© Getty Images/iStockphoto

Acerta-enquête bij werkgevers: moet loon stijgen met anciënniteit?

De band tussen loon en anciënniteit is een heikel punt en al jaren bron van discussie. HR-dienstverlener Acerta vroeg werkgevers uit profit, social profit en overheid naar hun mening.

De koppeling van anciënniteit en loon is al langer een discussiepunt. Anciënniteitsverloning is het systeem waarbij bedienden hun loon automatisch zien verhogen naarmate ze meer jaren in dienst zijn van een bedrijf. De barema’s worden per sector vastgelegd, bedrijven kunnen daar wel van afwijken. Volgens de tegenstanders zorgt dit systeem ervoor dat oudere werknemers uit de markt geprijsd worden omdat ze een pak duurder zijn dan hun jongere collega’s. Het argument ‘meer ervaring’ blijft niet opwegen tegen het nadeel dat iemand een bedrijf meer kost. Een 35-jarige heeft ook al ervaring opgebouwd en is (veel) goedkoper dan iemand van pakweg 55. Bovendien zorgt de koppeling van loon en anciënniteit ervoor dat oudere werknemers niet zo snel nog veranderen van werk, waardoor ze minder mobiel zijn op de arbeidsmarkt. En wie na 50 wordt ontslagen zal om dezelfde (vermeende?) reden (te duur) niet zo snel ander werk vinden. Van werkgeverskant wordt dan ook gepleit voor een combinatie van verloning op basis van anciënniteit en verloning op basis van competenties, prestaties en resultaten (Monica De Jonghe, directeur-generaal VBO in De Tijd). De vakbonden zijn vooral bezorgd dat wanneer je de koppeling loslaat, dit neerkomt op een inleveringsoperatie. Een verloning die puur gebaseerd is op prestatie kan leiden tot willekeur.

In het Zomerakkoord 2018 (de Arbeidsdeal) staat ook dat de regering de lonen wil koppelen aan competentie en productiviteit in plaats van aan leeftijd. In het regeerakkoord stond dat de sociale partners hierover een advies zouden uitwerken, maar dat is tot dusver niet gebeurd.

Wat denkt de bedrijfswereld hierover?

HR-dienstverlener Acerta deed een bevraging in de profit, social profit en bij de overheid over de band tussen loon en anciënniteit.

70% van de werkgevers uit de profit is voor een volledige afschaffing van de anciënniteitsverloning. Als de vraag aan de social profit-werkgevers wordt gesteld is slechts 17% hiervan voorstander. Bij werkgevers die zich uitten voor een volledige afschaffing van de anciënniteitsverloning stelt 90% van hen dat ze zich ook kunnen vinden in een beperkte toepassing van het systeem van anciënniteitsverhogingen tot op het ogenblik dat een werknemer geacht wordt zijn functie volledig te beheersen. Ook volgens grootte van onderneming is de houding tegenover de volledige afschaffing van het anciënniteitsverloningssysteem enigszins verschillend: 70% van de werkgevers met meer dan 500 werknemers is voor de afschaffing. In ondernemingen met minder dan 20 werknemers is 52% gewonnen voor een volledige afschaffing en in de tussenliggende groep is dit 58%.

Uit de bevraging van Acerta blijkt verder dat 66% van de werkgevers voor zijn bedienden een jaarlijkse anciënniteitsverhoging voorziet. Voor arbeiders is dat 50%.

Werkgevers die vóór de volledige afschaffing van de anciënniteitsverhoging zijn, zijn dat vooral omdat zij dat systeem voor de werknemer niet motiverend vinden. Maar ook omdat anciënniteit en productiviteit niet noodzakelijk gelijk opgaan. De tegenstanders van de afschaffing van anciënniteitsverloning vrezen vooral dat deze zou leiden tot veel meer individuele vragen tot loonsverhoging. Maar ze vinden ook dat trouw aan de onderneming mag beloond worden met een jaarlijkse loonsverhoging.

Partner Content