Sardinië Eén brok graniet

Sardinië is een immens eiland van graniet met gekartelde kusten en sculpturale rotsen, maar ook met immense duinen, valleien vol ruïnes en een trots volk. Wie op zoek is naar authenticiteit komt hier zeker aan zijn trekken.

In vakantiebrochures wordt vooral geschermd met de charmes van de Costa Smeralda, één van de meest idyllische kusten van de Middellandse Zee. In de jaren 60 veranderden de Agha Khan en een bevriend clubje van gefortuneerde bankiers een deel van deze noordoostelijke kust van Sardinië in een elitair vakantieoord. Veertig jaar later meren de luxejachten van de sterren hier nog altijd aan, maar nu trekt deze kust gedurende de zes zomermaanden toeristen uit alle windstreken en sociale klassen aan. In de ban van het blauw, turkoois of smaragdgroen van het water, dat van kreek tot kreek verandert, en het stralende wit van de zandstranden, zijn ze moeilijk weg te lokken. Maar ook een plaats als Castelsardo met zijn smalle straatjes is de moeite waard. Het is één van de oude koninklijke steden die de Genuezen hier in de XIIde eeuw stichtten. Aan de voet van de oude wallen kunt u via een trap naar de kathedraal op de rotspunt, een mooi bewaard architectonisch hoogstandje.

Eilanden voor het eiland

Het zuiden van het eiland is weer een totaal andere wereld. Vanuit Cagliari rijden we met een gehuurd Fiatje langs de smalle weg naar de zuidkust. We passeren de Romeinse ruïnes van Nora en de surfstranden van Chia. Het asfalt kronkelt door het hoogland, scheert langs de aangevreten rotskust... Het fascinerende schouwspel houdt pas op in Porto Botto waar een brug naar Sant’Antioco leidt, een eilandje dat zich samen met het nabijgelegen San Pietro lang geleden van de grote broer wist af te scheuren. Onder een zon die messcherpe schaduwen werpt, arriveren we in het haventje Calasetta. Hier varen hagelwitte ferryboten heel de dag heen en weer naar het grootste stadje van het eiland San Pietro, Carloforte. Tegenover het haventje prijkt een beeld van koning Carlo Emanuele, de weldoener van het eiland. Op het vierkante centrale stadsplein met huizen in pastelkleuren palaveren enkele oudjes in de schaduw van nog veel oudere bomen. In het zuiden van het eilandje rijzen rotszuilen uit de zee op en zwemmen we in het kristalheldere water van het strand van La Botta. Elonoravalken, grote trekvogels met een gracieuze vlucht, verzamelen langs de klippen aan de vuurtoren van Cap Sandolo. Bij valavond vormt de ondergaande zon boven de gestreepte rotsen van de baai van Cala Fico een prachtig schouwspel.

Fascinerendmijnverleden

Terug op het Sardische vasteland is Portocuso één van de weinige plaatsen die nog een tonnara bezit , een fabriek voor de verwerking van tonijn. Vroeger loerden de vissers van de streek traditioneel op de tonijn die hier in het begin van de zomer kuit kwam schieten. Daarna volgde de bloedige Mattanza (de slachting). Een oud ritueel dat samen met de tonijn verdwenen is...

Voorbij Gonnesa volgen we opnieuw smalle wegen hoog boven de zee. Plots doemt de Pan di Zuccherorots (de suikerbroodrots) uit het water, niet zo groot als die van Rio maar witter en grilliger. Door het lichtspel lijkt het of de rotsen voortdurend van kleur veranderen. In Nebida en Masua houden we halt om dit curieuze spektakel beter te observeren. In Masua zijn ook ruïnes van oude mijnen te vinden die tot het eind van de 19de eeuw in gebruik waren. Het zijn de stille getuigen van een tijd waarin heel de streek met mijnen bezaaid was. Achter een slingerweg ligt Porto Flavia, nog zo’n oud mijnstadje met mijnruïnes, een minuscuul strand, een klein museum en steile rotswanden. En in het slaperige dorpje Fluminimaggiore verhalen muurschilderingen het roemrijke mijnverleden, de heimwee naar die vervlogen gouden tijd is overal voelbaar. Iets verderop zijn het geen mijnsites, wel Romeinse ruïnes die we aantreffen. De Tempel van Antas is gewijd aan een obscure Sardische god die volgens de legende Sardinië heeft geschapen.

De groene kust

Hoe meer we noordwaarts rijden, hoe groener en heuvelachtiger het landschap wordt. Dit is de Costa Verde in de provincie Medio Campidano. Een verlaten wegeltje klimt naar een plateau, begroeid met struikgewas dat naar een buitengewoon spectaculair strand leidt. De duinen worden almaar hoger. We wandelen verder naar de zee en staan opeens aan de rand van een vijftig meter hoge zandfalaise, boven een smetteloos, breed en eindeloos strand van het fijnste zand. Het zijn dit soort pittoreske baantjes die naar de bijna geheime stranden van de Costa Verde leiden . Piscinas, Funtanazza... het zijn stuk voor stuk juweeltjes.

Het groene binnenland van de Costa Verde is stil en glooiend. Geiten en witte Sardische schapen grazen er ongestoord. De meeste bezoekers logeren in de gîtes van het met prachtige duinen omgeven badplaatsje Torre dei Corsari. Dat is ook een ideale uitvalsbasis voor een verkenning van Oristano, in een ver verleden de hoofdstad van een van de vier provincies van het middeleeuwse Sardinië. De architectuur van de stad heeft iets geraffineerd Spaans, een erfenis uit de 14de eeuw toen Sardinië deel uitmaakte van het rijk van Aragon. Eén van de belangrijkste en ook mooiste pleinen is opgedragen aan koningin Eleonara van Arborea.

Torens uit de prehistorie

Rond de stad ligt een moerasland en op het schiereiland Sinis bevindt zich een mooie archeologische site. Tharros is gebouwd op een heuvel en is een oude Fenicische stad. Vandaag vinden we er alleen een Spaanse toren, wat zuilen en friezen en een oudchristelijke kerk met romaanse en byzantijnse invloeden. Maar heel het schiereiland baadt in de betoverende sfeer van oude geheimen en verhalen.

Om de verkenning van de Sardische cultuur rond te maken, rijden we naar het hoogland van La Giara di Gesturi en Barumini. Op een bergtop liggen de nuraghi Su Nuraxi. Ze prijken op de werelderfgoedlijst van UNESCO en zijn ongetwijfeld de best bewaarde en indrukwekkendste voorbeelden van de -7000!- geheimzinnige torens uit het bronzen tijdperk die over heel Sardinië verspreid liggen. Dit zijn megalithische kegels en machtige torens van wat een echt nuraghedorp geweest moet zijn, omgeven door ronde ruïnes.

Vlakbij, op een plateau, leven wilde paarden en trotse runderen met een vuurrode vacht vrij in de natuur, tussen verschrompelde kurkeiken en strenge prehistorisch lijkende planten. Van Villamar is het nog maar een korte rit naar Cagliari, een stad op mensenmaat die met haar kleurige charmes best één of twee overnachtingen verdient. We nemen onze tijd en slenteren door de straten van een stad die erin slaagt modern en toch ook authentiek te zijn. De Olifants-toren, de kathedraal van Santa Maria en het bastion Saint Remy zijn lang niet haar enige troeven. n

Tekst en foto’s: Sophie Dauwe & Jean-Jacques Serol / Pepite Photography

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content