Verdeel uw vermogen zoals ú dat wilt!

Meestal willen (groot)ouders hun (klein)kinderen in hun erfenis gelijk behandelen. In sommige omstandigheden echter is het zinvol (en rechtvaardig) om één kind te bevoordelen.

Notarissen stellen in hun praktijk vaak vast dat nogal wat ouders met een gehandicapt kind af-stand wensen te doen van de wettelijke spelregels en een oplossing op maat verkiezen. Ook in gezinnen met een familiebedrijf waarin één kind actief is en de andere niet, kan dit het geval zijn. Of wanneer een van de kinderen wat minder geluk gehad heeft in het leven. Via een testament willen de ouders dit kind dan een extra steuntje bieden. Minder fraai, maar wel mogelijk, is tenslotte een bestraffend testament, waarmee een erfgenaam met wie de relatie verzuurd is, door de (groot)ouders deels onterfd kan worden.

De wettelijke reserve bepaalt de grenzen

Via de opmaak van een testament kan men in min- of meerdere mate afwijken van de wettelijke regels van het erfrecht. Wie een testament maakt, is echter niet volledig vrij in zijn doen en laten. Er zijn immers erfgenamen met een wettelijk beschermd erfdeel (de reserve genoemd). Deze reservataire erfgenamen – de reservatairen – kan men niet zomaar voorbijgaan. Het gevolg hiervan is dat men in nogal wat gevallen slechts vrij kan beschikken over een beperkt stuk van zijn vermogen, het beschikbaar deel genoemd .

WEETJE U moet niet enkel rekening houden met de reserve bij het opmaken van een testament, maar ook als u een schenking bij leven doet.

Wie heeft recht op een reserve?

De langstlevende echtgno(o)t(e) heeft een reserve. Ook verwanten in de opgaande lijn (ouders, grootouders,...) kunnen een reserve hebben. In het kader van dit dossier is vooral de reserve van de afstammelingen belangrijk. Ze hebben echter enkel recht op een reserve als ze in de nuttige graad staan. Zo zal een kleinkind geen reserve kunnen inroepen in de nalatenschap van zijn grootouders zolang zijn ouder (meer bepaald: het kind van de grootouders) nog in leven is. Deze ouder kan uiteraard wel zijn reserve inroepen. De reserve geldt voor alle kinderen ongeacht hun afstamming (voor zover die juridisch vaststaat). Ook buitenhuwelijkse kinderen en geadopteerde kinderen beschikken erover.

Kleinkinderen die van hun groot-ouders erven omdat hun ouder al overleden is (juridisch heet dit plaatsvervulling) worden voor de berekening van de reserve en het beschikbaar deel slechts gerekend voor het kind waarvoor zij in de nalatenschap de plaats vervullen.

VOORBEELD Anne en Steven erven van hun grootvader omdat hun vader al overleden is. Hun vader had 2 broers, die nog leven. Anne en Steven delen dan de reserve van hun overleden vader. Zij hebben samen minstens recht op 1/4de van de nalatenschap van hun opa.

Erven in een gezin met een familiebedrijf

Wanneer één of meerdere kinderen in het familiebedrijf van de ouders actief zijn en andere niet, bestaat vaak de behoefte om daar in de erfenisplanning rekening mee te houden. Het is echter geen eenvoudige klus om de belangen van de actieven met die van de niet-actieven te verzoenen binnen de familiale onderneming, zonder daarbij de continuïteit van het bedrijf in het gedrang te brengen.

Via het vennootschapsrecht

Het bedrijfspatrimonium is vaak het belangrijkste bestanddeel van het privévermogen. Een volledige toewijzing van het bedrijf aan de actieven, bijvoorbeeld via testament of schenking, zal meestal onmogelijk zijn omdat het ruimschoots het beschikbaar deel van de erfenis over-stijgt. Vaak zal toepassing moeten gemaakt worden van vernuftige technieken die opgebouwd worden rond de spelregels van het vennootschapsrecht.

n Wanneer het familiebedrijf uitgebaat wordt via een nv of een bvba kan overwogen worden om het gros van de aandelen via testament of schenking te laten overgaan naar de actieve kinderen. Daarbij zullen in de statuten van de vennootschap de gepaste clausules moeten ingeschreven worden om de actieven ook een zekerheid van bestuur te gunnen. Anderzijds moeten dan weer ten behoeve van de niet-actieven duidelijke afspraken gemaakt worden over het besluitvormingsproces in de algemene vergadering, over de eventuele verkoop van aandelen en de winstverdeling. Men dient ook de mogelijkheid te creëren om de niet-actieven toe te laten uit het bedrijf te stappen en hun aandelenbezit te verzilveren via een overdracht aan de actieven (of aan derden).

