Moet mijn zoon-student zich domiciliëren?
Mijn zoon is student en wil samen met drie vrienden cohousen. De eigenaar zegt dat om aan studenten te verhuren, minstens een van hen er zich moet domiciliëren. Zo-niet moet hij leegstandsbelasting betalen.
...
Mijn zoon is student en wil samen met drie vrienden cohousen. De eigenaar zegt dat om aan studenten te verhuren, minstens een van hen er zich moet domiciliëren. Zo-niet moet hij leegstandsbelasting betalen.Het antwoord van de verhuurder lijkt wat resoluut. Het is niet omdat geen enkele huurder zich domicilieert in het pand, dat er sprake is van leegstand. Leegstand wordt vastgesteld aan de hand van objectieve criteria, zoals het langdurig te koop of te huur aanbieden van de woning, het ontbreken van een inschrijving in het bevolkingsregister op dat adres, de onmogelijkheid om de woning te betreden enz. Het domicilie is dus niet het enige criterium. Wel moet de verhuurder tweedeverblijfstaks betalen als er niemand in de woning gedomicilieerd is. En die loopt in sommige steden hoog op. De verhuurder betaalt die taks niet als iemand het pand huurt in het kader van een huurovereenkomst en er zijn domicilie neemt. Bovendien is het in bepaalde studentensteden verboden voor verhuurders om een woning of appartement te verhuren aan (meerdere) studenten (samen). Zo geldt bijvoorbeeld in Leuven de regel dat een verhuurder zijn woning niet mag verhuren aan studenten die cohousen. Als je vandaag een hand- of bankgift doet, waarop de begunstigde geen belasting wil betalen, moet je als schenker nog 3,5 jaar tot zelfs 7 jaar in leven blijven. Wanneer speelt welke termijn? In principe gebeurt een schenking voor de notaris en betaal je daarop schenkbelasting. Maar bepaalde roerende goederen kan je ook onderhands schenken, zonder schenkbelasting. Het voordeel van een hand- of bankgift is dat je het bewijs ervan kan registreren, maar dat niet moet. Registreer je het bewijs van een hand- of bankgift op het Kantoor Rechtszekerheid, dan betaal je schenkbelasting. Er is dan geen erfbelasting meer verschuldigd als de schenker overlijdt. Laat je het bewijs van een hand- of bankgift niet registeren en betaal je dus geen schenkbelasting, dan moet de schenker wel nog een tijdje in leven blijven om erfbelasting op de gedane schenking te vermijden. Deze risicotermijn verschilt van gewest tot gewest. In Vlaanderen geldt in principe een termijn van drie jaar. Er was sprake van dat die termijn zou worden opgetrokken tot vier jaar, maar dat is uiteindelijk niet doorgegaan. Naast de risicotermijn van drie jaar, is er in Vlaanderen nog een termijn van zeven jaar voor het schenken van een familiale onderneming, waarvan de schenking via de notaris gebeurt. In het Brussels gewest is de risicotermijn altijd drie jaar. Daar is de regel het eenvoudigst. In het Waals gewest was de risicotermijn tot voor kort drie jaar. Maar door het nieuwe decreet van 22 december 2021 werd deze termijn voor niet-gere- gistreerde schenkingen opgetrokken tot vijf jaar, en dat sinds 1 januari 2022. Mijn echtgenote is een paar jaar geleden overleden. Mijn schoonmoeder heeft nu haar huis en geld aan haar andere dochter geschonken, zonder rekening te houden met de kinderen van haar overleden dochter (mijn echtgenote). Mag dat? Vermits jouw echtgenote overleden is, nemen de kinderen de plaats in van hun overleden moeder als erfgenamen. Je schoonmoeder mag sowieso met de helft van haar nalatenschap doen wat ze wil. Maar de andere helft gaat verplicht naar haar reservataire erfgenamen: haar dochter die nog leeft en jouw kinderen, die de plaats van hun moeder innemen. Haar dochter heeft recht op minstens één vierde van de nalatenschap en jouw kinderen hebben elk recht op minstens één achtste: het vierde deel van hun moeder, verdeeld over hun tweetjes. De helft waarover je schoonmoeder vrij kan beschikken, mag ze natuurlijk ook nalaten aan haar dochter die nog leeft. In totaal kan de tante van je kinderen dus tot drie vierde van de nalatenschap van haar moeder krijgen. Die nalatenschap bestaat niet enkel uit wat aanwezig is op het moment van overlijden, ook vroegere schenkingen - roerende of onroerende - tellen mee. Tijdens haar leven kan jouw schoonmoeder dus haar dochter die nog leeft bevoordelen, maar na haar overlijden kunnen jouw kinderen hun reservataire deel opeisen, als dat door de schenkingen van je schoonmoeder aan haar dochter overschreden zou zijn. Is hun reserve inderdaad overschreden, dan kunnen je kinderen vragen dat hun tante een stuk teruggeeft. Mijn zus is een paar jaar ouder dan ik. In 2020 kon ze op 63 vervroegd met pensioen, na 41 jaar te hebben gewerkt. Dit jaar word ik ook 63 en zal ik 41 jaar gewerkt hebben. Toch kom ik niet in aanmerking voor vervroegd pensioen. Hoe kan dat? De voorwaarden om vervroegd met pensioen te kunnen gaan, dus voor de leeftijd van 65 jaar, zijn de voorbije jaren stelselmatig opgeschoven. Vandaag moet je 42 jaar gewerkt hebben als je op 63 jaar vervroegd met pensioen wil gaan. Toen de voorwaarden werden aangescherpt, waren er ook overgangsmaatregelen, bedoeld voor mensen die niet ver van hun pensioen verwijderd waren en voor wie de voorwaarden plots veel strenger werden. Wie geboren is voor 1958 kon vervroegd met pensioen gaan op 63 jaar, na 41 loopbaanjaren. Jouw zus, geboren in 1957, viel nog net onder deze overgangsmaatregel. Voor wie geboren is vanaf 1958 gelden geen overgangsmaatregelen meer. Vandaar dat jij een jaar langer moet hebben gewerkt om in aanmerking te komen voor vervroegd pensioen. Verder is het ook zo dat een jaar pas wordt meegeteld als je minstens een derde van een voltijds uurrooster hebt gewerkt, dus als je minstens aan 104 gewerkte of gelijkgestelde dagen komt. Op MyPension.be kan je zien wanneer jij met pensioen kan gaan. Daar zie je twee data: de datum van jouw wettelijke pensioenleeftijd (65 jaar) en de datum waarop je (eventueel) vervroegd met pensioen kan.