DR. DIRK DERAEDT is specialist intensieve geneeskunde en schrijft over gebeurtenissen die hem treffen. © FRANK BAHNMÜLLER

Verlamd voor het leven

Het is druk in de wachtzaal van de afdeling intensieve zorg. Er is een invasie van tientallen mensen. Opgewonden pratende mannen. Vrouwen met kinderen op hun schoot.

Hun familielid, een jongen van 17, werd opgenomen na een onbezonnen duik in het kanaal. Het troebele water was ondieper dan gedacht. Zijn hoofd raakte hard de bodem, waarbij een nekwervel kraakte en een botsplinter het ruggenmerg vermorzelde. Zenuwbanen naar armen, benen en ademhalingsspieren werden onherroepelijk doorgesneden. De jongen, Jimmy*, is verlamd vanaf de schouders tot de tenen. Quadriplegie. Hij wordt beademd via een plastic tube in zijn luchtpijp.

De opname sleept aan. Het personeel raakt aan hem gehecht en noemt hem ‘kleine Jim’ omwille van zijn leeftijd, niet omwille van zijn postuur, want hij is groot. Zijn vader, ooms en broers zijn even imposant. Telkens als ik langs de wachtruimte loop, klampen ze mij aan. De eerste dagen na het ongeval met ontreddering in hun ogen. ‘Leven? Blijft Jimmy leven?’, vragen ze. Later, wanneer de angst heeft plaatsgemaakt voor boosheid, gebeurt het dat mijn arm in een stevige greep wordt vastgepakt en gitzwarte ogen diep in de mijne priemen: ‘Beter. Maak alsjeblieft mijn zoon beter’.

Bedrukt verlaat ik het ziekenhuis. Op de parking zie ik een groep mensen staan. Er staan mannen te roken, kinderen rennen rond: Jimmy’s familie. Beter. Wat is beter? Volledig herstel is onmogelijk. Jimmy zal altijd aan een bed of rolstoel gekluisterd blijven.

Longontstekingen met hoge koorts vertragen het herstel. De woede van de familie heeft intussen plaats gemaakt voor verslagenheid. Het besef dat Jimmy nooit meer zal kunnen lopen, en misschien levenslang beademd moet worden, begint beetje bij beetje door te dringen.

Dan komen er lichtpuntjes in de duisternis. De luchtweginfecties zijn onder controle. Maar belangrijker: het ademhalingsvermogen van Jimmy blijkt niet volledig weg te zijn. De kunstmatige beademing is misschien niet permanent. Als ik het nieuws vertel aan Jimmy’s vader worden mijn armen vastgeklemd. Zijn ogen kijken nog altijd even streng in de mijne, maar blinken nu van tranen: ‘Bedankt. Bedankt.’

Dan breekt de dag aan dat Jimmy kan worden overgeplaatst naar een revalidatiecentrum. En wat daarna? Als ik ’s avonds naar huis ga, zie ik de ooms van Jimmy in de verte op de parking. Ze herkennen mij en zwaaien. Ik zwaai terug. Beseffen ze dat Jimmy nooit meer zal lopen?

* Jimmy is een fictieve naam.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content