling van de bewindvoerder wordt uw ouder onbekwaam. Hij kan zelf geen contracten meer ondertekenen. Een voorlopig bewindvoerder kan dus verder gaan dan een gerechtelijk raadsman. Hij neemt echter geen beslissingen op het vlak van de gezondheid. Zo beslist uw ouder zelf of hij naar een RVT wil of niet.

  • Initiatief. Het voorlopig bewind start altijd met een verzoekschrift aan de vrederechter van de verblijfplaats van de betrokken persoon. Dit is de plaats waar hij (de ouder) gewoonlijk verblijft. Is hij permanent opgenomen in een RVT, dan is dit zijn gewoonlijke verblijfplaats. Hier kan het initiatief door elke belanghebbende worden genomen (ook bijv. een buurman). Personeelsleden of beheerders van de voorziening mogen geen bewindvoerder zijn en het is de vrederechter die uiteindelijk beslist wie het wordt (partner, kind, familielid, een advocaat). Ook hier is er publicatie in het Belgisch Staatsblad.
  • Een goed huisvader. De bewindvoerder beheert het vermogen als een goed huisvader. Voor sommige handelingen heeft hij de machtiging van de vrederechter nodig. Zo kan hij geen testament maken of een schenking doen. Is uw ouder nog wilsbekwaam, dan kan hij dit zelf doen, maar ook hij moet een machtiging hebben van de vrederechter.
  • Controle. Anders dan bij de lastgeving moet de voorlopige bewindvoerder wél verantwoording afleggen. Hij maakt jaarlijks een verslag voor de vrederechter. De eventuele vertrouwenspersoon krijgt er een kopie van.
  • Boven de lastgeving. Het voorlopige bewind gaat boven de lastgeving. De lastgevingsovereenkomst vervalt wanneer er een voorlopig bewindvoerder wordt aangesteld.

De Wet op de euthanasie

We horen vaak de uitspraak: “Als ik ooit dement zou worden, dan mogen mijn familieleden mij laten inslapen”. Dat is echter niet mogelijk binnen het huidige juridische kader.

De Wet op de euthanasie vereist dat een persoon op het moment dat hij euthanasie vraagt bewust is en dat vrijwillig doet. Er moet een aanhoudend en ondraaglijk psychisch of fysiek lijden zijn, wat niet betekent dat hij zich in een terminale fase moet bevinden. Als deze voorwaarden voldaan zijn en ook aan de formele vereisten (2 artsen moeten hun toestemming geven), dan kan euthanasie plaatsvinden. Dat moet dan wel onmiddellijk gebeuren. Euthanasie bestellen voor de toekomst, kan niet.

De enige uitzondering hierop is de toestand van onomkeerbare coma. Een wilsverklaring waarin staat dat een persoon euthanasie wenst wanneer hij zich in een toestand van onomkeerbare coma bevindt, is dus wél mogelijk. Zij is 5 jaar geldig en moet dan – bewust en vrijwillig- hernieuwd worden. Dementie is echter geen onomkeerbare coma en valt dus buiten het juridische kader om euthanasie op termijn te kunnen vragen.

(*) De nodige documenten vindt u op www.health.belgium.be of via het Contact Center: tel. 02 524 97 97.

Het Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen (Huart Hamoirlaan 136, 1030 Brussel) houdt opendeurdagen op 30 april (9-13 uur) en 24 juni (13-18 uur). Info: 02 240 68 40 en www.hig.be

Partner Content