Winter in Sils Maria Met Nietzsche op grote hoogte

Het hooggelegen bergdorp in Oberengadin was zeven zomers lang het toevluchtsoord van de beroemde filosoof Nietzsche. Vele zwerflustigen volgden zijn voorbeeld, zowel’s zomers als in hartje winter, wanneer de temperatuur daalt tot -23°C.

“Dit is niet Zwitserland... maar iets geheel anders, in ieder geval veel zuidelijker. (...) Enfin, ik zal dit Sils Maria proberen voor mezelf te houden.” Dat schreef de 19de-eeuwse denker Friedrich Nietzsche in een brief.

Dorp in het wit

Het contrast tussen het chique Sankt Moritz en de ijswitte en zonbeschenen stilte van Sils Maria is groot. Het dorp aan de Silsersee is al lang een beroemde schoonheid. Het heeft gesneeuwd en dus is alles blank. Een wit dorp. Daken vol watten. Zo wit, dat de kleuren erin lijken te verdwijnen. Nietzsche’s enthousiasme voor het hooggebergte brak ook door in zijn werk: “Wie de lucht van mijn geschriften weet in te ademen, weet dat het een lucht is van het hoogland, een krachtige lucht. Je moet erop gebouwd zijn, anders is het risico niet gering dat je kou vat. Het ijs is vlakbij, de eenzaamheid is gigantisch – maar zo rustig dat alle dingen in het licht liggen! Zo vrij als je ademhaalt! Zoveel je beneden je voelt!” Of in een brief aan zijn goeie vriend Paul Rée: “Hier heb ik Europa’s beste en krachtigste lucht om op te snuiven, het karakter ervan is verwant aan het mijne.

Het Nietzsche Haus

Herr Professor Nietzsche huurde vanaf 1881 een kamer in het huis van de familie Durisch. Gian Durisch was burgemeester-cum-kruidenier. Het eenvoudige huis ligt wat van de straat af, tegen een heuvel aan. Hoge dennen schieten achteraan omhoog. Een voetpad en enkele trappen leiden naar de voordeur. Een traditionele witgeschilderde gevel met houten luiken. Destijds deden de ramen op het gelijkvloers dienst als etalage voor de kruidenierswinkel, die Nietzsche erg waardeerde: “In het huis waar ik woon kan ik Engelse koekjes, corned beef, thee, zeep en eigenlijk al het mogelijke kopen: dat is handig.” Maar hij had het altijd koud in de onverwarmde kamer en schreef zijn moeder om wollen handschoenen, een sjaal en stevig voedsel: “Nun bitte, bitte: een grote worstzending, iets echt goeds! Ook een Schenkenwurst erbij! Maar echt snel, zodat ik me van binnenuit kan verwarmen.”

Ik loop de krakende trappen op en stap zijn kamer op de eerste verdieping binnen. Donker – hij verdroeg door zijn slechte ogen geen fel licht – en zeer bescheiden. Een bed, een schrijftafel, uitzicht op een wandelpad en het dennenbos. Als hij ’s nachts niet kon slapen, zag hij Durisch het bos intrekken met een geweer om gemzen te jagen. Toen was enkel die ene kamer de zijne, nu is bijna het hele huis aan hem gewijd: foto’s, boeken, zijn Schreibkugel, een schrijfmachine voor slechtzienden. Zijn doodsmasker, een gezicht in rust dat toch van lijden spreekt, zijn snor is als een brave hond gaan liggen.

Guten Apetit!

Nietzsche lunchte in hotel Edelweiss of in de Alpenrose, tussen aristocratische dames op bergluchtkuur. Zijn werk mag al revolutionair geweest zijn, de wijsgeer zelf was een beleefd en beminnelijk man. Op de duur is hij zo bekend dat allerlei figuren naar Sils komen in de hoop hem te zien. Maar hij is op zichzelf – immer meer in zichzelf opgesloten – en werkt, werkt! Tot hij in 1889 in Torino voorgoed in de waanzin wegzakt.

Wandelen na de lunch

Nietzsche stond elke dag om vijf uur op en werkte tot de middag. Na de lunch wandelde hij door de omgeving, langs het meer, of door het Fexdal, in het gezelschap van een notaboekje en potlood, want: “Alleen gedachten die bij je opkomen tijdens het wandelen zijn van waarde.”

Met Christine Salis, een ervaren natuurgids, vertrekken we goed ingepakt vanuit hotel Edelweiss. We gaan het pad op dat vanuit het dorp naar het Fexdal leidt. Krakende sneeuw onder onze voeten. Bij de boerderijen in het dal horen stevige herdershonden met goede manieren. Er staan enkele traditionele chalets in hout en steen. De huizen stralen eenzaamheid uit, op winteravonden is hier geen mens te zien. In de houten Stube van hotel Sonne, bij het eeuwenoude kerkje, warmen we ons aan een alpenkruidenthee.

Er loopt een filosofenpad in de bergen hoog boven Pontresina, op de Muottas Muragl. We trekken sneeuwschoenen aan en glij-stappen door de rulle sneeuw. In het begin voel je je onhandig op die grote dingen. Later hollen, glijden, en lopen we zonder al te veel gestuntel. We trekken een spoor op de bergrug, bewonderen de gletsjer in de verte. Ondanks de felle zon blaast een gure ijswind los door ons heen. Na een dik uur keren we terug met de kabelbaan. Die loopt dwars door het bos, aan de rand ligt een jong hert tegen een boom aan te slapen. Alsof die boom de warme rug van zijn moeder is.

GREET VAN THIENEN EN INGRID HANNES

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content