DR. DIRK DERAEDT is specialist intensieve geneeskunde en schrijft over gebeurtenissen die hem treffen. © FRANK BAHNMÜLLER

Voor een prikje

Nooit werd het woord prik zo vaak gebruikt als nu. De reden is bekend: Covid-19-vaccinaties zorgen voor een ongezien hoog aantal prikken, in dit geval een intramusculaire injectie in de deltoïdeusspier van miljoenen bovenarmen.

Eigenlijk slechts een prikje, want in de beleving van de meeste mensen was deze inspuiting een nauwelijks voelbare gewaarwording. Een prikje dat bovendien perspectieven biedt op meer vrijheid: dat verzacht het ongemak.

In een ziekenhuis wordt het woord prikje uiteraard ook frequent gebruikt. ‘Opgelet, even een klein prikje’, klinkt het sussend uit de mond van de arts, waarna een onverwacht venijnige pijn volgt. Dat verkleinwoord is dus niet altijd even gerechtvaardigd.

In de dagelijkse routine van de kliniek realiseren we ons soms te weinig wat de impact kan zijn van dit soort zogenaamd banale pijnprikkels, hoe kort ook, bovenop de ziekte-ellende die sommige patiënten reeds moeten dragen.

Of het nu onder de huid is, in een spier of in een ader, één zaak hebben al die prikken gemeen: voordat de naald haar doel bereikt, moet ze eerst doorheen de huid, een weefsel dat rijkelijk voorzien is van pijnzenuwen. En dat doet pijn. Hoeveel pijn hangt af van veel factoren, zoals de dikte van de naald en de plaats van de punctie, en niet te vergeten: de psyche van de persoon. Niet iedereen kan even goed omgaan met prikken.

Zo zijn er mensen die levenslang dagelijks geprikt moeten worden, maar nooit gewend raken aan de pijn, bijvoorbeeld sommige diabetespatiënten, als ze hun suikerspiegel meten of insuline toedienen.

Er zijn ook moeilijker te begrijpen vormen van prikangst: een onder anesthesisten gekend paradoxaal fenomeen is dat van de gespierde man vol tatoeages die panisch wordt bij het zien van een naald.

Vandaag nog behandelde ik zo’n bonkige bouwvakker die begon te daveren toen hij mij zag naderen om een infuus te prikken. De daaropvolgende patiënt is geen getatoeëerde kerel, integendeel. Het is een tenger meisje van acht dat met haar mama de operatiezaal wordt binnengebracht. In haar grote ogen is alleen maar angst te lezen, net zoals bij haar moeder, alle voorlichting ten spijt.

Dadelijk moet ze in slaap worden gebracht, en het plan was om dat via intraveneuze weg te doen. De infuusnaald ligt onheilspellend te wachten op een metalen tafeltje. Maar plannen zijn er om bijgestuurd te worden. Dus nee, toch maar geen prikje voor dit kind, denk ik, en na enkele diepe ademteugen uit een anesthesiemasker vallen de oogleden van het kind heerlijk rustig dicht. Dat prikje, dat doen we dadelijk wel, als ze slaapt.

is specialist intensieve geneeskunde en schrijft over gebeurtenissen die hem treffen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content