Oorlog van aan de zijlijn

Rudi schreef het oorlogsverhaal van zijn vrouw en hemzelf tegen de kanker die haar leven bedreigde.

Half mei 2014. Plots worden rare dingen opgemerkt in het bloed van mijn vrouw. Gezwollen klieren, iets antiimmuuns, in het slechtste geval lymfeklierkanker. Biopsie, scanner, bloedonderzoek,... dan een week wachten.

We stappen het lokaal van de dokteres binnen. Ze is jong, bloedmooi en haar inleiding iets te omslachtig. Een stagiair staart beduusd naar de tippen van zijn schoenen. Hij wéét al welke boodschap er volgt, merken we aan zijn lichaamstaal. We kijken elkaar in de ogen. ’t Zal wel kanker zijn. En dat is het. In hart- en buikholte en aan de milt. Chemo dus. Om te beginnen acht keer, met telkens drie weken tussen. ‘Ja, uw haar zal uitvallen. Ja, u zal zich niet goed voelen. Overlevingskansen? Voorlopig is mijn antwoord één op twee.’ Zij stelt duizend zakelijke vragen. Ik zit te bleiten. De zomer is nog niet begonnen en hij is al gedaan.

We wandelen naar de parking. Verslagen. Zonder woorden. Ik met natte ogen, zij met vastberaden blik. Thuis spurten we van de auto naar de voordeur. Als we maar niemand tegenkomen. Eerst samen uithuilen en elkaar beloven dat we zullen vechten. Deze kanker wordt genezen, wat ons ook te wachten staat. Het staat vooral háár te wachten. Ik sta aan de zijlijn.

De eerste pijn: haar vader op de hoogte brengen. Moeder is net een jaar dood. Aan kanker. Deze klap zal hard aankomen. Het de kinderen en kleinkinderen vertellen, haar zussen, mijn zus. Raar. Met zijn tweetjes verwerk je dat verdriet, maar de boodschap overbrengen aan anderen doet extreem veel pijn. Zij moet het doen, want ik ben een onverbeterlijke janker.

Iedereen verwerkt de boodschap op zijn of haar manier. De kinderen hebben vrienden die in het kinderkankercentrum werken. De stripverhalen die jonge kinderen voorbereiden op chemo en kaal en ziek worden, komen bij de kleinkinderen terecht, die plots een zieke oma hebben. Eentje snapt het niet: oma zal medicijnen krijgen en er ziek van worden, dat is toch de omgekeerde wereld? De jongere is keihard: ‘Oma, jij bent nu een mémé. En mémé’s gaan dood.’ En de kleinzoon denkt hard na bij die naderende kaalkop van zijn oma. ‘Bestaan er ook pruiken voor wenkbrauwen?’, vraagt hij zich af. We schateren het uit. Want na een paar dagen komt er een berusting, die met de vechtlust voor evenwicht zorgt. We beslissen dat we verder leven. Dat ik werk, dat ik er ben als het echt moet, maar dat we niet handje in handje op de zetel gaan zitten janken.

Gaandeweg weten de vrienden wat er aan de hand is. Er zijn mensen die meteen op bezoek komen, en bellen of mailen, geïnteresseerd vragen stellen. En er zijn vrienden die echt niet weten hoe ze met de situatie moeten omgaan. Ofwel laten ze niks horen, ofwel vragen ze aan mij hoe het met háár is. Aan haarzelf durven en kunnen ze dat niet vragen. Geen nood. Het blijven vrienden. Iedereen heeft recht op onhandigheid in sommige situaties. Een klein deel mensen polst even naar de ziekte en begint dan zijn of haar lijdensweg te beschrijven. Dat zijn géén vrienden. Ik merk dat vooral die ‘één kans op twee’ door het hoofd van de patiënt spookt. Dat is één kans op twee om dood te gaan, hé. Dat iedereen wel iemand met lymfeklierkanker kent, die het overleefde, werkt averechts. Ze zit thuis, sterk en moedig, en verveelt zich. Een boek lezen gaat niet, de gedachten dwalen af. Ze wil aan de chemo beginnen. De oorlog mag starten!

Chemo

Half juni start de lijdensweg van de chemo en spuiten in de ruggengraat. Uren aan baxters liggen. ’s Ochtends 15 pillen om de pijn te verzachten. Vroeger liepen mensen met chemo kotsend en kakkend door het huis. Dat blijft haar bespaard. Maar immense vermoeidheid en uitersten van diarree en obstructie zijn geen cadeau. De dagen na de chemo zijn kalm, dan volgt een slechte week, en de derde week gaat het bergop, en gaan we zelfs al eens op restaurant of naar een familiefeest. Maar het dieet is streng. Geen mosselen, geen rauw vlees, geen rauwe groenten,... De dame die graag kookte en at, ziet af. Plots zijn er smaken die ze niet meer kan uitstaan, zelfs niet ruiken. Geen look meer, geen Thaise of Chinese gerechten, ze wordt al ziek als ze eraan denkt. Af en toe een glas cava, in de goede week. Meer niet. Ik eet mosselen op restaurant, maar als ik thuiskom van een Thai met veel look, vlieg ik naar een bed in een andere kamer. Ik heb mijn eigen toilet, dat ik met bezoekers deel. Alle infectiegevaar wordt vermeden.

