Mysterieus Marokko

De prachtige kashba’s van Ouarzazate en Zagora roepen herinneringen op aan het epos van de Aït Atta, het verhaal van de nomaden die op hun kamelen uit de Sahara kwamen om de vruchtbare alpenweiden te veroveren. Duik met ons mee in het hart van dit fascinerende universum. Ontmoet de afstammelingen van de zwervers van toen die nog altijd de valleien van de Hoge Atlas doorkruisen.

Niet ver van de duizelingwekkende canyon van Assaka N’Tazart staan enkele zwarte tenten op het plateau van Tilemsine. Een steile helling van 500 meter scheidt het kamp van de weiden van de andere stammen. In de eenzaamheid van de Hoge Atlas, waar de herders vijf maanden lang hun kudden op de alpenweiden laten grazen, heeft iedereen zijn vaste plaats.

Fto, het kleine nomadenmeisje, bekijkt mij met haar grote zwarte ogen van kop tot teen. Wie is toch de vreemdeling die zijn intrek heeft genomen in de tent van het gezin? Wat heeft hij hier te zoeken? Sinds tien jaar huppelt Fto door dit land van bergen en stralende oasen. Ze kent niets anders dan de kudden van haar stam, de geruststellende glimlach van haar ouders, de eenvoudige spelletjes met haar broers en zussen. Haar gitzwarte ogen hebben nog nooit een stad of een vreemdeling gezien. Haar familie maakt deel uit van de stammen van Aït Atta. Ooit vluchtten deze eeuwige nomaden uit de ûtoen nog groene – Sahara om de Hoge Atlas en zijn smaragdgroene alpenweiden te veroveren. De stammen, die de Fransen later de Pruisen van Barbarije noemden, domineerden een gigantisch gebied dat de rijkste oasen van zuidelijk Marokko omvatte. Niets of niemand kon hun veroveringsdrang weerstaan. Alleen met voldoende honingzoete dadels en de gunsten van een paar mooie slavinnen met een ebbenhouten huid kon men de bescherming van de invallers afkopen.

Tussen wadi’s en ksars

De mooie vallei van de wadi (rivier) Draa zoekt zich een weg door een apocalyptisch landschap. De canyons die door de zwarte bergen kerven en de dorre vlakten, gegeseld door een genadeloze zon, kunnen ternauwernood enkele gazellen in leven houden. Bovendien vloeit het water van de Draa voorbij Zagora onherroepelijk verloren in het zand van de Sahara. Toch heeft dit dunne sliertje water altijd mensen aangelokt. De plaatselijke boeren, die vroeger altijd op hun hoede moesten zijn, leven er in vrede. Nu de nomaden niet langer een dreiging vormen, hebben de mensen van de oasen hun forten van gestampte aarde in de steek gelaten. De trotse wallen werden inmiddels door de schaarse maar felle regens weggespoeld. Slechts enkele brokstukken van torens blijven over, als herinnering aan de verdwenen glorie.

De mooiste resten van de Berber- beschaving zijn in de valleien te vinden. In de ksar (versterkt dorp) van Aït Ben Haddou bijvoorbeeld, die ligt op de weg van Marrakech naar Timboektoe, de weg die de karavanen traditioneel gebruikten wanneer ze door de Atlas trokken. De lange stoeten van kamelen, beladen met stofgoud, ivoor en slaven, zijn verdwenen. Maar de ontelbare kashba’s (de ommuurde wijken) van dit uitzonderlijke dorp lijken recht uit een oud prentenboek te komen.

Door deze smalle valleien trokken de Aït Atta op om de bergen te veroveren. Ze zwerven nog altijd door de engten van Todgha en Dadès. Ze drijven hun kudden langs de flanken van de kliffen want in de diepe ravijnen is het te gevaarlijk.

Fto kent alle geheime paden die naar de mooiste weiden leiden. Ze studeert immers aan de hogeschool van de nomaden: haar vader, Ichou, leert haar alles wat ze moet weten om in dit onherbergzame universum te overleven.

