Lieve Devriese (63): “Een appel of een peer, ik weet niet meer hoe dat smaakt.”

“Iedereen staat er versteld van dat ik nog relatief veel energie heb hoewel ik ontstellend weinig eet. Mijn menu bestaat uit een droge piccolo per dag. Die snij ik in drie stukken, voor ’s morgens, ’s middags en ’s avonds. Al gebeurt het dat ik ze niet eens alle drie op eet. Ruim 15 jaar geleden ben ik gestopt met eten. Verdriet heeft mijn keel dichtgesnoerd. Ik krijg geen hap meer naar binnen. Als kind ben ik jarenlang seksueel misbruikt door een oom. Met mijn ouders heb ik dat nooit kunnen uitpraten. Toen vele jaren later ook mijn huwelijk op de klippen liep, was dat de spreekwoordelijke druppel.

Ik heb vier kinderen en ben oma van zeven kleinkinderen. Vandaag weeg ik amper 30 kilo. Mijn ervaringen heb ik in een boek gepubliceerd (zie p. 39) in de hoop lotgenoten aan te moedigen om het niet zo ver te laten komen. Met mijn verhaal wil ik ook het taboe rond eetstoornissen doorbreken en de buitenwereld laten zien wat dit met een mens kan aanrichten. Nog te vaak krijg ik te horen dat ik het zelf heb gezocht. Als je zou eten, is alles opgelost, zeggen sommigen. Dat onbegrip vind ik nog het ergste. Over mensen met kanker of hartziekten zou men nooit zo spreken. Was het maar zo eenvoudig dat ik gewoon terug kon eten. Deze ziekte is veel sterker dan mijn wilskracht. Ik wil niets liever dan genezen, maar ik kan gewoon geen voedsel meer verdragen. Na ruim 15 jaar anorexia verteert mijn lichaam niets meer. Een appel of een peer. Ik weet niet meer hoe dat smaakt en het interesseert me ook niet meer. Ik heb me er bij neergelegd. Voor mij is er geen genezing meer mogelijk. Mijn lichaam is op. Nierinsufficiëntie, gewrichtsproblemen, maagzweren, noem maar op. Eigenlijk ben ik aan het wachten tot ik helemaal bezwijk. Het voelt als een langzame hongerdood, waar ik niets tegen vermag.

Ik ben er van overtuigd dat het anders had kunnen lopen. Dat zeggen ook de verpleegkundigen die me verzorgd hebben. Bij mijn eerste opname in een eetkliniek werd ik afgezonderd en gedwongen om te eten. Ze onderkenden het onderliggende probleem niet. Dat heeft een totaal verkeerd effect gehad. Daardoor ben ik eten beginnen wegmoffelen en smoesjes gaan verzinnen. Vanaf dan ben ik stiekem gaan hongeren. Hadden ze me toen met meer begrip en inzicht aangepakt, was er wel beterschap mogelijk geweest. Achteraf bekeken had ik wellicht ook aanleg voor deze ziekte. Ik ben als kind altijd een wat moeilijke eter geweest. Het gevoel van honger hebben is mij totaal vreemd. De ziekte stond ook een tijdlang tussen mij en mijn kinderen. Intussen is het contact gelukkig weer hersteld. Maar naar verjaardagspartijtjes of communiefeesten van kleinkinderen kan ik niet gaan. De confrontatie met al dat eten op tafel is er voor mij teveel aan. Op die manier legt mijn ziekte ook mijn sociale leven zwaar aan banden.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content