Minister Frank Vandenbroucke:”Met pensioen op 67? Geen sprake van!”

Bonuspensioenen, modelbedrijven, aangepaste banen voor oudere werknemers... Minister van Werk en Pensioenen Frank Vandenbroucke heeft geen gebrek aan ideeën om een stevige portie dynamiet te leggen onder de Belgische gewoonten en statistieken. Zijn stokpaardje: we moeten langer werken.

Begin januari verklaarde Frank Vandenbroucke in een standpunt in de kranten De Standaard en Le Soir dat België geen tijd meer mag verliezen om de uitdaging van de vergrijzing aan te pakken. Na juni 2004 moeten er maatregelen komen om de activiteitsgraad van onze burgers te verhogen, want anders zou het jaar 2004 ô verloren zijn”.

Dat is sterke taal. Is de toestand dan zo ernstig?

Ik heb het inderdaad als een waarschuwing bedoeld. Niet omdat onze problemen onoplosbaar zouden zijn maar omdat wij onderschatten in welke mate België een uitzondering is tegenover andere landen. We werken niet lang genoeg. De gemiddelde loopbaan van een man is bij ons 36,5 jaar tegenover 42 jaar in Duitsland, 43 jaar in Denemarken en 43,5 jaar in Nederland. Minder lang werken is misschien leuk, maar we kunnen het ons op lange termijn niet veroorloven. Je kunt niet de beste gezondheidszorg, de beste pensioenen én de kortste loopbanen hebben!

Waarom is België een uitzondering?

Omdat onze arbeidsmarkt de groep van 25-45 jaar bevoordeelt. Ze blijft te lang gesloten voor de jongeren. Het percentage jonge werklozen en de duur van hun werkloosheid liggen veel te ver boven het Europese gemiddelde. En voor de oudere werknemers gaan de deuren te vroeg dicht. We moeten koste wat het kost die deuren openduwen. Als we dat niet doen, blijven we in een vicieuze cirkel zitten: de actieve mensen moeten hard werken en veel energie en productiviteit opbrengen, maar vanaf een bepaalde leeftijd krijgen ze te horen dat ze nu maar moeten stoppen, dat ze niet meer nodig zijn. Dat is geen gezonde manier van leven. Te veel mensen worden erdoor gefrustreerd en het is bovendien slecht voor de maatschappelijke cohesie.

Voor wie is uw waarschuwing bedoeld?

Voor de werknemers van mijn generatie, die moeten beseffen dat ze langer zullen moeten werken om een normale loopbaan te hebben. Maar ook voor de jongeren, die sneller een plaats op de arbeidsmarkt moeten krijgen, want als je vroeger begint te werken heb je natuurlijk een langere loopbaan. Ten slotte voor de mensen van 45 tot 50 jaar en vooral voor hun werkgevers. Want er bestaat momenteel een ondernemingscultuur die het normaal vindt mensen van 50 jaar of ouder aan de deur te zetten. Die cultuur moet veranderen.

Wat wilt u doen om de ondernemingen aan te sporen hun oudere werknemers te behouden?

In het algemeen wil ik oudere werknemers minder duur maken voor de bedrijven. En vooral proberen de mentaliteit binnen de bedrijven te veranderen. Ik heb in mijn kabinet een Staatssecretaris van Welzijn op het Werk, Kathleen Van Brempt, die in de volgende maanden Belgische ondernemingen gaat zoeken die positieve ervaringen hebben met hun oudere werknemers. Aan de hand van die positieve voorbeelden zullen wij proberen te bewijzen dat het best mogelijk is om oudere werknemers niet af te stoten. Dat je ze aan het werk kunt houden en functies geven die bij hun behoeften of hun verlangens passen.

Dat worden dus eigenlijk modelbedrijven?

Precies. Als we erin slagen die positieve ervaringen in de kijker te plaatsen, zullen we in een tweede fase grootschalige voorlichtingscampagnes starten voor alle werkgevers en voor het grote publiek. Op basis van die ervaring zullen we daarna concrete oplossingen formuleren om de werkgelegenheid voor oudere werknemers te bevorderen. Dit zal gebeuren in overleg met de sociale partners.