Vanavond zal Fto braaf gaan slapen. Ze weet dat haar vader, zoals elke dinsdag, in het midden van de nacht naar de markt van Assemsouk zal vertrekken, 15 kilometer verder. ’s Middags zal hij terugkeren. Het gezicht van het meisje zal dan stralen, want zoals altijd zal Ichou voorzichtig het snoepgoed uit zijn leren tas nemen: elk jong kind krijgt een snoepje en een zoen. Maar er is nog een reden waar- om de kinderen in deze periode niet zeuren. Het is eind augustus en ze weten dat hun vader binnenkort het startsein voor de seizoentrek zal geven. Dan wordt de tent afgebroken, de schamele bezittingen van de familie worden ingepakt en stevig vastgesnoerd op de vijf dromedarissen. En dan vertrekt iedereen naar Imilchil, dat beroemd is om zijn moussem (zijn feest of festival) van de verloofden.

Het verlovingsfeest van Imilchil

Temidden van de glooiende heuvels, zwanger van het licht, flonkeren twee meren: Isli (Berbers voor een verloofde man) en Tislit (Berbers voor een verloofde vrouw). De stammen van de Aït Hadiddou die in dit land leven, vertellen het verhaal dat lang geleden twee clans met elkaar in oorlog leefden. Een jongeman ( isli) kon het meisje van wie hij hield niet trouwen, want zijn verloofde ( tislit) was lid van de rivaliserende clan. Uit hun tranen ont-stonden de twee meren, als tragische getuigen van hun onmogelijke liefde. Aangegrepen door dit drama, namen de afstammelingen van de stammen zich voor hun kinderen vrij de uitverkorene van hun hart te laten kiezen.

Fto kijkt haar ogen uit: alle stammen stromen samen in Imilchil om er deel te nemen aan de Agdoud, de bedevaart van de verloofden. Drie dagen lang wordt er gebeden door vrouwen van rijpere leeftijd: elegante weduwen of gescheiden vrouwen die hopen tijdens de Agdoud een nieuwe partner te vinden. Dat is een voorrecht van de vrouwen, die volgens de gewoonten van de Berbers een tweede kans krijgen om de ware te vinden. Gidsen vertellen vaak dat de bedevaart een soort markt voor bruiden is, maar dat is dus nonsens: het huwelijk van een maagd zal hier nooit bedisseld worden! Enkele tientallen jaren geleden mochten vrouwen zelfs niet naar de Agdoud komen. Dat verbod is nu opgeheven en de overheid profiteert van de samenkomst van duizenden nomaden om ze officiële trouwbeloften te laten tekenen. Iets waaraan niet zonder tromgeroffel wordt voorbijgegaan. Zo is de Agdoud uitgegroeid tot een betoverend feest waar muziek en dans de uitgelaten massa in vervoering brengen.

De droom van een nomadenmeisje

De Agdoud is een immens feest, maar op de eerste plaats is en blijft het een fantastische soek, een markt, een mierennest. Kramers, smeden, genezers, paardenkopers,... ze arriveren te voet of opeengepakt in prehistorische Bedford-trucks. Deze onverslijtbare vrachtwagens zijn volgetast met handelaars die de meest diverse producten meebrengen, maar ook met hun potentiële klanten.

De kleine Fto weet niet waar ze het eerst moet kijken. Er is hier zoveel prachtige koopwaar te zien – kleurrijke stoffen, schitterende nepjuwelen, blinkende radio’s – allemaal schatten die de wildste dromen van het nomadenkind voeden. Tientallen groepjes meisjes van haar leeftijd lopen nerveus giechelend door het tentendorp. Overal ruikt het naar soep en geroosterd vlees en borrelt heerlijk frisse muntthee op de houtskoolvuurtjes.

Papa Ichou profiteert van zijn laatste kans om een mooie, kitscherig versierde ceintuur van rode stof te kopen. Fto, zielsgelukkig dat ze deze magische momenten mag meemaken, staart dromerig voor zich uit. Want morgen is het feest voorbij. Dan trekt zij samen met haar familie opnieuw naar het zuiden, naar de Sahara van haar voorouders, waar een zonnige en vredige winter wacht.

A Tekst en foto’s: Paul Lorsignol / Planet Pictures

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content