Profiteer nog van een gulle fiscus!

Tegen 30 juni 2012 moeten we onze inkomsten van 2011 aangeven. Voor deze aangifte zijn er nog aftrekken en verminderingen mogelijk die volgend jaar verdwijnen.

Zoals elk jaar moet u uw inkomsten opgeven aan Vadertje staat, zodat hij de eindafrekening kan maken. De grensbedragen voor de aangifte 2012 (inkomsten 2011) en de uitgaven die recht geven op een vermindering vindt u in de tabel op p. 71. Verder staan we stil bij de fiscale maatregelen in het kader van de begrotingsopmaak voor 2012. Die hebben pas een impact op de fiscale aangifte van volgend jaar (2013 – inkomsten 2012), maar dat neemt niet weg dat het belangrijk is dat u op de hoogte bent.

Roerende inkomsten

Ander tarief

Op de intresten die u na 1 januari 2012 ontvangt, moet u meer roerende voorheffing betalen: 21% in plaats van 15%. Alleen voor intresten op uw spaarboekje geldt een uitzondering. De vrijstelling tot euro 1.830 (bedrag inkomsten 2012 – aangifte 2013) blijft behouden, en op het gedeelte daarboven wordt nog steeds 15% roerende voorheffing ingehouden.

Voor de dividenden blijft het tarief onveranderd op 25%. Alleen het tarief voor aandelen die kunnen genieten van een verlaagd tarief (bijv. aandelen op naam) wordt opgetrokken. Net zoals voor intresten gaat het tarief daar van 15% naar 21%.

De fiscale gunstregeling voor spaarproducten in de vorm van een levensverzekering (Tak 21 en 23) blijft behouden. Laat u uw geld minstens 8 jaar onaangeroerd, dan blijven de inkomsten vrijgesteld van roerende voorheffing.

Bijkomende heffing

Natuurlijke personen die op jaarbasis meer dan euro 20.020 aan intresten en dividenden ontvangen – het geïndexeerde bedrag voor aanslagjaar 2013, inkomsten 2012 – , moeten een bijkomende bijdrage van 4% of in totaal 25% betalen op het deel boven euro 20.020. Voor deze aangifte – inkomsten 2011 – geldt de bijkomende heffing nog niet.

Voor intresten op spaarboekjes telt het vrijgestelde deel van euro 1.830 niet mee om de grens van euro 20.020 te berekenen. Het deel daarboven, waarop 15% roerende voorheffing geheven wordt, telt wel mee om te zien of de grens bereikt is, maar op dit deel wordt niet de bijkomende heffing van 4% berekend. Dat merkt u in geval 2: de grens van euro 20.020 wordt overschreden met euro 3.980. Toch gebeurt de bijkomende heffing maar op euro 2.980 omdat de andere euro 1.000 voortkomt uit intresten onderworpen aan 15% roerende voorheffing.

Hoe deze bijkomende heffing wordt geheven, is momenteel nog niet duidelijk. Oorspronkelijk was er voorzien in twee mogelijkheden. Ofwel zou de heffing worden berekend op basis van de aangifte personenbelasting (vandaar de verplichte aangifte van roerende inkomsten, zie verder) en op basis van de melding die de schuldenaars van de inkomsten moeten doen aan een centraal meldpunt dat bij de FOD Financiën zal worden opgericht.

Is de spaarder gesteld op zijn anonimiteit, dan zou hij de schuldenaar van de roerende inkomsten kunnen vragen om de bijkomende heffing samen met de roerende voorheffing in te houden. Dan moeten de inkomsten niet worden aangegeven noch gemeld aan het centrale meldpunt.

Maar die werkwijze staat ter discussie. Bovendien legde een belastingplichtige intussen een klacht wegens discriminatie neer (wie geen 4% verschuldigd is, kan niet ontsnappen aan de aangifteplicht). Het Grondwettelijk Hof buigt zich binnenkort over deze vraag.

Verplichte aangifte van alle roerende inkomsten

Vanaf 1 januari 2012 moeten alle roerende inkomsten worden aangegeven (dit is dus belangrijk voor uw aangifte van volgend jaar). De roerende voorheffing werkt dan niet langer bevrijdend.

Uitzondering: de inkomsten waar- op de bijkomende heffing werd ingehouden, moeten niet worden aangegeven. Ook de intresten op spaarboekjes moeten tot het vrijgestelde bedrag van euro 1.830 nooit worden aangegeven.

