“Vrouwen hunkerden naar informatie, maar durfden niets te vragen”

De anticonceptiepil viert haar vijftigste verjaardag. Professor emeritus Henri Van Kets vertelt met plezier over de woelige beginjaren van wat intussen het meest voorgeschreven geneesmiddel ter wereld is. “Gij met uw pil, ge gaat nog eens in den bak geraken!”

Professor Henri Van Kets (72) studeerde af in 1963 en ging als gynaecoloog aan de slag bij professor Thierry in het universitair ziekenhuis Gent. Daar klom hij op van assistent tot faculteitsgeaggregeerde, om tenslotte professor Thierry op te volgen als professor en afdelingshoofd van de dienst Verloskunde.

“Toen ik afstudeerde had ik nog nooit over anticonceptie horen praten want dat was geen proper onderwerp. Daar sprak je niet over, zeker niet in deftige middens. Kindjes die kwamen er of die kwamen er niet, maar fertiliteit en zeker anticonceptie behoorden niet tot de leerstof. Professor Thierry maakte, vooral via zijn Amerikaanse contacten, wél kennis met de pil. Rond diezelfde tijd ontwikkelde ook het Duitse Schering een anticonceptiepil. En stilaan kwam de voorlichting voor artsen op gang.”

Professor Van Kets opent een voorlichtingskoffer voor artsen uit 1967 (rechts op onze foto) met de eerste pillen, spiraaltjes, zaaddodende crèmes enz. met een model erbij om te tonen hoe die gebruikt moesten worden.

Vrouwen waren blij, maar in stilte

“Het aanvaardingsproces van de pil verliep in stilte. De vrouwen waren erg blij dat ze van de onbetrouwbare methoden of vervelende mechanische middelen af waren. Maar er werd geen ruchtbaarheid aan gegeven want de Kerk had in die tijd zeer veel invloed.

De vrouwen wilden echter de pil en dus maakte men de mensen iets wijs. Officieel namen vrouwen de pil dus niet om niet zwanger te worden, maar wel om hun cyclus te regelen. Dat maakte het aanvaardbaar. Dit is trouwens ook de reden waarom met de pil een natuurlijke cyclus werd nagebootst, waarbij tijdens de pilvrije periode een dervingsbloeding (bloeding door daling van de hormonen in de bloedsomloop) optreedt.

Zo’n dervingsbloeding heeft niets te maken met de natuurlijke menstruatie en is ook absoluut niet noodzakelijk, zeker niet maandelijks. Maar in het volksgeloof dienden de maandstonden om vuil bloed kwijt te raken. Dus werd een pseudomenstruatie gecreëerd. Die beantwoordde enerzijds aan het volksgeloof en maakte het anderzijds mogelijk de pil voor te stellen als cyclusregelaar.”

Verspreiden van ‘pornografie’

Waren vrouwen meteen overtuigd van de veiligheid van de pil? “Neen. In de pers verschenen regelmatig berichten dat de pil kanker zou uitlokken. En er waren gynaecologen die er op basis van hun filosofische overtuiging tegen waren. Zij grepen die kritiek maar al te graag aan om geen pil voor te schrijven, ook al ontbrak degelijk wetenschappelijk bewijs.

Maar voor de meeste vrouwen primeerde toch het gemak op de veiligheid. Een vrouw vroeg in het begin echter zelden of nooit zelf naar de pil. Het initiatief moest van de arts komen. Helaas wisten veel dokters in de jaren 60 zelf weinig of niets af van de pil. De vrouwen hunkerden naar informatie, maar durfden die niet te vragen. Tot 1973 was informatie over anticonceptie zelfs bij wet verboden.

“Wij hebben in die periode het hele land afgedweild met voorlichtingsessies over anticonceptie, voornamelijk voor huisartsen”, vertelt professor Van Kets. “Professor Thierry en ik stelden in 1974 een eerste brochure samen met informatie over de verschillende mogelijkheden. Maar zelfs tijdens één van die voorlichtingsavonden voor artsen zei een collega uit het Gentse me: Gij met uw pil, gij gaat nog eens in den bak geraken!

Voor professor Thierry heeft dat in 1971 zelfs niet veel gescheeld. Hij had toen een boek over anticonceptie geschreven dat in Nederland werd uitgegeven. Maar aan de grens werd het tegengehouden als pornografisch materiaal. De toenmalige minister van Nationale Opvoeding Vermeylen heeft moeten ingrijpen om de zaak te regelen en te voorkomen dat professor Thierry zou vervolgd worden voor het verspreiden van pornografie.”

Niet-geringe bijwerkingen

“Wij werkten in die tijd voornamelijk proactief. Na een bevalling vroegen wij de vrouw discreet: Wenst gij iets? Als dat zo was, stelden wij eventueel de pil voor. Maar al waren die eerste pillen ontegensprekelijk een bevrijding voor de vrouw, zij waren niet vrij van zonden. Bedenk maar eens dat ze 5 tot 10 keer meer hormonen bevatten dan de pil nu. Bovendien bootsten de hormonen die toen gesynthetiseerd werden veel minder goed de natuurlijke hormonen na dan nu het geval is. Door vochtophoping kwamen de vrouwen niet alleen enkele kilo’s bij, maar bovendien traden vaak bruine vlekken op in het gelaat, het zogenaamde zwangerschapsmasker dat soms erger was dan bij een zwangerschap. Ook hoofdpijn, borstspanning en libidostoornissen waren courant.”

“Ja dokter, wij pakken alletwee de pil!”

Hoe groot het taboe was, blijkt ook uit het volgende verhaal. “Er werd indertijd een grootschalige campagne gevoerd voor de vroegtijdige opsporing van borst- en baarmoederhalskanker. Met een camionetje trokken wij het land door om in fabrieken, gemeentecentra enz. preventieve onderzoeken te verrichten: ik als jonge assistent samen met een meer ervaren collega, twee verpleegkundigen en een bediende. We zagen zo’n 80 tot 90 vrouwen per halve dag. De verpleegkundige stelde eerst een aantal vragen, onder meer welke medicatie ze gebruikten. Bijna altijd werd het pilgebruik doodgezwegen. Maar de pil was toen zo zwaar gedoseerd dat een iets of wat geoefend oog meteen kon zien wie een pilgebruikster was. Als we dan zeiden: Ik zie hier bij uw medicatie geen pil staan, maar ik vermoed toch dat gij die neemt... , dan werd de dame in kwestie meteen rood tot achter haar oren.

In Sint-Amandsberg antwoordde een vrouw me ooit: Ja, ja meneer dokteur, wij pakken de pil. Ik vroeg haar wat ze bedoelde met wij, waarop ze antwoordde: Awel, mijne man en ik. Wij pakken ze alletwee want in zo’n dingen kunt ge niet zeker genoeg zijn!

Op één vlak had de brave vrouw gelijk: anticonceptie is een noodzaak. “De menselijke vruchtbaarheid is zo groot dat elk gezin, zonder enige vorm van geboortebeperking, 11 tot 12 kinderen zou hebben. Dat is in de moderne maatschappij ondenkbaar.”

Toch heeft het tot 1995 geduurd vooraleer de Orde der Geneesheren aan de codex van de geneeskundige plichtenleer de passage toevoegde: “Het is een van de opdrachten van de artsen om aan de betrokken personen op objectieve wijze alle noodzakelijke inlichtingen te verstrekken in verband met seksualiteit en anticonceptie.”

Leen Baekelandt – foto’s: Benny De Grove

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content