© GETTY IMAGES

5 vragen over het nieuwe omgangsrecht tussen grootouders en kleinkinderen

Jan Roodhooft Advocaat

Elke dag stappen in België gemiddeld twee grootouders naar de rechtbank om een omgangsrecht met hun kleinkind af te dwingen. Vorig jaar werd de wetgeving aangepast.

De redenen waarom grootouders hun kleinkind niet zien of niet mogen zien zijn divers: ze hebben ruzie met hun zoon of dochter, hun kind is gescheiden, of het is overleden... Omdat grootouders een stabiele factor kunnen zijn in crisissituaties, en hun rol heel belangrijk kan zijn, heeft de wetgever vorig jaar de bewijslast omgekeerd. Grootouders moeten niet langer zelf bewijzen dat het in het belang van hun kleinkind is dat zij het kunnen zien.

1 Heb je als grootouder sowieso omgangsrecht?

De wet zegt expliciet dat je als grootouder een omgangsrecht hebt met je kleinkinderen. Het maakt niet uit of je zoon of dochter nog samenwoont met zijn/haar partner of gescheiden is. Wel moeten je kleinkinderen nog minderjarig zijn. Zijn ze al meerderjarig dan beslissen ze zelf of ze nog met jou contact willen hebben of niet.

Maar ook andere personen kunnen een contactrecht met jouw kleinkind hebben, zoals bijvoorbeeld de overgrootouders, een tante of oom, meter en peter,... Zij moeten kunnen aantonen dat ze een bijzondere affectieve band hebben met jouw kleinkind. Als grootouder moet je die affectieve band niet aantonen.

2 Kan jouw omgangsrecht toch afgewezen worden?

Jouw recht is niet absoluut. Het kan worden geweigerd wanneer het ingaat tegen het belang van jouw kleinkind. Wie zich tegen de uitoefening van jouw recht op persoonlijk contact verzet (bv. jouw dochter of schoonzoon) moet bewijzen aanbrengen. Zo kan je recht op persoonlijk contact worden geweigerd als je zware psychische problemen of een alcoholprobleem hebt, of als jij een misdrijf hebt begaan. Dat geldt ook wanneer de relatie tussen jou en de ouders van je kleinkind dermate verzuurd is dat dit bij je kleinkind voor een loyaliteitsconflict zorgt en dit een negatieve impact heeft op zijn/haar psychische ontwikkeling. Of als je als grootouder je omgangsrecht misbruikt om je kleinkind tegen zijn ouders op te zetten.

Is je kleinkind ouder dan 12, dan zal de rechter, in geval van discussie, het kind horen. Tenzij jouw kleinkind niet gehoord wil worden. De rechter zal jouw kleinkind vragen hoe het tegen een eventueel contact met jou aankijkt. Bij de uiteindelijke beoordeling zal de rechter met het standpunt van je kleinkind rekening houden, zonder dat zijn/haar visie beslissend is. Hoe ouder jouw kleinkind is, hoe meer zijn standpunt zal doorwegen. Zo is het ondenkbaar dat een 17-jarig kleinkind zou worden verplicht om tegen zijn zin contact te hebben met zijn grootouders.

3 Hoe vaak mag je je kleinkind zien?

Er zijn geen specifieke wettelijke regels die aangeven hoe uitgebreid je omgangsrecht met je kleinkinderen moet zijn. Het enige wat de wet oplegt, is dat je de contactperiode vastlegt in onderling akkoord met de ouder(s) van je kleinkind. Raak je er onderling niet uit, dan beslist de rechter hoe vaak je je kleinkinderen mag zien. Weet wel dat je een beperkter omgangsrecht hebt dan een gescheiden vader of moeder. In de praktijk wordt aan een grootouder vaak een recht op persoonlijk contact toegestaan voor één dag (of twee halve dagen) per maand en eventueel wat meer (2 tot 3 dagen) tijdens de schoolvakanties. Hoe hechter je band met je kleinkind was, hoe meer kans je maakt op een uitgebreider recht. Er kan ook geregeld telefonisch contact worden toegekend.

4 Wat kan je doen als je je kleinkind toch niet mag zien?

In eerste instantie vraag je best aan je zoon/dochter (of schoonkind) of die bereid is spontaan een contact met je kleinkind te regelen. Lukt dat niet, dan kan je voorstellen om samen naar een erkend bemiddelaar te gaan. De lijst van wettelijke erkende bemiddelaars vind je op www.fbc-cfm.be/nl/zoeken-naar-een-bemiddelaar. Bij zo’n bemiddelaar kan je nog tot een onderhandelde oplossing komen. Wat bij de bemiddelaar wordt gezegd blijft vertrouwelijk en kan nadien – als er alsnog een rechtsprocedure volgt – niet tegen jou of je kind worden gebruikt. De bemiddelaar zal je een overeenkomst laten tekenen waarin je dat bevestigt.

Je kan ook een procedure starten bij de familierechtbank om een recht op persoonlijk contact met je kleinkind af te dwingen. Hiervoor neem je maar beter een advocaat. Op de zitting kan je alsnog aandringen op een bemiddeling of je kan vragen om de zaak voor te leggen aan de kamer minnelijke schikking van de rechtbank. Kom je niet tot een akkoord, dan beslist de rechter. Ben je het niet eens met deze beslissing, dan kan je nog altijd beroep aantekenen.

5 Wat kan je doen als je zoon/dochter het vonnis niet respecteert?

Een vonnis hebben is één zaak, het uitgevoerd krijgen een andere. Zelfs met een vonnis zal een gerechtsdeurwaarder of de politie je kleinkind niet zomaar bij zijn ouders weghalen en onder dwang bij jou brengen, als de ouders het vonnis niet naleven. Om je zoon/dochter toch te verplichten je kleinkind naar jou te laten komen, kan je de rechtbank vragen een dwangsom aan de veroordeling te koppelen. Dan moet je zoon/dochter je een vergoeding betalen per keer dat hij/zij je recht op persoonlijk contact niet naleeft. Wordt de omgangsregeling die door de rechtbank werd vastgelegd of overeengekomen niet nageleefd, dan kan je ook een strafklacht neerleggen tegen je zoon/dochter die je recht op persoonlijk contact miskent.

Partner Content