© belga

Belastingaangifte 2019: meer vrijgestelde inkomsten

Voor je de zomer 2019 ingaat, moet je nog een belangrijke burgerplicht vervullen: je inkomsten van 2018 aangeven aan de fiscus.

Je belastingaangifte kan je nog altijd op papier doen – je brief moet dan ten laatste op 28 juni 2019 bij de fiscus zijn. Maar almaar meer mensen doen het digitaal en dan heb je tot 11 juli 2019. Vult jouw boekhouder de aangifte in, dan heeft die tijd tot 24 oktober 2019. Zo’n 40% van de belastingplichtigen krijgt een vooraf ingevulde aangifte, die ze zelfs niet moeten bevestigen, maar wel best controleren of alle gegevens kloppen. Om je aangifte 2019 correct in te vullen heb je een aantal cijfers en grensbedragen nodig. Die vind je in de tabellen bij dit artikel.

Belastingtarief aangifte 2019

Belastingaangifte 2019: meer vrijgestelde inkomsten

Taxshift

Het inkomstenjaar 2018 was het derde van de vier jaar waarover de taxshift van de regering Michel I gefaseerd wordt uitgesmeerd. Op 1 januari 2019 zijn de nettolonen voor de laatste keer gestegen in het kader van die taxshift. De bedoeling is de lasten op arbeid te verschuiven naar andere lasten, zoals hogere accijnzen op diesel, tabak en alcohol, een verhoging van het standaardtarief van de roerende voorheffing tot 30%, duurdere elektriciteit door de afschaffing van het verlaagde btw-tarief... In combinatie met een aantal lastenverlagingen voor de werkgevers, wil de regering zo de hoge loonkost in België drukken.

De taxshift werd gerealiseerd door een verhoging van de forfaitaire beroepskosten, een herschikking van de belastingschalen en een uitbreiding van de belastingvrije som. De nettolonen gaan er dus op vooruit, waarbij voorrang wordt gegeven aan de lagere inkomens. Globaal is het nettoloon van een loontrekkende met een bruto maandloon van 2.000 euro er op vier jaar met 11,66% op vooruit gegaan (van 1.444 euro naar 1.612 euro), en dat van een loontrekkende met een bruto maandloon van 5.000 euro met 4,79% (van 2.676 euro naar 2.804 euro) (bron: SD Worx).

Het lijkt een goednieuwsshow met die stijgende nettolonen. En de doelstelling van het doen dalen van de loonkost wordt wellicht effectief bereikt. Maar of de betrokken werknemers en gepensioneerden er uiteindelijk echt op vooruit gaan, is een andere vraag. Vanuit een breder perspectief draaien zij immers ook op voor de compenserende maatregelen. En kosten een aantal andere beleidsmaatregelen, zoals het hogere inschrijvingsgeld aan de universiteit, de twee indexsprongen, enz., ook geld.

Het bedrag waarop je geen belasting betaalt

Op de eerste schijf van je inkomen betaal je geen belastingen. Voor de inkomsten 2018 bedraagt de belastingvrije som 7.430 euro per belastingplichtige (alleenstaand, wettelijk samenwonend, gehuwd). Het basisbedrag wordt verhoogd tot 7.730 euro als je belastbaar inkomen niet meer bedraagt dan 45.750 euro. Er geldt nog een bijkomende toeslag van 590 euro per kind jonger dan drie jaar, waarvoor er geen kosten van kinderopvang worden afgetrokken. Gehandicapte personen ten laste tellen steeds dubbel.

Verhoging belastingvrije som

Belastingaangifte 2019: meer vrijgestelde inkomsten

Onbelast bijverdienen

Sinds 2018 mag je met drie soorten inkomsten een vrijgestelde korf van 6.130 euro per jaar vullen. Het gaat om inkomsten uit de deeleconomie, diensten voor andere burgers en vergoedingen voor verenigingswerk. Zolang je het grensbedrag van 6.130 euro niet overschrijdt, zijn die inkomsten volledig vrijgesteld van belasting. Verdien je meer, dan wordt alles – en dus niet enkel het stuk boven de toegelaten grens – in principe aangemerkt als een beroepsinkomen, belastbaar aan het marginale tarief. Tenzij je bewijst dat je je inkomsten behaalde buiten de uitoefening van je beroepswerkzaamheid. In dat geval gaat het om diverse inkomsten, belastbaar aan 33%. Voor occasionele diensten en verenigingswerk geldt ook een maandgrens, met name één twaalfde van de jaargrens. Dat is niet zo voor de deeleconomie. Maar wat zijn die drie soorten inkomsten nu juist? Een toelichting.