n Heeft het familiebedrijf de vorm van een éénmanszaak, dan ligt het nog moeilijker. Dan kan er niet gewerkt worden rond aandelenbezit en kan geen structuur uitgetekend worden, gebaseerd op een beslissingsproces van meerderheid tegen minderheid. Vaak zal in zo’n situatie heil moeten gezocht worden in de zogenaamde techniek van de dubbele akte. VOORBEELD Stel dat er twee kinderen zijn: Geert en Bruno. Geert is actief in de zaak en wil die verderzetten. Bruno werkt elders. De ouders schenken de zaak in eerste instantie aan zowel Geert als Bruno tegelijk, in onverdeeldheid, ieder voor de helft. Ze krijgen beiden hetzelfde zodat er geen sprake is van benadeling. Vervolgens treden beide kinderen uit onverdeeldheid. Bruno zal zijn onverdeelde helft aan zijn broer Geert afstaan. Geert wordt zo alleeneigenaar van de zaak maar moet wel een geldsom betalen aan Bruno, die gelijk is aan de helft van de waarde van de zaak. Ofwel zal Geert hiervoor een krediet aangaan bij de bank ofwel wordt voor deze betaling ook een regeling uitgewerkt binnen de familie.

Via de bedrijfsschenking

Een techniek om het familiebedrijf aan (welbepaalde) kinderen door te geven en die toelaat fiscale voordelen te koppelen aan burgerrechtelijke, is de bedrijfsschenking. Deze techniek kan eventueel ingepast worden in de hierboven vermelde techniek van de dubbele akte.

Tegen welk tarief?

Artikel 140bis van het Wetboek Registratierechten voorziet in een verlaging van de normale schenkingstarieven tot 3% in het Brussels gewest, tot 2% in het Vlaams gewest en tot 0% in het Waals gewest, wanneer tot een zogenaamde bedrijfsschenking wordt overgegaan. Het betreft dus een vlak en eenvormig tarief terwijl schenkingsrechten in principe progressief zijn (ze stijgen naargelang de grootte van de schenking en variëren naargelang de graad van verwantschap). Dit betekent een aanzienlijke belastingbesparing in vergelijking met de normaal toepasselijke schenkingstarieven.

Wat kunt u schenken?

U kunt ofwel een eenmanszaak schenken ofwel de aandelen van een vennootschap waarvan de zetel van haar werkelijke leiding in een lidstaat van de Europese Unie is gevestigd. In beide gevallen moet de activiteit volgens de wet betrekking hebben op een “nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit” of de uitoefening van een “vrij beroep, een ambt of post”. In Wallonië is ook de bosbouwactiviteit geviseerd. Maar de schenking van aandelen van zuivere patrimonium- of holdingvennootschappen tegen het vlakke tarief is dus uitgesloten.

Bescherming op het vlak van erfrecht

Bij de invoering van het verlaagde schenkingsrecht voor ondernemingen, heeft de federale wetgever twee correcties doorgevoerd in artikelen uit het burgerlijk wetboek die het erf-recht aanbelangen (en die dus gelden in de drie gewesten vermits het burgerlijk recht tot nader order een federale bevoegdheid is):

n Erfgenamen kunnen hun deel van de roerende en de onroerende goederen van de nalatenschap in natura vorderen (art. 826, eerste lid BW). Op dit principe bestaat een uitzondering voor de goederen die het voordeel genoten van de bedrijfsschenking. Zo wordt het probleem van een eventuele verdeling in natura van de aandelen van het familiebedrijf onder de verschillende aandeelhouders opgelost.

n Om de gelijkheid tussen de erfgenamen te waarborgen, moeten de schenkingen die de overledene tijdens zijn leven deed, opnieuw bij de nalatenschap worden gerekend en dit volgens hun waarde op het moment van het overlijden van de schenker (art. 922 BW). Daarvan wordt afgeweken wanneer het goederen betreft die werden geschonken via bedrijfsschenking. Zij zullen voor hun waarde ten tijde van de schenking in aanmerking genomen worden. Zo wordt vermeden dat de meerwaarden die de begiftigde zelf heeft verwezenlijkt in het kader van zijn activiteit aan het hoofd van de onderneming hem bij het overlijden van de schenker worden ontnomen.

Erven in een gezin met een gehandicapt kind

De grote bekommernis van ouders met een gehandicapt kind is het veiligstellen van de goede verzorging na hun overlijden. Anderzijds staan diezelfde ouders vaak voor een dilemma. Is het wel zinvol een belang-rijk deel van het vermogen te laten erven door het gehandicapte kind? Zo kan een gehandicapt kind dat via erfenis eigenaar wordt van bepaalde goederen soms zijn recht op (meer omvattende) sociale tegemoetkomingen bemoeilijkt zien, ja zelfs uitgeschakeld. Trouwens, het juridische statuut van een gehandicapt kind kan fors verschillen van geval tot geval. Sommigen zijn juridisch statuutloos maar in feite mentaal niet bij machte een vermogen te beheren. Anderen staan wel onder één of ander statuut (bijv. de verlengde minderjarigheid of toewijzing van een voorlopig bewindvoerder).