Gemeentebelasting op roerende inkomsten

Doordat we onze roerende inkomsten moeten aangeven, ondergaan ze voortaan de gemeentebelasting. Er gaan echter geruchten dat dit nooit de bedoelding was en dat het dus gaat om een vergetelheid die nog zal worden rechtgezet. Wordt vervolgd.

Fiscale aftrekken en belastingverminderingen

Energiebesparende uitgaven

Een van de maatregelen die eind 2011 het meest in het oog sprongen, was de bijna volledige afschaffing van de belastingvermindering voor energiebesparende uitgaven, inclusief deze voor nul- en lage energiewoningen en passiefwoningen. Enkel voor het aanbrengen van dakisolatie kan nog een belastingvermindering worden verkregen, zij het dat ook deze werd verlaagd tot 30%.

De uitgaven verbonden aan overeenkomsten ondertekend voor 28 november 2011 kunnen nog wel de belastingvermindering van 40% genieten als zij worden gedaan in de loop van 2012. Dan komen ook nog andere isolerende werken in aanmerking.

Wat betreft de voormelde energiezuinige woningen blijft de bestaande belastingvermindering wel behouden voor woningen waarvoor uiterlijk op 31 december 2011 het vereiste certificaat werd uitgereikt.

De belastingvermindering voor intresten van zogenaamde groene leningen (een lening voor een energiebesparende uitgave met een lage intrestvoet en een fiscaal voordeel) blijft bestaan maar wordt verminderd van 40 naar 30% voor de intresten betaald vanaf 2012. Let wel, het gaat hier over intresten die u betaalt in het kader van een groene lening afgesloten in 2009, 2010 of 2011. De groene leningen waren immers een tijdelijke maatregel. Sinds 1 januari 2012 is het niet meer mogelijk nog een groene lening af te sluiten.

LET OP! Voor de komende aangifte (aangifte 2012 – inkomsten 2011) blijft u recht hebben op de belastingvermindering voor energiebesparende maatregelen. Deze hebben immers nog betrekking op uitgaven gedaan in 2011.

Korting op factuur voor propere wagens

De korting op factuur voor propere wagens wordt afgeschaft. Hier wordt bedoeld de korting voor wagens met een lage CO2-uitstoot.

Bedrijfswagens

Met ingang van 1 januari 2012 wordt het voordeel van alle aard voor de gratis beschikking over een bedrijfswagen op een andere grondslag berekend. Er wordt rekening gehouden met de CO2-uitstoot (dat was al het geval), maar ook met de catalogusprijs van de wagen en dus niet langer met een forfaitair vastgesteld aantal kilometers (5.000 of 7.500, naargelang u minder of meer dan 25 km van uw werk woont).

De formule voor de berekening van het voordeel van alle aard (VAA) is: catalogusprijs x % (CO2-coëfficiënt) x 6/7 x percentage in functie van de leeftijd van het voertuig.

De catalogusprijs is de prijs van het voertuig in nieuwe staat bij verkoop aan een particulier, inclusief opties en werkelijk betaalde btw, zonder rekening te houden met enige korting of vermindering.

De basis CO2-coëfficiënt bedraagt 5,5% voor een CO2-uitstoot van:

95 g/km voor dieselvoertuigen

115 g/km voor benzinevoertuigen

Wanneer de uitstoot hoger ligt dan deze referentie-uitstoot wordt de CO2-coëfficiënt met 0,1% per CO2-gram verhoogd, met een maximum van 18%. Wanneer de uitstoot lager ligt dan de referentie wordt dat percentage met 0,1% per CO2-gram verminderd, met een minimumpercentage van 4%. Het bepaalde voordeel mag nooit lager liggen dan euro 1.200 (waarde 2012) per jaar.

De vermenigvuldiging met 6/7 houdt verband met de verdeling van de lasten tussen werkgevers en werknemers: 6/7 is ten laste van de werknemers en 17% van dat voordeel is ten laste van de werkgevers via de verworpen uitgaven (17% x 6/7 = 14,52 wat neerkomt op 1/7).

Het voordeel wordt herleid in functie van de leeftijd van het voertuig. Vanaf het tweede jaar wordt 94% van de cataloguswaarde in aanmerking genomen, vanaf het derde jaar 88%, vanaf het vierde jaar 82%, vanaf het vijfde jaar 76% en vanaf het zesde jaar 70%.

Katrien Vandam

Partner Content