© ISTOCK

Ten oorlog voor één koe

1275. Een koeiendief wordt ontmaskerd tijdens de jaarmarkt van Andenne. Wat een simpele kruimeldiefstal lijkt, ontaardt echter snel in een ware oorlog. Twee jaar lang wordt de Condroz het toneel van een bloedige strijd. Wanneer de Franse koning een einde maakt aan de gevechten, zijn er niet minder dan 15.000 slachtoffers gevallen en 60 dorpen verwoest. Hoe is het zo ver kunnen komen?

Op die mooie dag in 1275 is het kleine stadje Andenne in feeststemming. Gwijde van Dampierre, graaf van Vlaanderen én markgraaf van Namen, organiseert hier een indrukwekkend toernooi. Boeren en burgers uit de omliggende dorpen en steden stromen toe om de edele heren te zien die – aldus een kroniekschrijver uit de 14de eeuw – “een hevige wedkamp aangaan voor de liefde van de dames en voor de prijzenpot”. Zo veel volk is een commerciële buitenkans: Andenne wordt overrompeld door kraampjes, rondreizende handelaars en acrobaten. Verderop wordt zelfs een veemarkt georganiseerd. Varkens, schapen en runderen worden geruild of verkocht, beurzen vol munten gaan van hand tot hand.

Tussen de klanten kijkt Rigaud de Corbion, een burger uit Ciney, heel aandachtig naar de dieren. Amper een paar dagen geleden is één van zijn koeien gestolen. Runderen zijn in die tijd nog zeldzaam en een klein fortuin waard. Daarom vermoedt hij dat de dief van het toernooi gebruik zal maken om een mooie som op te strijken. Bij één van de omheiningen blijft onze burger versteend staan: voor hem staat zijn gestolen koe, met daarnaast de dief! Het gaat om een arme keuterboer uit Goesnes, een bescheiden heerlijkheid in de onmiddellijke omgeving. De eigenaar aarzelt geen moment en gaat op zoek naar hulp. Hij botst daarbij op de burgemeester van Ciney, tegelijk baljuw van de Condroz, en gemachtigd om het recht in zijn streek te handhaven. De burgervader is in Andenne om naar het toernooi te kijken, maar heeft hier helaas geen enkele bevoegdheid: de stad maakt immers deel uit van het markgraafschap Namen en dat ligt buiten zijn jurisdictie. Hij kan en mag de dief dus niet aanhouden.

Het vuur aan de lont

Rigaud de Corbion stapt dan maar op de edellieden af die zich wat verderop te goed doen aan het banket, maar ook daar vangt hij bot. “De heren waren volop bezig feest te vieren en wilden hun plezier niet onderbreken voor een simpele koeiendiefstal”, vertelt Dany Kohl, conservator van het Musée de l’Héritage van Goesnes. Maar hoe krijg je de schuldige dan voor de rechter? De burgemeester van Ciney heeft een idee. Hij grijpt de dief bij de kraag en dreigt ermee hem te laten mishandelen. Tenzij hij de koe terugbrengt naar de plek waar ze gestolen is. Bevend van angst gaat de dief meteen op weg met zijn buit. Maar dat blijkt niet zo’n goed idee. Zodra hij de grens met Ciney is overgestoken, laat de burgemeester zijn rechterlijke macht gelden. De dief wordt aangehouden en zonder omhaal berecht. In minder dan geen tijd bengelt de arme man hoog en droog opgehangen aan een boom. Voor velen is de zaak daarmee van de baan, maar in werkelijkheid krijgt ze nog een bloedig vervolg.

Kort daarop vernemen Nicolas en Richard de Beaufort, heren van Goesnes, dat één van hun onderdanen die een diefstal heeft begaan, door de inwoners van Ciney in een valstrik is gelokt en terechtgesteld. Dat is een ernstige inbreuk op hun juridische bevoegdheid, vinden ze. De heren verzamelen een aantal vechtjassen rond zich en beginnen met een strafexpeditie. Wellicht wordt de burgemeester van Ciney hierbij gedood.

Het toeval wil dat de streek in die periode voor aanhoudende spanningen zorgt tussen het machtige prinsbisdom Luik, waartoe Dinant, Ciney en Hoei behoren, en het kleine markgraafschap Namen, waaronder Andenne en sinds kort ook Goesnes vallen. De feodale grens tussen beide ‘staten’ is echter vaag en grillig. Het grondgebied van het prinsbisdom telt een aantal Naamse enclaves en vice versa. Sommige heerlijkheden zijn al meerdere keren van leenheer veranderd. Bovendien is de markgraaf van Namen een vazal van de Franse koning, terwijl de Luikse prinsbisschop trouw heeft gezworen aan het Heilige Duitse Keizerrijk. Genoeg stof voor spanningen dus. De streek leeft op een kruitvat en een simpele wraakactie volstaat om het vuur aan de lont te steken (lees ook: Een koe als voorwendsel).

De koning speelt arbiter

Het hek is intussen van de dam. In de winter van 1275 maken de Luikse troepen Goesnes met de grond gelijk. Dat verplicht de markgraaf van Namen, Gwijde van Dampierre, tot een reactie. In april 1276 komt het tot een ware oorlog. Hier geen roemrijke veldslagen met ridders te paard, wel plunderingen, verkrachtingen en zinloze moordpartijen. Vrijwel overal stijgen uit de dorpen en gehuchten rookpluimen op, die kilometers in het rond te zien zijn. In het begin lijken de Luikenaars de bovenhand te hebben. Tot Gwijde van Dampierre een beroep doet op zijn trouwe Vlaamse troepen – hij is niet voor niets graaf van Vlaanderen – en bovendien hulp krijgt van de graven van Brabant en Luxemburg. Het geweld neemt hand over hand toe en het aantal geplunderde stadjes en dorpen valt niet meer te tellen: Ciney, Durbuy, Marche-en-Famenne, Malonne, Landen...

Het conflict zit muurvast, maar niemand wil capituleren. Oorlogsmoe vraagt de Luikse prinsbisschop aan de leenheer van Gwijde van Dampierre, de Franse koning Filips de Stoute, een einde aan de gevechten te maken. In april 1278 brengt de koning alle oorlogvoerende partijen in Andenne rond de tafel en ziet hij toe op de vredesonderhandelingen. De koeienoorlog eindigt dus waar hij – volgens de legende – begonnen is. De balans is zwaar: 15.000 doden en vele tientallen dorpen verwoest. Alleen vertelt de geschiedenis niet hoeveel koeien er omkwamen in dit conflict dat naar hen is genoemd.

NICOLAS EVRARD

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content