Met de motor door de Gaume

In de Gaume, het zuidelijkste teentje van België, lijkt alles anders: de natuur, het klimaat, de huizen, de gastronomie. Zelfs de zon schijnt er vaker dan elders. Ideaal voor een rondrit op de motor in een landschap als een opwaaiende zomerjurk.

Met zijn zachte heuvels, lijkt de Gaume (of Belgisch Lotharingen) in niets op de ruige en rotsachtige Ardennen. Virton is de hoofdplaats van de regio en tevens het vertrekpunt van onze motortocht. Behoedzaam tuf ik door de verrassende doolhof van straatjes en steegjes om het stadje in zuidelijke richting te verlaten.

Een handvol kilometers verder wacht Torgny, het meest zuidelijk gelegen dorp (en een van de mooiste) van België. Het Provencegevoel overvalt me. Huizen van okerkleurig zandsteen, schouder aan schouder in een boog rond de kerk. Bloemenkorven op straat. Een grote, overdekte wasplaats op een halfopen pleintje. Een wijngaard langs een zuidhelling. Een plek om je te koesteren in een zuiders gevoel.

Genieten van elke kilometer

In een schuine streep, op de kaart wel te verstaan, zet ik koers richting Latour. Dit gehucht is gelegen op een heuveltop en was in de Romeinse tijd al een strategisch punt. In de 11de eeuw lieten de heren van Latour er een kasteel optrekken dat zes eeuwen later zijn huidige aanzien kreeg. Vandaag is het gerestaureerd en herbergt het een bekend hotel-restaurant. Ik rijd tot op het halfommuurde binnenplein, bestel een koffie en geniet van het uitzicht over de vallei. Het leuke is dat je het kasteel kunt bezoeken zonder er te logeren. Ondertussen heeft de zon de nevelslierten aan flarden gescheurd. Ik rijd de lente tegemoet. Het kronkelweggetje richting Ethe ontpopt zich tot een heerlijk stuk motorplezier in een landschap dat eruitziet als een opwaaiende zomerjurk. De plooien van de jurk zijn dan de riviertjes die het golvende land doorkerven.

Via Buzenol stuur ik in één ruk door naar Tintigny . Het kasteel van Villémont pronkt er midden in een enorme prairie. Opnieuw een droomplek. Je verwacht hier elk moment een prins op een wit paard. Net als bij het derde kasteel op onze trip, in Rossignol. Helaas houden de massieve toegangspoort en de enorme muren nieuwsgierige blikken buiten.

In een gezapig tempo rijd ik nu door het woud van Chiny. Strikt genomen is dit niet meer de Gaume, maar de streek tussen Ardennen en Gaume. Net vóór Neufchateau ga ik linksaf en stuur ik via kleine weggetjes naar de vallei van de Semois, in Lacuisine. Een sublieme route voor een motorrijder, als een schaduw langs het water. Niet te veel verkeer en een reeks leuke bochten. Ik schuif verder op naar het zuiden.

In de uitloopzone van een langgerekte bocht rijd ik langs een hoge muur. Hierachter schuilt de cisterziënserabdij van Orval. In de taverne laat ik me een paté Gaumais, een met gemarineerd varkensvlees gevulde taart, serveren. En doorspoelen lukt nog het best met een Orval van het vat.

Mee met de Semois

Een leuk weggetje brengt me in een wip tot in Florenville. Ik steek de Semois over en vervolg mijn route stroomafwaarts langs de rivier. Een verkeersbord naar Chassepierre doet me in de remmen gaan. Als snotaap kwam ik hier stenen in de Semois gooien terwijl vader en moeder een tukje deden naast onze picknickmand. Het dorp is nauwelijks veranderd. Geen nieuwbouw, geen campings. Een ruwe diamant waarvan ik hoop dat hij nooit geslepen wordt.

In Herbeumont laat ik de motor even rusten en trek te voet naar de kasteelruïne die de top van een leistenen heuvel domineert. Boven geniet ik van een schitterend uitzicht op het Semoisdal. Daarna volg ik de weg naar Dohan via Auby-sur-Semois: een route om in te lijsten. Keurig asfalt doorweven met bochten waarvan er geen twee dezelfde zijn. In het kleine centrum van Dohan stuit ik op het kasteel met zijn indrukwekkende portaal, versierd met het wapenschild van het slot. Op de binnenplaats hebben een dozijn kinderen de macht gegrepen. Ze wanen zich de ridders en jonkvrouwen uit de stripverhalen.

Ik maak me klaar voor de laatste kilometers van mijn tocht. Langs een tertiair weggetje val ik Bouillon binnen. Het kasteel van Godfried staat te pronken op een geïsoleerde rots. Ik ben duidelijk niet de enige die deze dag heeft uitgekozen voor een bezoek. Op een terras vind ik nauwelijks een plaatsje tussen de toeristen die hier bekomen van hun klim naar de ruïne.

Mensen kijken als eindpunt van een motortrip: de kruisvaarder heeft allicht nooit gedacht dat zijn stadje zulk een trekpleister zou worden.

Tekst en foto’s: Erwin Kennis

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content