Zo raak je er wijs uit

Een voedseletiket ontcijferen lijkt wat op hogere wiskunde. Nochtans bevat het een schat aan informatie over wat je precies in je mond stopt.

Voedseletiketten staan weer volop ter discussie. De Europese Unie introduceerde onlangs nog nieuwe spelregels om de etiketten transparanter te maken en de consument beter te beschermen. “Die regels zullen de komende jaren de vorm van het voedseletiket grondig veranderen”, weet Dirk Lemaître, voorzitter van de Vlaamse Beroepsvereniging van Voedingsdeskundigen en Diëtisten (VBVD).

Tegen eind 2016 wordt een aantal belangrijke innovaties verplicht.

1. Allergenen (noten, gluten,...) moeten vanaf dan duidelijk op de voorkant van de verpakking worden vermeld. Bij niet-voorverpakte eetwaren moet de handelaar de consument informeren over allergenen in producten.

2. De term natrium wordt vervangen door de meer courante term zout.

3. Het etiket moet de oorsprong van plantaardige oliën en vetten (palm, lijnzaad,...) vermelden.

4. Ook de herkomst van alle vlees moet worden vermeld.

5. Om de leesbaarheid van het etiket te verhogen, wordt een minimale lettergrootte ingevoerd.

Waarop moet je letten?

De volgorde

Om te achterhalen of wat je eet, past in een gezond voedingspatroon, moet je inzicht hebben in de samenstelling. Bevat het niet te veel zout, verzadigde vetten, suikers? Op voorverpakte eetwaren moeten de ingrediënten vermeld staan in volgorde van hun hoeveelheid. Hoe hoger op de lijst, hoe meer er van een ingrediënt in een product aanwezig is. Een potje garnaalsla waar de garnalen onderaan de lijst bengelen, is die naam dus amper waardig.

Het percentage vermelden is niet verplicht en heel wat producenten houden de hoeveelheden geheim. Als je rekening houdt met de volgorde op het etiket, kan je min of meer inschatten hoeveel suiker en vet een product bevat.

Op het koekjesetiket hiernaast wordt bij suiker geen percentage vermeld. Maar gelet op de volgorde moet dat schommelen tussen 73,5% en 13,7%. Suiker is dus het op één na belangrijkste ingrediënt.

Vezels

In een gezond menu horen voldoende vezels te zitten. Zij behoren ook tot de groep van niet-verteerbare koolhydraten. Hoe hoger hun waarden op het etiket, hoe beter: 10 gram vezels per 1.000 kcalorieën is een goede richtlijn. Drink bij vezelrijke voeding voldoende water. Vezels nemen in de darmen veel water op, wat tot constipatie kan leiden.

Vetten

Kies vooral voor onverzadigde vetten. Enkelvoudig onverzadigde vetzuren zijn de beste. Om gezond te zijn, mogen verzadigde vetten hooguit 10% uitmaken van het totaal aantal kcalorieën dat je per dag eet. De erg ongezonde transvetzuren mogen maximaal 1% uitmaken van wat je dagelijks eet. Maar die worden niet altijd apart vermeld.

Tref je in de lijst de term plantaardige olie aan, dan is de kans groot dat het om minder gunstige palmolie gaat. Op de nieuwe EU-etiketten moet vanaf 2016 de aard van het plantaardige vet wel verplicht worden vermeld.

Zout

Zout zal binnenkort natrium vervangen op het etiket. De term moet voor minder verwarring zorgen bij de consument. Ze zijn echter geen synoniem van mekaar want (keuken)zout is geen puur natrium maar natrium- chloride. Natrium is wel het schadelijke onderdeel van zout. Staat er op het etiket natrium vermeld, dan moet je dit met 2,5 vermenigvuldigen om te weten hoeveel zout je echt eet. Zout beperk je best tot maximum 5 gram per dag.

Er is suiker en er zijn suikers

De twee termen zorgen voor verwarring. Staat er suiker (enkelvoud), dan duidt dit uitsluitend op witte tafelsuiker. Terwijl suikers (meervoud) naar de koolhydraten verwijst.

Alle suikers (lactose, fructose, sacharose...) behoren tot de groep van de koolhydraten. Maar omgekeerd, kan de groep van de koolhydraten bijvoorbeeld ook zetmeel bevatten, zoals in tarwebloem. Koolhydraten staan in voor het merendeel van onze energieopname maar haal ze vooral niet te vaak uit enkelvoudige suikers.

Hoe moet je dat nu van het etiket aflezen? Door te kijken naar de verhouding koolhydraten-suikers. Laat producten waar suiker bovenaan de lijst staat ook best links liggen.

De ontbijtgranen hiernaast bevatten 68 g koolhydraten per portie van 100 g. Zo’n 29 g of bijna de helft van die koolhydraten bestaat uit toegevoegde suikers. Het kan gaan om tafelsuiker, lactose, fructose... Hoe lager het aandeel suikers in de koolhydraten, hoe gunstiger de voedingswaarde.

Wat vertelt de referentie-inname?

Op heel wat producten prijkt vooraan een kleine tabel waarin per portie de referentie-inname (RI) wordt aangegeven. “De RI is een richtwaarde die aangeeft wat een gezonde jonge vrouw die matig fysiek actief is per dag nodig heeft. Dat komt neer op zo’n 2.000 kcalorieën. De RI toont wat je per portie binnenkrijgt, in verhouding tot je dagelijkse energiebehoefte. Het systeem is misleidend omdat de waarden uitsluitend gelden voor een bepaalde groep vrouwen. Ze zijn dus niet bruikbaar voor mannen, kinderen, sporters of vrouwen die zwaarder/lichter wegen dan gemiddeld of ouder zijn. Op het etiket staat vaak: RI berekend voor een gezonde volwassene. Maar dat klopt dus niet”, waarschuwt Dirk Lemaître. “Voor voedingsproducenten is de RI een interessant reclamemiddel omdat ze met de voedingsstoffen (vetten, koolhydraten) kunnen uitpakken waarmee ze het best scoren. De minder aantrekkelijke kunnen ze weglaten en ook met de portiegrootte kunnen ze spelen. Kortom, de RI zegt bitter weinig over een product.”

RI is niet hetzelfde als ADH, de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid. Die verwijst naar de vitamines en mineralen die een gemiddeld mens nodig heeft om gezond te blijven.

KARI VAN HOORICK – FOTO’S FRANK BAHNMÜLLER

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content