Jullie zijn enorm gelukkig in jullie huis en vertoeven het liefst van al in de woonkamer of (open) keuken. Dromen doen jullie van een huis met zicht op zee of la dolce vita in het warme zuiden.
80% is heel gelukkig met zijn woning
Jullie geven jezelf een dikke acht op tien wat betreft tevredenheid over jullie woning. Beter nog: jullie thuisgevoel bedraagt bijna negen op tien. Hoe jonger, hoe meer ruimte voor verbetering jullie nog zien, maar dan moet die (ver)nieuw(d)e woning toch erg haar best doen: respondenten tussen 50 en 60 geven zichzelf 7,9/10 op de gelukkig-met-mijn-woning-schaal tegenover 8,5/10 voor zestigplussers. Verschillende zaken dragen bij tot het thuisgevoel. De belangrijkste zijn eigenaar zijn, jullie medebewoners, de omgeving én het gevoel van ruimte in huis. Decoratie en inrichting zijn ook belangrijk, maar in iets mindere mate. "Uit alle enquêtes blijkt inderdaad dat mensen heel gelukkig zijn in hun woning en het liefst van al in hun eigen huis blijven wonen", bevestigt Hilde Heynen, professor Architectuurtheorie aan de KULeuven. "We merken wel dat er een kentering bezig is. Jongere mensen zien een woning niet meer als iets wat je bouwt op je dertigste en waar je de rest van je leven blijft wonen. Ze zien zichzelf eerder wonen in opeenvolgende woningen naargelang hun levensfase." De babyboomgeneratie is zo niet opgegroeid, maar misschien beginnen ook zij zich af te vragen, wanneer de kinderen het huis uit zijn, of ze voor de rest van hun verdere leven gelukkig zullen zijn in de grote gezinswoning op het platteland of in een verkaveling. Mogelijk verklaart dat waarom de groep tussen 50 en 60 jaar aangeeft ietsje minder gelukkig te zijn met zijn woning.
...
Jullie geven jezelf een dikke acht op tien wat betreft tevredenheid over jullie woning. Beter nog: jullie thuisgevoel bedraagt bijna negen op tien. Hoe jonger, hoe meer ruimte voor verbetering jullie nog zien, maar dan moet die (ver)nieuw(d)e woning toch erg haar best doen: respondenten tussen 50 en 60 geven zichzelf 7,9/10 op de gelukkig-met-mijn-woning-schaal tegenover 8,5/10 voor zestigplussers. Verschillende zaken dragen bij tot het thuisgevoel. De belangrijkste zijn eigenaar zijn, jullie medebewoners, de omgeving én het gevoel van ruimte in huis. Decoratie en inrichting zijn ook belangrijk, maar in iets mindere mate. "Uit alle enquêtes blijkt inderdaad dat mensen heel gelukkig zijn in hun woning en het liefst van al in hun eigen huis blijven wonen", bevestigt Hilde Heynen, professor Architectuurtheorie aan de KULeuven. "We merken wel dat er een kentering bezig is. Jongere mensen zien een woning niet meer als iets wat je bouwt op je dertigste en waar je de rest van je leven blijft wonen. Ze zien zichzelf eerder wonen in opeenvolgende woningen naargelang hun levensfase." De babyboomgeneratie is zo niet opgegroeid, maar misschien beginnen ook zij zich af te vragen, wanneer de kinderen het huis uit zijn, of ze voor de rest van hun verdere leven gelukkig zullen zijn in de grote gezinswoning op het platteland of in een verkaveling. Mogelijk verklaart dat waarom de groep tussen 50 en 60 jaar aangeeft ietsje minder gelukkig te zijn met zijn woning."Dat verbaast me niet", zegt Hilde Heynen. "In België ligt het aandeel eigenaars zeer hoog. De armoedecijfers vallen ook heel erg samen met het feit of je eigenaar bent van een huis of niet. Als je woning afbetaald is, heb je een groter besteedbaar inkomen dan wanneer je een woning moet huren. En huren is duur, zeker in de steden, waar goeie huurwoningen schaars en onbetaalbaar zijn.""In steden waar veel nieuwbouw wordt gezet, zie je dat vaak ook vijftigplussers een appartement kopen. Ze hebben hun villa kunnen verkopen en hebben dus de middelen. Maar vaak volstaat die som niet om een groot appartement te kopen. Want iemand die het gewend is om in een groot huis te wonen, wil graag een appartement met minstens twee slaapkamers. Mensen betalen dus soms meer om uiteindelijk kleiner te wonen, maar dan wel in een omgeving waar je goed ouder kan worden."Meer dan de helft van jullie wil graag een plek in huis waar hij of zij zich even kan afzonderen. Nederlandstaligen (68%) hebben hier meer nood aan dan Franstaligen (54%). Hooggeschoolden meer dan laaggeschoolden (68% van de universitairen tegenover 55% van de mensen met een diploma secundair onderwijs). "Dat heeft voor een groot deel te maken met de mogelijkheid om een eigen plek in te richten. Als je zo klein woont dat die optie er niet is, ontwikkel je er ook geen behoefte aan. Mensen die