Werken en sparen als wortel voor een hoger pensioen

De voorbije zomer plaatste de regering heel wat pensioenmaatregelen (terug) op de politieke agenda. De rode draad: werken moet lonen.

Eén van de pensioenmaatregelen die de regering er in juli doordrukte, is dat voor pensioenen vanaf 1 januari 2019 alle effectief gewerkte periodes uit je carrière worden meegerekend en de teller niet stopt op 45 loopbaanjaren. Minister van Pensioenen Bacquelaine: Ons pensioensysteem moet het verderzetten van een beroepsactiviteit aanmoedigen maar ook beter het gepresteerde werk belonen. Voortaan zullen alle effectieve arbeidsdagen in aanmerking worden genomen in de pensioenberekening. De pensioenrechten met betrekking tot de periodes van werkloosheid en brugpensioen zullen over het algemeen lager zijn dan de pensioenrechten met betrekking tot effectieve arbeidsperiodes.”

Deze regering wil effectief gewerkte periodes dus belonen en wie langer werkt moet dat ook voelen. Daar staat tegenover dat wie niet heeft gewerkt dat eveneens zal voelen. De maatregel is immers een antwoord op een nieuwsfeit dat in het voorjaar voor heel wat opschudding zorgde, en waarnaar ook de minister verwijst. Iedereen herinnert zich nog het geval van de twee vriendinnen die binnenkort met pensioen gaan: Virginie, zelfstandige die heel haar leven heeft gewerkt, merkt op dat ze een lager pensioen zal krijgen dan haar vriendin Caroline die gedurende vele jaren werkloos is geweest. In de toekomst zal diegene die effectief werkt meer pensioenrechten opbouwen dan diegene die werkloos is of met brugpensioen.

Onlogisch kan je deze maatregel niet noemen. Maar er is ook de economische realiteit die ervoor zorgt dat wie op pakweg 55 jaar zijn werk kwijtspeelt vaak ongewild niet terug aan de slag raakt. Deze mensen zullen voortaan een lager pensioen krijgen en dus worden gestraft. En als zij al vrij jong aan het werk waren, worden ze zelfs twee keer geraakt.

Om te beginnen zal het pensioen van bruggepensioneerden en langdurig werklozen op een minder gunstige manier worden berekend: niet gewerkte periodes zullen niet meer worden meegeteld aan het laatste (geplafonneerde) effectieve loon, maar aan het minimum jaarrecht, dat veel lager ligt. Dat was nu al zo voor de derde periode werkloosheid, maar vanaf januari 2019 zal dit ook gelden voor de tweede periode, die begint na één jaar werkloosheid en maximaal 36 maanden duurt.

En dan is er nog wie aan de slag blijft na 45 loopbaanjaren: die zal in de toekomst meer pensioen krijgen. Maar zodra je 45 loopbaanjaren op de teller hebt staan, zal er vanaf dan enkel rekening worden gehouden met gewerkte dagen. Periodes werkloosheid en brugpensioen die na een volledige loopbaan van 45 jaar vallen, zullen niet meer meetellen voor de pensioenberekening. Daardoor zullen deze mensen niet meer kunnen genieten van het compensatiemechanisme dat er vroeger voor zorgde dat je 45 ‘beste’ jaren (wanneer je inkomen het hoogst was) werden meegeteld. Voor wie op het einde van zijn loopbaan met brugpensioen is of langere tijd werkloos, zullen dan de beginjaren van de loopbaan meetellen, die financieel vaak minder gunstig zijn dan de periodes van brugpensioen of werkloosheid op het einde van de carrière.

ANNEMIE GODDEFROY

Bruggepensioneerden en werklozen zijn door de nieuwe maatregelen twee keer de pineut

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content