Van stofjas naar bakkersplunje

Officieel is hij al zeven jaar met pensioen maar het theater laat Manu Verreth niet los. In ‘Cyrano de Bergerac’ kruipt hij in de huid van de dichtende banketbanker Rageneau. ’t is eens iets anders dan de stofjas van ‘collega’ Jomme Dockx!

Herbert Flack, Sandrine André, Wim Danckaert, Patrick Vandesande. Manu Verreth is in goed gezelschap in de cast van de degen- en mantelklassieker ‘Cyrano de Bererac’ die begin december in première gaat.

Plus Magazine: Bent u blij dat men u vroeg voor deze rol?

Manu Verreth: Ik zat er niet op te wachten, maar het flatteert me. Met mijn vrouw had ik afgesproken om het vanaf mijn zestigste wat kalmer aan te doen. Gedurende 30 jaar heb ik 250 voorstellingen per jaar gespeeld en dat allemaal dankzij mijn vrouw, want ondertussen heeft zij onze dochter op een schitterende manier grootgebracht. Nu hebben we al enkele rustige jaren samen doorgebracht.

Toch hebt u de planken nooit voorgoed vaarwel gezegd.

Neen, momenteel speel ik ook in een stuk dat mijn broer René regisseert. Het gaat over ouderenmishandeling, een sluimerend probleem in onze maatschappij. Op deze manier proberen wij het thema bespreekbaar te maken. Dat is wat we al 35 jaar doen: toneel met een traan en een lach brengen, maar ook sociaal bewogen.

Allicht was dat ook het succes van een typetje als Jomme Dockx in ‘De collega’s’?

Inderdaad, wij wilden de wereld van de administratie tonen en hoe hard die wel kan zijn. Daaruit zijn De collega’s gegroeid. Jomme Dockx is de underdog par excellence. Niemand wordt zo geboren, het zijn altijd anderen die een underdog creëren. Laat een kind drie jaar gepest worden op school en het is een heel ander kind geworden. Wij hebben een lagere bediende getoond waarvan er honderdduizenden in dit land rondlopen. Ik kan ervan meespreken, want ik heb zelf een tijdje bij de toenmalige RTT gewerkt. Veel mensen houden dit een heel leven vol, ik heb daar heel veel respect voor. Wij hebben trouwens altijd geprobeerd een spiegel van de maatschappij op scène te zetten, waarin de toeschouwer zich terugvindt, en dat is met de collega’s zeker gelukt.

Op een keer traden we op in Turnhout. Een man stond ons op te wachten en hij zei: “Kom eens mee naar mijn vrouw, want ik wil haar vergiffenis vragen omdat ik zo vaak slecht gezind van den bureau terugkwam. Leg haar eens uit hoe moeilijk dat werk wel is, want jij weet wat dat is!”

Die mens identificeerde zich helemaal met Jomme Dockx. Een andere keer trakteerde een man mij op een pint in een café: “Een pint voor de Jomme”, riep hij. Mijn broer René, die de directeur speelde in de serie, was er ook bij. “Maar voor die smeerlap niks”, zei de man, “want gij hebt de Jomme al genoeg getreiterd.” Dat wil toch zeggen dat je goed bezig bent! Dan voel je dat je nuttig werk doet, meer kun je met theater niet bereiken.

Vanwaar kwam bij u de drang om acteur te worden?

Ik kom uit een gezin van zeven. Mijn achtergrond is een zingende moeder aan de waskuip. Zij kende alle gedichten van Alice Nahon van buiten en wij dus ook toen we zeven waren. Bij ons was het bij het minste feest: op het tafellaken verscheen kip met kriekjes en frieten en wij stonden allemaal te zingen. Het was net de familie von Trapp. Om de haverklap hadden we verkleedpartijen en onze huiskamer was een half theater. Ik heb daar leren voelen, leren begrijpen, leren doorgronden. Die gezinssfeer was alles bepalend en is me mijn hele leven bijgebleven, ook binnen ons gezelschap (het Mechels Miniatuurtheater) heb ik die sfeer proberen te creëren. Na twintig jaar verweten ze ons toen dat we nog altijd in hetzelfde gezelschap speelden. Maar als iedereen er aan zijn trekken komt en je hebt een goede band met het publiek, waarom zou je dan veranderen?

U hebt bijna alles in uw leven samen met uw tweelingbroer gedaan. Twee handen op één buik?

Ja, René is een vriend voor het leven. Wij wonen ook naast elkaar en zelfs in ons appartement in Spanje zijn we buren. Automatisch denk je over veel dingen hetzelfde en toch is er niemand met wie je zo fel ruzie kunt maken als met je tweelingbroer! Nu moet ik wel toegeven dat dit nu wat minder is omdat ik al op voorhand weet wat hij gaat antwoorden. Maar die verbondenheid geeft tegelijk een speciale kracht en een extra kwaliteit aan onze gesprekken.

U bent nu 67. Gaat u nog veel rollen spelen?

Hadden ze mij gevraagd om de hoofd-rol van Cyrano te spelen, dan had ik daarvoor bedankt. Fysiek zou dat te belastend zijn en je hebt toch een verantwoordelijkheid tegenover de groep. Maar ik speel nog altijd heel graag. Je emoties in een personage vertalen en dat overbrengen op het publiek, daar draait het toch allemaal om in ons beroep. Zonder boven de maatschappij te gaan leven, want dan ben je als acteur niets meer waard. n

Cyrano De Bergerac met Herbert Flack, Sandrine André, Patrick Vandersande, Wim Danckaert en Manu Verreth. Van 6 tot 15 december in Stadsschouwburg Antwerpen en van 23 tot 27 januari 2008 in het Capitole Gent. Toegang: a 24 tot 44. Reservatie en tickets: % 077 37 38 39 en www.musichall.be

De collega’s Vanaf april 2008 in ’t Arsenaal in Mechelen. Met Ben Segers, Nathalie Meskens, Veerle Dobbelaere, Marc Van Eeghem en Michael De Cock. Deze voorstellingen zijn al uitverkocht, maar daarna volgt een tournee door Vlaanderen. Info: www.tarsenaal.be

Georges. Info over de productie rond ouderenmishandeling:

www.waverland.be

Filip Godelaine

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content