Wat ook hun statuut is, steeds zal er zich wat het patrominium van het gehandicapte kind betreft één of ander bestuursprobleem stellen (kan er verkocht worden? kan het kind zelf schenken? wie beheert het kapitaal?)

Het is onmogelijk binnen het be-stek van deze bijdrage alle mogelijk-heden te bespreken. Elk dossier is anders en vergt een aanpak op maat. Vaak zal een ingreep via testament wenselijk zijn waarbij men doorgaans het grootst beschikbaar deel van het vermogen zal nalaten aan de gezonde broer of zus. Het is ook vaak nuttig de erfenis van de gehuwde ouders zo te regelen dat in eerste instantie de langstlevende zoveel mogelijk erft. Dit kan via de gepaste clausule in het huwelijkscontract waardoor het gehandicapte kind (en zijn broers en zussen) pas erft na het overlijden van de langstlevende van de ouders.

Er zijn ook technieken die ervoor zorgen dat de nagelaten goederen (nagenoeg) uitsluitend aan de valide kinderen toekomen, maar waarbij anderzijds aan het gehandicapte kind bepaalde periodische voordelen of uitkeringen worden toegekend. Dit kan via technieken van lijfrente-vestiging in het voordeel van het gehandicapte kind. Soms kan ook de oprichting van een private stichting (een deel van) de oplossing zijn. Zo’n stichting heeft in dat geval tot een doel een bepaald deel van het vermogen (over de dood van de ouders heen) af te zonderen ten behoeve van de verzorging van het zorgenkind. De bestuurders van de stichting (veelal de broers en zussen ) waken over de naleving van het doel van de stichting.

In dit dossier bekijken we de fiscaal interessante mogelijkheid van het restlegaat. Weet ook dat gehandicapte personen in Vlaanderen van een verlaagd tarief van successierechten genieten.

Het restlegaat

Het gehandicapte kind is vaak niet in staat om zelf zijn erfenis te regelen. Daarom kan beter meteen een regeling getroffen worden voor het deel van het vermogen van de ouders dat bij het kind terechtkomt. Dit kan via het restlegaat.

Wat is het?

Het restlegaat (in juridisch jargon: fideïcommis de residuo) laat de erflater (de opsteller van het testament of testator) toe niet éénmaal maar tweemaal te bepalen aan wie de door hem nagelaten goederen (opvolgend) moeten toekomen. Degene die het testament opstelt vermaakt zijn erfgoederen (of een deel ervan) aan een welbepaalde erfgenaam (de legataris genoemd, of nog de eerste begunstigde, of de bezwaarde), die ze meteen verkrijgt en er eigenaar van blijft tot aan zijn overlijden. Bij de dood van deze eerste begunstigde, gaat wat er rest van die erfgoederen (het residuo) echter niet naar diens erfgenamen maar wel naar een welbepaalde persoon (de tweede begunstigde of de verwachter genoemd) die door de eerste erflater werd aangeduid. De tweede begunstigde erft dus als het ware in uitgesteld relais maar wel rechtstreeks van de testator.

Wanneer is dit interessant?

Deze techniek wordt vaak gebruikt door ouders met een gehandicapt kind die degene willen belonen die na hun dood met toewijding voor dat kind zal zorgen.

Fiscaal voordeel.

Het restlegaat laat niet alleen toe de toekomstige erfenis van het gehandicapte kind zelf te sturen, het biedt ook een interessant fiscaal voordeel. De eerste begunstigde wordt onderworpen aan het successierecht, volgens het tarief in functie van zijn verwantschap met de testator, zoals bij een normaal legaat. Op het ogenblik van het overlijden van de eerste begunstigde moet de persoon die de goederen in tweede orde erft een nieuw successierecht betalen op wat er overblijft. Het bijzondere is echter – en hierin schuilt de belastingbe-sparing die men via restlegaat kan realiseren – dat voor de bepaling van het tarief van deze tweede successie rekening gehouden wordt met de verwantschapsband die bestaat tussen de oorspronkelijke testator en de tweede verkrijger. De graad van verwantschap tussen de eerste verkrijger en de tweede verkrijger blijft dus totaal buiten beschouwing.