Een inkomen uit de deel-economie moet worden uitgekeerd door een erkend platform

Occasionele diensten tussen burgers zijn beperkte prestaties die mensen rechtstreeks (dus zonder tussenkomst van een organisatie) voor andere mensen verrichten in het kader van hun vrije tijd. Om een controle mogelijk te maken, moet je je activiteiten vooraf registreren in een elektronische applicatie, die wordt beheerd door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid. De betaling van de vergoeding gebeurt rechtstreeks tussen de partijen. Concreet gaat het bijvoorbeeld om op kinderen passen, bijlessen of sportlessen geven, kleine onderhoudswerken uitvoeren, hulp bieden bij administratieve taken of IT,...

Het verenigingswerk verwijst naar elke vorm van arbeid in de publieke of private non-profit-sector, die niet als vrijwilliger maar tegen een beperkte vergoeding wordt verricht, ten behoeve van anderen of van de samenleving. Dat verenigingswerk gebeurt steeds in georganiseerd verband. Zo kan je in je vrije tijd een bijkomende activiteit verrichten in het nieuwe statuut van verenigingswerker. Concreet gaat het bijvoorbeeld over animator, trainer, conciërge of gids zijn, of begeleider van schooluitstappen,...

De deeleconomie is gebaseerd op het ruilen en delen van ruimtes, goederen, werktuigen, geld, kennis en diensten, in een relatie tussen gelijkwaardige partijen en buiten elke beroepsactiviteit. Het moet gaan om inkomsten uitgekeerd door een erkend platform. Die vind je terug op https://financien.belgium.be/sites/default/files/downloads/127-deeleconomie-lijst-erkende-plat-formen-20171220.pdf. Opmerkelijk is dat een van de populairste platformen van de deeleconomie, met name Airbnb, geen erkend platform is, zodat die inkomsten niet onder de vrijstellingsregeling vallen. De inkomsten uit de verhuur van een kamer via Airbnb zijn bijgevolg gewoon belastbaar.

Als je aan de slag gaat als verenigingswerker of als aanbieder van occasionele diensten moet je wel een hoofdactiviteit uitoefenen. Dit wil zeggen dat je moet tewerkgesteld zijn als werknemer (minimum 4/5), actief zijn als zelfstandige of gepensioneerd zijn. Bied je diensten aan in de deeleconomie, dan geldt die voorwaarde niet. Wel mogen de diensten die je aanbiedt niet aanleunen bij je beroepsactiviteit als zelfstandige. Als werknemer is dat geen probleem. Zo mag een stukadoor in loondienst diezelfde dienst ook aanbieden in de deeleconomie.

Belastingaangifte 2019: meer vrijgestelde inkomsten

Vrij aanvullend pensioen werknemers

Wat zelfstandigen kunnen met het Vrij Aanvullend Pensioen voor Zelfstandigen (VAPZ) kunnen werknemers nu ook met het Vrij Aanvullend Pensioen voor Werknemers (VAPW). Werknemers die geen groepsverzekering hebben, kunnen zelf het heft in handen nemen en een VAPW in de tweede pijler opbouwen. Zij kunnen hun werkgever vragen om inhoudingen te doen op hun loon waarvan zij het bedrag, binnen bepaalde grenzen, vrij bepalen. De werkgever stort die ingehouden bijdragen dan aan de pensioeninstelling die de werknemer aanduidt. De werkgever zelf stort geen bijdrage.

Zoals gezegd leidt de werknemer de dans. Hij bepaalt om een VAPW te sluiten binnen de toegelaten grens (of stop te zetten). Hij kiest het bedrag van de pensioenbijdrage, die hij tijdens de looptijd van het contract kan wijzigen. Hij kiest ook de periodiciteit van de inhoudingen (maandelijks, driemaandelijks ...). En hij kiest hoe de pensioenreserves worden belegd (tak 21 of tak 23), hoe hoog het overlijdenskapitaal is en aan wie het toekomt.

Tijdens de opbouw geniet de werknemer van een belastingvermindering voor zijn bijdragen. Sterk vereenvoudigd is dat 30% van een maximumbedrag van 1.600 euro per jaar. Bij uitbetaling wordt het VAPW belast, in het beste geval aan 10%.

Aftrekbare beroepskosten aangifte 2019

De forfaitaire kosten bedragen 30% van je inkomen en kunnen nooit groter zijn dan 4.720 euro. Sinds het inkomstenjaar 2018 is er nog maar één tarief.

Maximale nettobestaansmiddelen om ten laste te kunnen zijn

  • Basisbedrag:€ 3.270
  • Kind ten laste van een alleenstaande:€ 4.720
  • Gehandicapt kind ten laste van een alleenstaande:€ 5.990
  • Tot een bedrag van 3.270 euro worden onderhoudsuitkeringen niet meegeteld als bestaansmiddelen, net als bezoldigingen toegekend in het kader van een studentenovereenkomst en de inkomsten van een student-zelfstandige tot 2.720 euro.

Partner Content