Tango in het bloed

De Argentijnse hoofdstad Buenos Aires mag dan wel in het uiterste zuiden van Zuid-Amerika liggen, met haar kleurrijke wijken en drukke uitgaansbuurten voelt ze heel Europees aan. Toch is er één groot verschil: hier is de tango overal present.

Zij zet een pas terug, haar been kronkelt rond dat van haar partner. Zijn zwarte hemd staat open, zijn blik is even dwingend als zijn handen. Zo hoort het, want anders verliest de tango zijn passie, zijn ritme, zijn hart, zijn ziel. Elkaar aantrekken en weer afstand nemen, ogen die doorboren en begeren. Haar mooie rondingen, zijn bezwete borst. Voeten die schuiven, draaien, tollen. Benen die paren op het plaveisel van de Plaza Dorrego in San Telmo.

Ik kijk toe, jaloers op zoveel ingetoomde erotiek. Een beetje weemoedig ook omdat ik nooit dit liefdesspel zal dansen. Dat is het voorrecht van de Porteños, de fiere inwoners van Buenos Aires die deze dans nu eenmaal in hun bloed hebben. Mensen als Pedro Benavente, die als El Indio de verpersoonlijking van de tango is geworden: “Op m’n dertiende zette ik mijn eerste danspasjes, in familiekring. Mijn bloed is gedeeltelijk Indiaans, gedeeltelijk Andalusisch. Een mix van zigeuners, migranten en gaucho’s. Daarom dansen we alle stijlen, ieder paar is een stijl op zich en dat maakt het zo moeilijk voor wie traditioneel danst.” Benaventes partner Leticia beaamt dat: “Ik kon echt wel dansen, en toch heb ik alles wat ik geleerd heb, aan hem te danken.”

San Telmo is dé kunstenaarswijk bij uitstek, vooral op zondag. Met haar 19de eeuwse huizen met balkons en straten vol rommelkramen, antiekzaken, straatmuzikanten en dansers is het een geliefde trekpleister voor toeristen. De sfeer is er altijd uitgelaten en toch rijkelijk overgoten met een sausje nostalgie.

Europese ‘vibe’

Nergens zijn de doden meer levend dan in Buenos Aires: op het kerkhof met Evita Perón, in de tangokroegen met Carlos Gardel, in de Sohowijk met Jorge Luis Borges, op de Plaza de Mayo met de Dwaze Moeders. Op dit plein vol pompeuze bouwkunst verzamelen de moeders en grootmoeders van vermisten nu al meer dan dertig jaar elke donderdag in stilte, met in hun hand de foto’s van hun vermoorde of verdwenen (klein)zonen en (klein)dochters.

In het historische hart van de stad is de Casa Rosada, het roze stadhuis, altijd al de ultieme politieke tribune geweest. Op een sokkel staat generaal Belgrano, die we niet zouden kennen als de Britten tijdens de Falklandoorlog geen slagschip met die naam naar de bodem van de oceaan hadden geschoten. In de kathedraal, bewaakt door soldaten, rust José de San Martín, de Guerrero de Independencia die het land van de Spanjaarden bevrijdde.

Plots overvalt me de vraag: ben ik hier wel in Zuid-Amerika? Wie door de Argentijnse hoofdstad doolt, ontsnapt niet aan de vergelijking met steden uit een andere eeuw, met Madrid en Parijs bijvoorbeeld, met Liverpool of een aantal Italiaanse stadjes, overgoten met een vleugje New York. Dat ik Porteños – letterlijk: bewoners van de haven -, vaak somos Europeos hoor zeggen, is niet verwonderlijk. Dit is een stad die overspoeld werd door Europese migranten en geboetseerd naar het voorbeeld van hun steden.

Belle époque met 22 rijstroken

Slenteren door deze stad is tegelijk flaneren door de tijd, met architectuur van barok tot de vroege twintigste eeuw. Langs de brede boulevards pronken herenhuizen met art-nouveauornamenten. Statig doorklieft de Avenida de Mayo de wijken Monserrat en San Nicolas. Op nummer 825 huist het prachtige Café Tortoni, sinds 1858 hét trefpunt van schrijvers, intellectuelen en kunstenaars. Tussen plaasterwerk, lambriseringen, spiegels en glaswerk prijken foto’s en een buste van Carlos Gardel, de grootmeester van de tango.

Vlakbij, in de wijk Retiro, geldt de Avenida 9 de Julio als de breedste boulevard ter wereld, met maar liefst tweemaal elf rijstroken. En op het kruispunt met Corrientes is de obelisk een heiligdom voor voetbalfanaten die een overwinning van de Boca Juniors vieren of uit de bol gaan wanneer Argentinië wereldkampioen wordt. In de zijstraat Suipacha loop ik langs etalages die Zapatos para bailar uitstallen, dé dansschoenen par excellence. Achter een van de vervallen gevels is hier ook de Confiteria La Ideal te vinden, een prachtig tangosalon met spiegels, zuilen en kroonluchters uit de belle époque.

Water en groen

Langs de Avenida del Libertador bereik ik Palermo, een groene long met parken, botanische tuinen en zelfs wijngaarden. Een ideale plek om op een bankje Borges te lezen, de dichter die Buenos Aires als het ware ademde. Daarna gaat het met één van de duizende geelzwarte taxi’s naar de andere kant van de stad, naar het havenkwartier van La Boca. Het is hier dat de tango op de binnenpleinen en in de bordelen werd uitgevonden, als een mengsel van muziek van zwarte slaven, gaucho’s en Europese migranten.

Met zijn golfplaten in felle kleuren is ook de steeg Caminhito in trek bij de toeristen. Bars, restaurants, grote muurschilderingen en dansende koppels zorgen er voor de sfeer. Als de avond valt, ontbranden de lichten rond de dokken van Puerto Madero, de nieuwe uitgaansbuurt met stapelhuizen die zijn omgebouwd tot winkels, restaurants en lofts. Want Buenos Aires is ook een nachtstad die kolkt van het leven: mensen eten een rundsteak, dansen in één van de milongas, verbroederen in een bar en in de ochtend gaan ze wandelen in het Reserva Ecológica Costanera, een natuurpark met veel vogels maar vooral veel rust. Zelfs in de meest Europese stad van Zuid-Amerika kan de boog niet altijd gespannen staan.

Tekst en foto’s: Mark Gielen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content