Aan welke oplossingen denkt u?

De kern van het probleem is de kwaliteit van het werk. Er moeten in de bedrijven aangepaste banen komen voor oudere werknemers, met een rustiger ritme en minder werkuren, maar ook met andere taken. Neem het voorbeeld van het onderwijs: ik begrijp heel goed dat een leerkracht die dertig jaar voor de klas heeft gestaan op een gegeven moment uitgeput en gedemotiveerd raakt. De onderwijswereld en de ministers van Onderwijs zouden moeten nadenken over alternatieve loopbanen voor leerkrachten die op hun 45e, 50e of 55e nog wel willen werken maar die liever iets anders zouden doen.

Een ander voorbeeld: het is evident dat een bouwvakker van 55 of 60 jaar geen zware lichamelijke arbeid meer kan verrichten. Maar waarom zouden we hem geen ander soort werk geven, bijvoorbeeld in de opleiding of de begeleiding van jongere collega’s, met een minder zwaar uurschema?

Wilt u de wettelijke pensioenleeftijd verschuiven naar 67 jaar, zoals in Duitsland?

Nee, dat zou zinloos zijn. Momenteel is de wettelijke pensioenleeftijd voor vrouwen in de privésector 63 jaar. Hij zal geleidelijk aan oplopen tot 65 jaar, in 2009. Voor de mannen blijft 65 jaar de grens. Dat is het maximum. Veronderstel dat de regering zou beslissen de wettelijke pensioenleeftijd te verhogen tot 67 jaar. In de praktijk zou je dan tussen de 65 en de 67 jaar meer werklozen, bruggepensioneerden en invaliden krijgen, want heel weinig mensen werken nog na hun 64e. Door de wettelijke pensioenleeftijd te verhogen schep je dus niet meer activiteit. In plaats daarvan moeten we de reële pensioenleeftijd beetje bij beetje verhogen. Dat kan door maatregelen te nemen om meer oudere mensen aan het werk te houden.

Bijvoorbeeld door mensen die langer werken te belonen, zoals dat nu al in Zweden gebeurt?

Dat is een maatregel die ik niet uitsluit. Ik heb trouwens twee jaar geleden in de openbare sector een bonussysteem voor ambtenaren ingevoerd, eigenlijk een aanvullend pensioen voor mensen die beslissen na hun zestigste te blijven werken. Ik ben hoegenaamd niet tegen een vergelijkbaar idee voor de privésector. Unizo, de Vlaamse middenstandsvereniging, heeft trouwens al iets in die zin voorgesteld. Maar ik wil mij daar nu nog niet over uitspreken, ik wil eerst alle ideeën en voorstellen verzamelen en pas daarna maatregelen treffen.

Waarom moet 2004 voor u koste wat het kost een scharnierjaar worden?

Omdat ik denk dat we in deze legislatuur niets meer zullen kunnen bereiken als we niet snel na de verkiezingen van juni 2004 maatregelen nemen. Ik zal nog voor de verkiezingen verscheidene instanties, zoals het Studiecomité inzake de Vergrijzing, de Hoge Raad voor Financiën en de Hoge Raad voor de Arbeid om advies vragen. De vakbonden en de werkgevers-organisaties zullen vanzelfsprekend ook mogen meepraten. Ik hoop dat de regering al dat materiaal in juni kan bestuderen, zodat we een meerjarenplan voor 2005 tot 2007 kunnen opstellen om de enorme uitdaging die de vergrijzing is, op een efficiënte manier aan te pakken. Het is een ambitieus plan maar we kunnen deze problemen overwinnen. We mogen alleen geen tijd meer verliezen.”

Karima Amrous – Foto’s : Eddy Vangroenderbeeck

“We onderschatten in welke mate België een uitzondering is tegenover andere landen.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content