Japan Eewwenoude tradities

Japan mag dan al een hoogtechnologisch land zijn, de oude tradities blijven er diepgeworteld. Wij lieten ons meevoeren door Shinto-goden, geisha’s en Samoerai.

“Tweemaal in je handen krappen”, zegt mijn gids met een grappig accent, “en je mag een wens doen”. Nog snel een buiging voor de Shinto-goden en ik ben klaar voor deze fascinerende reis. Fushimi Inari Shrine, ten zuiden van Kyoto, is een van de belangrijkste Shinto-heiligdommen van het land. De absolute highlight is een 4km lange tunnel van duizenden vuurrode torii (poorten) die tot in de heuvels loopt. Erdoor wandelen is een spirituele ervaring waar je rustig van wordt. Op de poorten staan de namen van de schenkers, zakenlui uit Osaka. Prestige en geld verdienen is hier erg belangrijk. Ze begroeten mekaar met mukari makka, wat letterlijk Are you making money? betekent.

Er zijn in Japan evenveel boeddhistische als Shinto-heilig-dommen. De meeste Japanners gebruiken de godsdiensten door mekaar. Een must see in Kyoto is het Gouden Paviljoen, ooit een deel van een zenboeddhistische tempel die in de 15de eeuw werd verwoest. In 1950 stak een gestoorde monnik het paviljoen in brand omdat het te mooi was voor deze wereld. Het werd gereconstrueerd en volledig met bladgoud bedekt. De feeërieke tuin, die uitkijkt op de bergen en weerspiegelt in de verstilde vijver, is als een schilderij dat tot leven komt.

Zen in de tuin

Als er in Japan één traditie is die wordt gekoesterd, is het de landschapskunst. In de zesde eeuw al legden de boeddhisten de eerste zentuinen aan, om zich te verlossen van alle ballast. De tuinen zijn strak en esthetisch. Ik bezoek de zentuin van het Ninomaru-paleis in Kyoto. Stenen symboliseren het lichaam, water het bloed en naaldbomen de geest. Bloemen zie ik niet. “Te vergankelijk”, legt de gids uit, “hier wordt de kracht van de eeuwigheid benadrukt”. Er zijn tal van regels voor het aanleggen van tuinen, maar die hoef je niet te kennen om ervan te genieten. Kenrokuen, aan de westkust, staat in de top drie van Japans mooiste tuinen. Het is een oase van rust. Er wordt gezegd dat je een tuin vijf keer moet bezoeken, een keer in elk seizoen en een keer in de regen. Ik sla twee vliegen in een klap.

Geisha’s en samoerai

Er hangt nog altijd een zweem van geheimzinnigheid rond de hoog opgeleide, wit geschminkte, in zijden kimono’s gehulde dames, die het hoofd van mannen op hol doen slaan. Ik zie de geisha’s voor het eerst in Gion, een oude wijk in Kyoto, waar ze schichtig langs de traditionele huisjes rennen. Voor ze in een portaal verdwijnen waar ze hun selecte publiek op zang en dans trakteren, probeer ik met eentje te praten. Ze schenkt me haar mooiste glimlach maar spreekt geen Engels. Het valt me op hoe jong ze is. Het lijkt alsof ik een stap terugzet in de tijd.

In Kanazawa roept Nagamachi, de samoeraibuurt, dezelfde stemming op. De hoogte van de muren van de traditionele huizen bepaalde de status van de bewoners. De grootte van de samoeraihuizen werd in tatami (judo-matten) berekend. Samoerai en shoguns, die ik vooral uit B-films ken, waren historisch erg belangrijk. Ik bezoek het Ninomarupaleis, waar de laatste shogun de macht overdroeg aan de keizer en het samoeraitijdperk afsloot.

Samoerai waren – naast elitekrijgers – geletterde mannen, bedreven in de kalligrafie en het bloemschikken. Het paleis is dan ook veel verfijnder dan ik verwachtte. Wat me het meest intrigeert, zijn de nachtegalenvloeren, een systeem van ijzeren pinnen dat, wanneer ik over de houten vloer loop, het geluid maakt van zingende nachtegalen. Een vernuftige techniek waardoor de vijand niet ongemerkt het kasteel kon binnensluipen.

Theeritueel

Voor een theedrinkster als ik is Japan het paradijs. Thee schenken en drinken wordt er tot kunst verheven. Al in de zevende eeuw begonnen de zenboeddhisten met theeceremonies. De samoerai waren verknocht aan de theehuizen. Zonder wapens, want een bezoek aan zo’n huis betekende een moment van vrede. Om een theeceremonie bij te wonen moet ik door een erg laag deurtje, op handen en voeten. Zo wordt benadrukt dat iedereen gelijk is. Alles gebeurt volgens strikte rituelen: de thee wordt gezet met matcha, poeder van groene thee, en opgeklopt met een kwast waardoor een dikke, felgroene en bittere thee ontstaat, die tegelijk ontspant en alert maakt. Ik moet het kopje driemaal draaien en opdrinken in 3,5 slok, bij de laatste slok moet ik slurpen.

Slapen in een ryokan

Slapen in een ryokan, een traditioneel hotel, en relaxen in een van de 3.000 onsen (warmwaterbronnen) is een must in Japan. In en rond Kanazawa is de keuze groot. In de Hakusan Shobutei ryokan spreekt bijna niemand Engels, maar ik word hartelijk ontvangen. Ik krijg een yukata (kimono), die enkel nog uit gaat om in de natuurlijke warmwaterbron van Yamashiro te baden. Ik smelt letterlijk weg in het hete bad. Maar het bevordert mijn eetlust.

Het eten in zo’n ryokan is ontzettend lekker. Een simpele keuken is het niet, ik probeer een soufflé met een collageensoepje, hopelijk goed tegen rimpels. Ingrediënten worden vaak vermomd, zodat ik al mijn smaakpapillen moet aftasten om te weten wat ik eet. Tafelen is hier puur culinaire poëzie. Ik slaap op een futon en word heerlijk uitgerust wakker. Om zes uur al zit ik opnieuw in een enorm bad met whirlpool, samen met acht oude dametjes, die nieuwsgierig een conversatie proberen aan te gaan. Gebarentaal doet wonderen. Bij mijn vertrek uit de ryokan wuift het voltallige personeel me uit, alsof ik afscheid neem van mijn familie.

TEKST EN FOTO’S: MYRIAM THYS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content