Ondergronds met de tommy’s

Onder Arras in Frans-Vlaanderen loopt een netwerk van gangen, waar zich tijdens WOI de Britse soldaten schuil hielden en dat nu open staat voor bezoekers.

In Arras lijkt de tijd al eeuwen stil te staan. Met zijn grote, door Vlaamse panden omzoomde pleinen, zijn voorname herenhuizen en gotische stadhuis, is Arras vandaag een stad met een prestigieus verleden. Honderd jaar na de Eerste Wereldoorlog kunnen we ons maar moeilijk voorstellen hoe de stad er in 1917 uitzag: verlaten door de inwoners, nagenoeg totaal verwoest, door granaten aan flarden geschoten. Arras lag dan ook op een steenworp afstand van het niemandsland waar de Britse soldaten – de tommy’s – en de Duitsers tegenover elkaar stonden.

Arras, dat zwaar onder het kanonvuur leed, leek destijds echt een stukje Engeland in Frankrijk. Voor de Commonwealth-troepen was dit de laatste halte voor ze zich in de strijd stortten. Er waren in Arras kroegen, hulpposten, kantines en kleine kruidenierszaken. Onder de zeldzame Fransen die weigerden hun stad te verlaten, weerklonken de meest uiteenlopende accenten, van het deftigste Engels over de zangerige klanken van het Québécois en het Hindi, tot het ruwste Schots. Arras had een geweldige troef: de stad gebouwd op oude krijtgroeven bezat – en bezit nog altijd – een uitgestrekt netwerk van tunnels en onderaardse zalen dat al die mensen bescherming kon bieden.

De ondergrondse verloofde

Vandaag weerklinkt in Les Boves, de tunnels onder het stadscentrum, niet langer het lawaai van gevechten. Integendeel: in de lente worden hier elk jaar weelderige plantenbedden aangelegd voor de tentoonstelling De Tuin van Boves. Wie zicht wil krijgen op het dagelijkse bestaan van de soldaten in 14-18, moet naar de Wellington-groeve, iets buiten het centrum. Daar werd destijds dagenlang in het grootste geheim een enorme troepenmacht opgebouwd voor de Slag bij Arras (zie p. 89).

Een bezoek aan de groeve, waar het verleden op een moderne en heel getrouwe manier wordt uitgebeeld, flitst de bezoeker echt terug naar die vreselijke tijd. Op 20 m diepte waant u zich bijna in het gezelschap van een Britse infanteriesoldaat die, klagend over de nattigheid en de kou, op met thee overgoten toffees kauwt, waarvan her en der nog blikjes rondslingeren. In een bocht van een onderaardse tunnel heeft een man een vrouwengezicht getekend. Zijn verloofde? Heeft hij haar ooit weergezien? Het bezoek eindigt bij de trap die naar de loopgraven leidt van waar duizenden jongemannen ten aanval trokken en er maar zo weinig terugkeerden.

Zien om het te vatten

Om de bezoeker een idee te geven van de intensiteit van de gevechten bovengronds, werd een deel van de loopgraven bewaard in de buurt van de heuvelrug van Vimy, waar de Slag bij Arras in 1917 een triest hoogtepunt bereikte. Bochtige trajecten worden bruusk onderbroken door immense kraters. In deze gruwelijke strijd groeven de oorlogvoerende partijen namelijk tunnels onder de vijandige linies. Die tunnels vulden ze dan met tonnen springstof om de loopgraven letterlijk op te blazen. Het is trouwens nog altijd verboden om de uitgestippelde paden te verlaten: elk jaar werken zich uit de bodem nog onontplofte granaten en ander springtuig naar boven.

Iets verderop trekken twee reusachtige, verblindend witte pylonen (40 m hoog) de aandacht. Dit monument – een van de indrukwekkendste gedenktekens van de Eerste Wereldoorlog – werd opgetrokken als eerbetoon aan de 11.000 Canadese soldaten die in 1914-1918 het leven lieten. Het monument – heel alleen onder de grijze en rusteloze hemel van Frans-Vlaanderen – maakt een verpletterende indruk. Het raakt de bezoekers en zet hoe dan ook aan tot nadenken. Op deze door de wind geteisterde heuvel krijgt de frase Nooit meer oorlog haar volle en meest intense betekenis.

Nicolas Evrard – Foto’s Pas-de-CalaisTourisme/ Rémi Vimont

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content