VOORBEELD Johan en Els hebben twee kinderen: zoon Peter die gehandicapt en kinderloos is (en dat zal blijven) en dochter Kaat die twee peuters heeft. Peter erft de helft van de erfenis van zijn ouders. Maar bij een restlegaat gaat wat hij bij zijn dood overhoudt, rechtstreeks naar zijn zus Kaat en wel tegen het successietarief rechte lijn en dus niet tegen het hogere successietarief tussen broers en zussen.

WEETJE Voor de tweede successie wordt het successierecht berekend op de waarde van de goederen ten tijde van het overlijden van de eerste verkrijger, maar volgens het tarief dat van toepassing was ten tijde van het overlijden van de oorspronkelijke testator. Wettelijke tariefwijzigingen blijven dus zonder invloed.

Het verlaagde successie-tarief voor gehandicapte personen

Sinds 1 januari 2003 bestaat in Vlaanderen een zogenaamde voetvrijstelling (of abattement) voor zwaar gehandicapte personen. Deze vrij-stelling geldt dus voor gehandicapte personen die erven van iemand die gedomicilieerd was in het Vlaams gewest.

Hoeveel bedraagt de vrijstelling? Ze bedraagt euro 3000 bij een erfenis in rechte lijn, tussen echtgenoten en tussen samenwonenden. In de andere gevallen bedraagt ze euro 1000. Dit basisbedrag wordt vervolgens vermenigvuldigd met een factor, afhankelijk van de leeftijd van de verkrijger (u vindt deze cijfers in art. 21 V, van het Wetboek Successierechten en in de tabel links).

VOORBEELD Peter is 45 jaar en zwaar gehandicapt. Hij erft euro 85.000 spaargeld van zijn vader die in Vlaanderen woonde. Omdat dit een erfenis in de rechte lijn is, geniet Peter een vrijstelling van euro 3000. Deze basisvrijstelling wordt nog eens vermenigvuldigd met 14, de factor van toepassing voor zijn leeftijd. Hij geniet dus een vrijstelling van 3000 x 14 = euro 42.000. Hij zal dus maar successierechten betalen op (85.000 – 42.000) = euro 43.000.

Op de eerste schijf van euro 50.000 betaalt een erfgenaam in de rechte lijn in Vlaanderen 3%. Peter zal dus (euro 43.000 x 3%) = euro 1290 successierechten betalen.

Mocht de voetvrijstelling niet be-staan hebben, dan moest Peter successierechten betalen op de volledige som van euro85.000: 3% op de eerste schijf van euro 50.000 (dus euro1.500) en 9% op de resterende euro35.000 (dus euro3.150). In totaal euro4650. De vrijstelling levert dus een belastingbesparing op van 4650 – 1290 = euro 3360.

Wie komt in aanmerking?

Enkel zwaargehandicapte personen komen in aanmerking. Wordt beschouwd als zwaargehandicapte persoon: degene van wie, ongeacht de leeftijd, is vastgesteld dat, als gevolg van feiten overkomen en vastgesteld vóór de leeftijd van 65 jaar:

n ofwel zijn lichamelijke of geestelijke toestand zijn verdienvermogen heeft verminderd tot één derde of minder van wat een valide persoon op de algemene arbeidsmarkt kan verdienen

n ofwel zijn gezondheidstoestand een volledig gebrek aan of een vermindering van zelfredzaamheid van ten minste 9 punten tot gevolg heeft, gemeten volgens de medisch-sociale schaal die gebruikt wordt in de wetgeving over de tegemoetkomingen aan gehandicapten

n ofwel na de periode van primaire ongeschiktheid (dit is de eerste periode van 12 maanden) zijn verdienvermogen is verminderd tot een derde of minder

n ofwel hij, ingevolge een administratieve of gerechtelijke beslissing, tot ten minste 66 % blijvend lichamelijk of geestelijk gehandicapt of arbeids-ongeschikt is verklaard.

Het recht op de vrijstelling moet bewezen worden door een attest of een verklaring van een instelling of dienst die bevoegd is om de toestand als gehandicapte vast te stellen.

Het attest of de verklaring wordt bij de successieaangifte gevoegd of aan het bevoegde successiekantoor bezorgd. In dat geval wordt het voordeel onmiddellijk toegekend. Is het attest niet bij de aangifte gevoegd of niet tijdig op het bevoegde kantoor toegekomen, dan worden de successierechten berekend zonder toepassing van de vrijstelling, wat een behoorlijk verschil kan uitmaken.

WEETJE Als het registratiekantoor het attest ontvangt binnen de twee jaar na de betaling van de successierechten, dan kan een verzoek tot teruggave van het te veel betaalde ingediend worden en krijgt de gehandicapte persoon het vrijge-stelde bedrag alsnog terugbetaald. n

Eric Spruyt, notaris en prof. Hogeschool – Universiteit Brussel (HUB)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content