Twee happy islands

Broederlijk naast elkaar liggen ze, voor de kust van Venezuela. En al hebben de voormalige Nederlandse Antilleneilanden Aruba en Curaçao een heel verschillend karakter, zon en mooie stranden hebben ze allebei in overvloed. Net als oerdegelijke Hollandse gezelligheid, markten, kleurrijke huisjes, humor en levenslust. Véél levenslust.

Nergens in het Caribische gebied vindt u zo’n mooie en parelwitte stranden als op Aruba, met veel palmbomen en hier en daar typische dividivi-bomen, die met de windrichting lijken mee te groeien. De luxehotels in de hoofdstad Oranjestad en langs de stranden van Druif Beach en Palm Beach hebben casino’s, shops en themarestaurants. Het Renaissancehotel doet nog beter: het beschikt zelfs over een winkelcentrum en een privé-eiland. Een pendelbootje dat vlakbij de receptie aanlegt, brengt de gasten naar Flamingo Beach, waar flamingo’s ongestoord temidden van de badgasten pootje baden en griezelige, maar ongevaarlijke leguanen roerloos in de zon liggen te bakken.

Aruba is ook een duikersparadijs. Daarom vertrekken we ’s anderendaags met een catamaran om te gaan snorkelen in de buurt van een Duits scheepswrak. Het water is zeer helder en het krioelt er van de vissen. Als dit spektakel nog wordt afgesloten met een tropische cocktail aan boord, kan de dag niet meer stuk op one happyisland, zoals de Arubanen het fier omschrijven.

Zo mooi als de stranden en de azuurblauwe zee van Aruba zijn, zo ruw en droog is het binnenland met duinen, cactusbossen en grote rotsformaties die uit het oertijdperk lijken te stammen. We rijden met onze jeep het National Park Arikok binnen, een paradijs voor leguanen en hagedissen. Hier en daar passeren we boerderijen waar massaal aloë vera wordt verbouwd, een hip ingrediënt voor tal van schoonheidsproducten én het belangrijkste exportproduct van Aruba. Om de haverklap komt ook het koloniale verleden om de hoek kijken, al was het maar door het feit dat we hier overal in het Nederlands terecht kunnen – handig! – of door de vorm van de oud-Hollandse huisjes die we meteen herkennen. Een prachtig voorbeeld is het restaurant Papiamento: een typisch Hollands boerderijtje, maar wel omringd door palmbomen.

Amsterdam in de tropen

Aruba is altijd een landbouw- en vee-eiland geweest, terwijl Curaçao lange tijd de draaischijf was van de slavenhandel van de Nederlanders in de Cariben. Daardoor is het Nederlandse verleden nog veel tastbaarder, dat blijkt al bij een eerste blik op Punda, het oudste gedeelte van de hoofdstad Willemstad: een façade van typische oud-Hollandse koopmanshuizen, maar dan kleurrijk beschilderd en badend in een felblauwe hemel. Wandelgalerijen langs straten met namen als Handelskade en Heerenstraat bieden bescherming tegen de zon. Maar de échte couleur locale snuiven we op aan de drijvende markt, waar Venezolaanse marktkramers met hun houten barken aanleggen om er groente en fruit aan de man brengen. Het mooi gerestaureerde Fort Amsterdam bouwden de Hollanders al in 1635. De brede vestingmuren van het Waterfort, dat de monding van de haven bewaakte, vormen nu een prachtig decor voor openluchtbars en restaurants met een overweldigend uitzicht over de eindeloze oceaan.

Via de pontjesbrug steken we over naar de overkant van de baai, naar het stadsdeel Otrabanda dat momenteel een revival kent. In het oude Rif Fort zijn sinds kort talrijke winkels, bars en het grote Renaissancehotel ondergebracht. Het is ook de nieuwe aanlegplaats voor megacruiseschepen geworden nadat een Nederlandse zakenman een aantal vervallen koloniale huizen opkocht, rond het plein waar vroeger slaven werden verhandeld. Hij transformeerde de wijk tot Kura Hulanda, een prachtig hoteldorp waarin de gerestaureerde koloniale woningen ons het gevoel geven in de 18de eeuw rond te lopen. Het museum evoceert de geschiedenis van de slavernij op het eiland én, bij uitbreiding, in de Afrikaanse diaspora. In het even koloniaal ogende gouverneurshuis daarnaast bestellen we Keshi Yená, een gerecht dat oorspronkelijk door slaven gemaakt werd van restjes goudakaas die hun Nederlandse meesters op tafel achterlieten. Maar het bekendste culinaire product van Curaçao is de likeur Blue Curaçao. En die bestaat ook in het rood, geel of in chocoladekleur.

Ten noorden van Willemstad verkennen we de stranden van Curaçao. Hier geen langgerekte zandvlaktes maar gezellige baaitjes zoals op de oude slavenplantage Playa Porto Mari. Cas Aboa is nog mooier en de echte sfeer van Curaçao snuiven we op aan Grote Knip, waar de locals hun vrije tijd doorbrengen. Mambo Beach is dan weer meer op toeristen gericht, met zijn Seaquarium en de Dolphin Academy, waar je tussen de dolfijnen kunt zwemmen.

Weg van de kust, komen we in een ruig en bergachtig landschap terecht, met een tropische kruidentuin en openluchtmuseum waar Dinah Veeris haar plantenkennis met verhalen en legendes van het eiland verweeft. “Ik kweek hier 36 soorten basilicum, bereid oliën tegen oorpijn, stroop van kalebas tegen astma...”

Kuifje in Curaçao

Op Curaçao wonen ook een honderdtal Belgen. Zoals Rudi Valter en zijn vrouw, die appartementen aan zee verhuren in het dorpje Boca Sami. “Vroeger hadden wij een restaurant op de Antwerpse Suikerrui, maar na een vakantie hier waren we zo onder de indruk dat we besloten te verhuizen.” Ze zijn lid van de Belgische club, net als Thierry en Pascale, die een b&b uitbaten met een mooi zwembad tussen de palmbomen. Thierry heeft hier ook een voetbalschool voor kinderen, de Kuifje Soccer Academy. “We waren de drukte in België beu en houden van de vriendelijkheid van de mensen. Contact met het thuisland hebben we genoeg: een vierde van ons cliënteel bestaat uit Belgen!”

Filip Godelaine

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content