Op zoek naar mijn oude groepsverzekeringen

Begin augustus kreeg ik een mooie en vooral onverwachte som geld op mijn rekening. Maar om die te ontvangen, ben ik in de aanloop naar mijn pensioen wel als een detective op zoek moeten gaan naar slapende groepsverzekeringen. Een relaas.

Normaal had ik op 1 augustus met pensioen moeten gaan, maar zoals u elders kunt lezen (p. 65), werk ik nog door tot eind 2013. Bijna een jaar geleden kreeg ik van de Rijksdienst voor Pensioenen de klassieke brief met de vraag om een overzicht te geven van mijn beroepsloopbaan.

In de hoop nog documenten terug te vinden over de jaren ’70 en ’80, kruip ik op een afgetimmerd stuk zolder, waar gelukkig nog een paar bestofte dozen staan. Uit één ervan vis ik twee bundeltjes op. Het eerste is een – nog op een typemachine getikt – contract van een groepsverzekering uit de periode 1981-1988 bij de Belgische Maatschappij van Algemene Verzekeringen voor het Leven en tegen Ongevallen. Het tweede is een polis van een groepsverzekering van ABB, afgesloten door de werkgever bij wie ik van 1988 tot 1994 werkte. Die tweede groepsverzekering herinner ik me nog, maar de eerste is voor mij een volslagen verrassing.

Vanuit de catacomben

Beide contracten vermelden 1 augustus 2013 als vervaldatum – de eerste dag van de maand volgend op mijn 65ste verjaardag. Tiens, zou ik daar nog geld van uitbetaald krijgen? Wie kan me dat vertellen? De twee verzekeringsmaatschappijen in kwestie bestaan vandaag niet meer. En mijn werkgever van het eerste contract is er 23 jaar geleden al mee opgehouden.

Als ik ‘Belgische Maatschappij van Algemene Verzekeringen’ google, vind ik op het internet dat deze verzekeraar is opgegaan in de ASLK. Dus trek ik naar het plaatselijke kantoor van BNP Paribas Fortis, de erfgenaam van de ASLK. De directeur wordt erbij gehaald en na ‘een telefoontje naar Brussel’ weet hij te vertellen dat ik de afdeling Employee Benefits van AG Insurance moet contacteren.

Ik stuur een mail en krijg na tien dagen een telefoonnummer teruggemaild dat ik kan bellen. “We zijn moeten gaan zoeken in oude fiches in onze kelder”, zegt een mevrouw, “maar we hebben niets gevonden op naam van Ludo Hugaerts. Het spijt me, maar we gaan u niet kunnen helpen”. Ze moet mijn ontgoocheling gevoeld hebben, want na een stilte voegt ze eraan toe: “We hebben wel een dossier gevonden onder de naam Lodewijk Hugaerts. Bent u dat?” Bingo! Een goede raad dus aan iedereen: gebruik in uw zoektocht uw officiële naam en niet uw roepnaam. De mevrouw meldt me dat het om twee contracten gaat en zal me de nodige documenten opsturen.

Intrest is blijven lopen!

De groepsverzekering van ABB terugvinden gaat een stuk makkelijker. Ik bel een oud-collega die nog bij mijn werkgever van toen werkt. Hij weet me te zeggen dat de contracten nu in handen zijn van KBC Verzekeringen. Ik maak een afspraak met een agent van deze maatschappij in mijn gemeente. Wanneer ik op een zaterdagmorgen voor hem zit, heeft hij al wat opzoekingswerk gedaan. Verrassing: ook hier blijk ik twee slapende contracten te hebben.

De verrassing is nog groter wanneer hij me vertelt dat de intrest al die jaren is blijven lopen. Ik heb altijd gedacht dat de verzekerde sommen geblokkeerd waren sinds de dag dat ik de twee werkgevers verliet. In werkelijkheid zijn ze sinds 1988 en 1994 aangegroeid met de door het contract voorziene rente. Als ik de oorspronkelijke contracten nog eens doorneem, zie ik dat er in de twee gevallen bovendien sprake is van een winstpremie.

Het jaarlijkse rentepercentage van het contract bij de Belgische Maatschappij van Algemene Verzekeringen kan ik niet achterhalen. Het contract geeft een ingewikkelde formule waarin de jaarlijkse bezoldiging en het aantal jaren dienst worden verrekend. Bij ABB gaat het om een jaarrente van 4,5%, inclusief de winstpremie. Later verneem ik van Wauthier Robyns van Assuralia dat er nog heel wat oude groepsverzekeringscontracten slapen met een rente tot 4,75% (sinds 2004 is de rente voor nieuwe contracten wettelijk vastgelegd op 3,75%). Hoe dan ook krijg ik van beide maatschappijen de weken erna een overzicht van de sommen die ik – exclusief taksen – op 1 augustus zal ontvangen.

Hoeveel voor de fiscus?

Beide maatschappijen vragen me of ik het geld vervroegd wil krijgen, maar dat aanbod sla ik af. Het verschil is weliswaar niet zo groot, maar ik wil ze geen eurocent cadeau doen. In juni moet ik mijn werkgever een document laten tekenen waarin hij verklaart dat ik actief in dienst blijf tot aan de wettelijke pensioenleeftijd. In dat geval zal de fiscus 10% in plaats van 16,5% inhouden.

In juli sturen beide maatschappijen me een definitieve afrekening. Deze keer gaat het om de nettobedragen, inclusief alle wettelijke inhoudingen. KBC Verzekeringen vraagt bovendien dat ik me persoonlijk met mijn identiteitskaart aanmeld in hun kantoor. Kwestie van te zien of ik nog leef.

De overheid blijkt toch gulziger te zijn dan ik had gedacht. Behalve de bedrijfsvoorheffing van 10,09%, worden 2% solidariteitsbijdrage en 3,55% Riziv-bijdrage ingehouden. Samen dus 15,64%, meteen een pak meer dan de 10% waarvan eerder sprake.

Veel vragen

Begin augustus worden de beloofde sommen op mijn rekening gestort (AG wint de race!). Ondanks de goede afloop blijf ik toch met tal van vragen zitten. Wat zou er zijn gebeurd als ik op zolder die bundeltjes niet had gevonden? In al die jaren heb ik van de verzekeringsmaatschappijen in kwestie niets gehoord. Wat moeten mensen doen die geen contracten van vroeger terugvinden of hebben bewaard? En wat gebeurt er met al het geld van slapende contracten die nooit zijn opgevraagd? Bijvoorbeeld omdat de begunstigde inmiddels overleden is? Er moeten in dit land tienduizenden slapende groepsverzekeringen zijn. De banken en verzekeraars zitten op een berg geld die wellicht nooit bij de rechtmatige eigenaars of erfgenamen zal geraken.

Ludo Hugaerts, Annemie Goddefroy – Foto’s Jonas Hamers

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content