Op de koffie in Triëste

De Noord-Italiaanse stad Triëste is volgens reisgids Lonely Planet een van de tien plekken die moeten worden ontdekt. Het is Italië en toch ook niet, zo vlakbij Slovenië en met diepe wortels in de Habsburgse geschiedenis.

Het is druk in Caffè Tommaseo. Stamgasten zitten aan hun tafeltjes alsof ze vastgemeerd liggen als een schip in de haven van Triëste. De obers kennen hun pappenheimers: voor die signore een nero (espresso) en voor de oude heer aan het tafeltje links een capo in bi (kleine koffie met melkschuim in een glas). De wandgrote spiegels komen uit België, ze hangen er al van toen het koffiehuis in 1830 opende. Wie zag hier zichzelf voorbijlopen in het spiegelglas: schrijvers Italo Svevo, Umberto Saba of James Joyce? Dit is een van die traditionele cafés waar je makkelijk een half leven kan doorbrengen met kijken en koffie drinken.

Triëste maakte eeuwenlang deel uit van het enorme Habsburgse Rijk en was een soort Wenen-aan-zee. Hier werd Duits, Sloveens, Grieks, Italiaans en Kroatisch gesproken. De vele gemeenschappen worden nog altijd weerspiegeld in de katholieke en orthodoxe kerken en de joodse synagoge. Sommigen beweren dat de inwoners verscheurd zijn tussen hun Italiaanse ziel en honderden jaren Oostenrijkse administratie. Zo simpel is het natuurlijk niet, maar er ligt wel een kern van waarheid in: nationaliteit is hier een flou begrip.

Meltingpot

Auteur Claudio Magris, terwijl hij aan zijn koffie nipt: “We hebben een zeer complex verleden. We mogen ons niet verstoppen achter onze niet eens zo oude Italiaanse grenzen. Ik heb Kroatische neven langs moederskant, mijn vrouw had Slavische roots. Onze gezamenlijke wortels moeten als handen naar elkaar reiken.” Dit is menggebied, en dat is ook zichtbaar in de mensen zelf. In de lichtere haarkleur, de blauwgrijze ogen en de kalmere gebarentaal van vele Triestini. Om nog maar te zwijgen over hun voorkeur voor Weens gebak en Duitse worst.

Als ik uit mijn dakraam op de zesde verdieping naar buiten kijk, zie ik rode pannen daken, groene heuvels, een hoekje zee en de dampende schoorsteen van een cruiseschip dat deze ochtend is aangekomen. De zee maakt gewoon deel uit van de stad. Even verderop ligt de Piazza dell’Unità d’Italia, een van de mooiste pleinen van Europa. De promenade langs de zee boordt het plein af, de weg die erlangs loopt, leidt helemaal naar Venetië.

Op de molo Audace, de belangrijkste wandelpier, flaneren mensen nog tot laat op de avond. Honden laten hun baasje uit. Geschiedenis is in de burgers en straten verweven als draden die door het heden lopen. Dat laat zich ook zien in de kleine Joodse gemeenschap die na de Tweede Wereldoorlog overbleef en nauwelijks een zijkapel van de grote synagoge kan vullen tijdens de sabbat. Maar ook in de traditionele koffiehuizen die zich recht houden in de storm van veranderingen en in de onderkoelde, grandioze gebouwen die plechtig in het gelid staan met hun façade naar de haven gericht. Alsof Triëste nog steeds die belangrijke zeehaven is van een machtig rijk.

Veit Heinichen, Duits schrijver van politieromans, is al jaren een gelukkige inwijkeling. “Marx vroeg zich af waarom Triëste het middelpunt werd van een bloeiende economie en niet Venetië. Zijn conclusie was dat de vruchtbare combinatie van vele etnieën voor een economische boom zorgde. De levenskwaliteit is hoog, er is weinig criminaliteit. We hebben de zee voor ons, het kasteel van Miramare achter ons en je kan zelfs gaan skiën in de Alpen. Bovendien is de natuur van de karstheuvels heel bijzonder.”

GREET VAN THIENEN – FOTO’S INGRID HANNES

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content