Uw brieven

“Ik sloot vorig jaar een abonnement af met een gsm-operator. Het is een contract voor één jaar, met een bepaling dat het stilzwijgend wordt verlengd. Ik hoorde dat er nu een nieuwe wet is die paal en perk zou stellen aan zulke contracten. Kan ik dat contract nu opzeggen?”

Op 15 mei 2007 verscheen in het Belgisch Staatsblad een wet die de stilzwijgende verlenging van dienstenovereenkomsten voor bepaalde duur tussen handelaars en consumenten aan banden legt. Ze trad in werking op 25 mei 2007. Dienstenovereenkomsten zijn bijvoorbeeld contracten met een gsm-operator, fitnessabonnementen, overeenkomsten inzake internet, teledistributie, en zo meer.

Overeenkomsten voor bepaalde duur die verband houden met producten (bijv. boekenclubs) vallen niet onder de wet maar in de tekst wordt bepaald dat een koninklijk besluit het toepassingsgebied kan uitbreiden tot bepaalde categorieën van producten.

De wet verbiedt nog steeds geen contracten voor bepaalde duur met een stilzwijgende verlenging, maar voert wel bepaalde spelregels in. Meer bepaald bevat ze twee belangrijke nieuwe principes.

n Degene die de dienst verleent moet de klant duidelijk verwittigen dat er in het contract een beding van stilzwijgende verlenging staat. Dit beding moet in vetgedrukte letters en in een kader op de voorzijde van het contract (op het eerste blad en los van de tekst) worden vermeld. Het is dus gedaan met zulke bedingen in de kleine lettertjes op een willekeurige bladzijde van een contract.

n Een tweede belangrijke nieuwigheid is dat de klant -na één stilzwijgende verlenging!- de mogelijkheid heeft om het contract te allen tijde op te zeggen. Hierbij volstaat het dat hij een opzegtermijn naleeft waarvan de duur contractueel wordt vastgelegd, maar ze mag volgens de wet niet meer bedragen dan één maand. Het valt dus te verwachten dat in nagenoeg alle contracten deze maximumtermijn zal worden overgenomen zodat in de praktijk meestal een opzeg van één maand zal gelden.

“Ik ben weduwe en eigenares van de woning waarin mijn dochter en haar vriend wonen. Na mijn overlijden zal mijn dochter het huis erven. Ik ben echter bang dat haar vriend haar zal overhalen om het huis te verkopen en met het geld ‘goed te leven’. In uw artikel Schenken aan een kind, maar baas blijven over uw geld (februari) las ik dat men in de schenkingsakte het verbod kan inlassen om de geschonken goederen in de huwelijksgemeenschap te brengen. Mijn dochter is echter niet getrouwd. Kan een testament waarbij ik haar enkel het vruchtgebruik nalaat een oplossing bieden?”

Schenken met een ‘vervreemdingsverbod’ (u verbiedt de begunstigde het geschonken goed te verkopen) is niet onmogelijk, maar wordt door de rechters argwanend bekeken. Er wordt immers geraakt aan één van de belangrijke principes van ons recht, nl. het eigendomsrecht. Uw dochter zal niet meer vrij kunnen beschikken over het huis dat na uw overlijden haar eigendom wordt. Dit kan enkel als het vervreemdingsverbod beperkt is in de tijd en het een rechtmatig belang dient. Een schenking met behoud van vruchtgebruik wordt aanvaard omdat het vruchtgebruik beperkt is in de tijd (zolang de vruchtgebruiker leeft) en de schenker een ‘rechtmatig belang’ heeft (hij mag in het huis blijven wonen).

Een vervreemdingsverbod is dus enkel mogelijk als de schenker nog leeft. U wilt echter voorkomen dat uw dochter na uw overlijden het huis zou verkopen. Via een schenking met vervreemdingsverbod is dat niet mogelijk.

Ook een testament waarbij u uw dochter enkel het vruchtgebruik van het huis zou nalaten, vormt geen oplossing. Niets belet de persoon aan wie u de naakte eigendom zou nalaten om na uw overlijden de naakte eigendom aan uw dochter te verkopen. Bovendien moet uw dochter minstens 1/2de van uw nalatenschap krijgen(wettelijke reserve). Hoe later u overlijdt, hoe ouder zij zal zijn als erfgenaam en hoe minder haar vruchtgebruik zal bedragen. Bijvoorbeeld: het vruchtgebruik van een vrouwelijke erfgenaam van 55 jaar bedraagt 53,15% van de nalatenschap (tabel Ledoux).

“Nu onze kinderen het ouderlijke nest verlaten hebben, is ons huis te groot geworden. We denken eraan één ruimte (6% van de totale oppervlakte) aan een vereniging te verhuren voor a300 per maand. Ons huis heeft een KI van a1811. Maar voor we beslissen, willen we graag weten welke fiscale gevolgen dit zal hebben.”

Het onroerend inkomen is één van de inkomsten waarop personenbelasting geheven wordt. Verhuurt u een deel van uw huis, dan wordt er een opsplitsing gemaakt.

n Voor het deel dat u niet verhuurt, wordt 94% van het kadastraal inkomen als belastbare basis genomen (de overige 6% is voor het verhuurde gedeelte). Dat komt neer op: euro1811 x 94 % = euro 1702,34. Op dit bedrag wordt de belasting berekend. Omdat u zelf het huis bewoont, geniet u echter een vrijstelling. In de praktijk komt het eropneer dat het deel dat u zelf bewoont niet zal belast worden in de personenbelasting.

n Omdat u het andere deel van uw huis verhuurt aan een vereniging en niet aan een fysiek persoon die de kamer voor privédoeleinden gebruikt, moet u wel belastingen betalen. U zult belast worden op het jaarlijkse netto huurinkomen (bruto – 40%), dus op euro3600 – 40% = euro2160. Deze som wordt toegevoegd aan uw andere inkomsten en u wordt belast aan het progressieve tarief.

“Ik verhuur een appartement. De huurder, die twee maand achterloopt met betaling van de huur vertelt mij dat hij een collectieve schuldenregeling aangevraagd heeft. Maar wat betekent dat voor mij?”

Als uw huurder een collectieve schuldenregeling vraagt (een procedure waarbij een schuldbemiddelaar wordt aangeduid), dan heeft hij een schuldenlast die zo groot is dat hij niet meer in staat is al zijn schulden af te betalen. Voor de achterstallen die er zijn op het moment van de collectieve schuldenregeling (de twee maand huur) moet u aangifte van schuldvordering doen bij de schuldbemiddelaar, het best via een aangetekende brief. Nadat de huurder een collectieve schuldenregeling aanvroeg kunt u niet meer naar de vrederechter stappen om de ontbinding te vragen op grond van achterstallen opgebouwd voor de schuldenregeling. Die moet u proberen te recupereren (wat niet altijd lukt). De schuldenregeling op zich is evenmin een reden voor ontbinding of stopzetting van de huurovereenkomst. U kunt wel proberen een akkoord met de huurder te sluiten om de overeenkomst stop te zetten. Tijdens de collectieve schuldenregeling zult u in principe wel huur ontvangen. Is dat niet het geval, dan kunt u naar de vrederechter stappen om de ontbinding van de overeenkomst te vragen. n

Jan Roodhooft, advocaat; Magali Raes, advocate; Gauthier Polet, advocaat; Jan De Lat, advocaat

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content