gewend zijn om een eigen plek te hebben - ook al zitten ze daar maar enkele uren per week - vinden het moeilijk om dat op te geven. Wie kleiner gaat wonen kan hier bij de inrichting wel rekening mee houden door met persoonlijke hoekjes te werken. In een appartement met twee kamers kan je elk een eigen kamer inrichten."De medebewoners, de wijk, de inrichting, de decoratie, de buren,... ze dragen allemaal bij aan het feit of iemand zich thuis voelt in zijn woning. Het allergrootste belang wordt echter gegeven aan open ruimte en lichtinval. "Opmerkelijk", vindt Hilde Heynen. "Voor WOII werden huizen gebouwd met kleine ramen om het warmteverlies te beperken. Glas was ook veel duurder. In de moderne architectuur wordt er meer gebruikgemaakt van grote glaspartijen en open ruimten. Mensen hebben die trend ondertussen echt wel opgepikt, want in de jaren '60-'70 was de fermettestijl nog in en bouwde men nog met betrekkelijk kleine ramen."Als de kinderen het nest verlaten, wordt gretig gebruikgemaakt van de vrijgekomen ruimte. Jullie maken er een (extra) logeerkamer van (41%), een bureau (19%), een hobbykamer (16%) of iets anders, zoals een sauna (17%). Opvallend is dat hoe jonger jullie zijn, hoe vaker jullie de kamer hebben gelaten zoals hij was (31% van de 50-60-jarigen tegenover 24% van de zestigplussers). Wellicht gaat er wat tijd over vooraleer jullie je eigen stempel durven te drukken op de kamer die ooit van je kind was. Hilde Heynen: "Uit kwalitatief onderzoek bij empty nesters blijkt dat de kamers worden ingepalmd, maar dat daar zelden grote verbouwingen mee gepaard gaan. Koppels gebruiken ze om apart te gaan slapen, er komen fitnesstoestellen, een strijkkamer, studeerkamer,... Daar gaat enige tijd over. Vaak denken ouders: ze zullen nog wel eens thuis komen slapen, ook al denkt het kind daar anders over. Anderzijds zouden de kinderen het ook niet appreciëren als hun kamer meteen na hun verhuis aangepakt wordt. Ze willen het gevoel hebben dat ze nog thuis kunnen komen slapen wanneer ze daar behoefte aan zouden hebben."Hoe ouder, hoe groter de kans dat je interieur gesierd wordt door een kast (38%), een schilderij (29%) of een antieke klok (18%) die ooit van je ouders of grootouders was. En dat is niet enkel omdat de oudere generaties al afscheid hebben genomen van hun ouders en de inboedel hebben verdeeld. "Sinds de komst van meubelzaken als Ikea, kopen we geen meubels meer die lang genoeg meegaan om ze aan de kinderen door te geven", zegt Hilde Heynen. "Vroeger kreeg je als trouwcadeau dure eikenhouten meubels. En die gebruikte je tot je ze doorgaf aan de volgende generatie. Na de oorlog zijn meubels meer consumptiegoederen geworden. Als ze versleten zijn, kopen we nieuwe. Wat je mogelijk wel nog doorgeeft, zijn de echte designmeubels zoals een zetel van Eames of Le Corbusier. Maar die eikenhouten kasten van de ouders, die willen we niet meer. Voor één of twee stukken die écht antiek zijn of die men de moeite waard vindt, zal men een plaatsje willen zoeken. De rest gaat naar de kringloopwinkel."Bovendien past die manier van denken perfect bij de huidige woontrends. "Woontrends zijn veel minder dwingend dan vroeger. We kiezen ons interieur niet meer slaafs uit een boekje, maar combineren wat we mooi vinden. Je kan gemakkelijk je interieur bij Ikea kopen en daar één antieke kast bij zetten. Dat wordt zelfs beschouwd als smaakvol."36% van de respondenten die familiemeubels bezit, zegt dat ze min of meer de waarde van het object kent. Maar meestal beantwoorden die schattingen niet aan de realiteit. Dat maakt dat men soms voor verrassingen komt te staan wanneer men het meubelstuk te koop zet. "Rustieke meubels - de typische meubels uit de tweede helft van de 19de eeuw tot begin 20ste eeuw - zijn bijna niets meer waard", weet antiquair Christian Herickx. "Een volledige eetkamer kocht je toen voor 50.000 Belgische frank - en dat is vaak het bedrag dat families in gedachten hebben - maar vandaag krijg je er nog amper 10 of 20 euro voor. Niemand wil dat nog. En die prijszetting is overal hetzelfde, in de kleine dorpswinkel of bij een grote antiquair." Heel uitzonderlijk schat een familie de waarde lager in dan ze in werkelijkheid is. "De Scandinavische stijl van de jaren '60 is nu erg in. Ik heb een heel eenvoudig bureau, waar ik persoonlijk maximum 50 euro voor zou geven, zien verkopen voor 2.000 euro. De meubels die nu veel waard zijn, zag je vooral in naoorlogse interieurs van hippe stedelingen. In kleine dorpen en op het platteland kwam je ze amper tegen."