Het haar wordt dunner. De kapster die ook pruiken verkoopt, had vroeger zelf borstkanker. Ik ga niét mee naar de afspraak. Vrouwenzaken. Als hypochonder heb ik ’s nachts soms alle symptomen van haar kwaal. Ik word zwetend wakker dat ik dezelfde kanker heb. Ik leef véél ongezonder dan zij.

Soms nemen we de tram naar de stad. Glaasje drinken, iets eten in de goede week,... Af en toe zeggen mensen dat ze die pruik niet eens hadden opgemerkt. We weten niet of ze liegen om bestwil, of de waarheid spreken. Maar pruiken zien er nu gelukkig natuurlijk uit. Niet te vergelijken met de wangedrochten van ooit.

Mijn respect voor dokters en verpleegkundigen is fel gestegen. Ik merk dat ze hun werk doen met warmte en barmhartigheid. Ondanks de enorme stress soms. Er groeit een band, want we zijn er elke woensdag, voor chemo of controles. Boekentips worden uitgewisseld, ze lachen dat ik ‘geen zittend gat heb’. Ik kom liever drie keer per dag langs dan er uren te zitten.

De kleinkinderen zijn het nu gewoon. Ze willen die pruik ook opzetten, de kale knikker van oma strelen. Zacht! Op een dag houden we pruikenfeest. Alle kleinkinderen dragen een gekke pruik, zoals oma. We geloven in genezing. Enkel die dag in mei, toen het woord kanker voor het eerst viel, sprak ze over haar begrafenis. Ze voelde zich schuldig over wat ze ons aandeed, maar nam vlug de draad der genezing op. De K zal ons niet hebben!

Ze werkt thuis nog voor haar job. Met plezier. Tot ze een mail krijgt met de vraag om haar laptop in te leveren. Een morele domper. Ze stuurt meteen haar sleutels en telefoon mee. Heeft haar directie mijn dame al begraven?

De zomer telt goede en kwade dagen. Af en toe vraagt iemand: ‘En hoe is het met jou?’ Dat is lief. Maar de gezonde moet voor de zieke zorgen. Niet dat zij veel eist. Begrip, geduld, boodschapjes, zorgen dat ik af en toe het huis uit ben. Na vier chemo’s komt dé dag. We zijn halfweg. Scans en onderzoeken, om te zien of al dat afzien helpt. En daar staan we weer, voor de deur van die knappe dokteres. Haar ogen blinken als ze opendoet. De actieve kankercellen blijken dood, de klieren krimpen aan een heerlijk tempo. Nog tot half november chemo, dan nazorg, dieet en medicatie. Maar tegen nieuwjaar moet de dame min of meer genezen zijn. Al zal de revalidatie nog een paar maanden duren. Zij glundert, ik jank. Zoals altijd. We wandelen weer stilletjes naar de parking. Arm in arm. Ontroerd en vol hoop.

De zomer wordt nazomer. Hoop doet leven, maar de goede dagen tussen de chemo’s in worden schaarser. Gevoelloze vingertoppen, verknoeide geur- en smaakzin, etterende ogen soms, een onbeschrijflijke vermoeidheid,... je kan je niet voorstellen dat deze hel nog veel langer zou duren. Op een mooie nazomerdag rijden we naar Oostende. Twee wandelingetjes, een lunch met niks dat smaakt: om drie uur ligt ze thuis in bed. Overmoed.

De tijd gaat traag voorbij. Ze vermagert omdat ze te weinig eet, het smaakt nooit. Er zijn nog amper goede dagen tussen de chemo’s. Haar collega’s komen trouw op bezoek, bellen en mailen, veel vrienden polsen bij haar of bij mij hoe het is. De familie volgt alles op de voet. Half november volgt de laatste chemo. De volgende weken zijn nog ondraaglijk. Maar misschien is dit de laatste keer afzien. Begin december onder de scanner, dan een week wachten op het eindrapport. Ze laat me voelen aan haar kale kopje. Er groeit wit dons. Lente op komst. Misschien.

D-Day

17 december. De nachten ervoor waren slapeloos. Weer de spanning, de wachtzaal, en... een lachende dokteres. Ze is genezen. Tranen van blijdschap. De kerstdagen worden échte feesten.

15 augustus. De dame ging al naar de kapper. Er zijn nog naweeën van de chemo. Geheugen en concentratie haperen soms, kwaaltjes passeerden de revue. Maar twee controles melden dat de kanker weg is. Het werd een mooie zomer.

RUDI MOERAERT, ARIANE DE BORGER – FOTO BENNY DE GROVE

Als we maar niemand tegenkomen. Eerst samen uithuilen.

Op een dag houden we pruikenfeest. Alle kleinkinderen dragen een gekke pruik, zoals oma.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content