Oude schenkingen tellen mee in de uiteindelijke verdeling van een nalatenschap. Daar horen twee belangrijke technieken bij: de inbreng en de inkorting. De inbreng zorgt ervoor dat de gelijkheid tussen de erfgenamen wordt behouden. De inkorting heeft dan weer tot doel dat de re...

Oude schenkingen tellen mee in de uiteindelijke verdeling van een nalatenschap. Daar horen twee belangrijke technieken bij: de inbreng en de inkorting. De inbreng zorgt ervoor dat de gelijkheid tussen de erfgenamen wordt behouden. De inkorting heeft dan weer tot doel dat de reserve van de erfgenamen wordt hersteld, als die overschreden is. Enkel mede-erfgenamen - zij die dus werkelijk erven - kunnen inbreng van elkaar vragen.Een voorbeeld. Rik heeft twee kinderen: Anja en Victor. Rik heeft Anja eerder al € 30.000 geschonken. Bij zijn overlijden zit er € 180.000 in zijn nalatenschap. De schenking van € 30.000 wordt er fictief bijgeteld (180.000 + 30.000 = 210.000). Anja en Victor moeten evenveel erven, dus elk € 105.000. Anja moet de € 30.000 inbrengen en zal € 75.000 krijgen, Victor krijgt € 105.000.Stel dat Rik vroeger een schenking van € 30.000 deed aan zijn kleinzoon Dieter i.p.v. aan zijn dochter Anja, dan moet Dieter de schenking niet inbrengen. Hij zal wel moeten inkorten, een stukje teruggeven, als door de schenking de reserve van Anja en Victor is overschreden. Ook hier wordt er een fictieve massa gemaakt: 180.000 + 30.000 = 210.000. Vandaag bedraagt de reserve van elk kind een derde; twee kinderen krijgen dus elk € 70.000. Vermits Anja en Victor elk € 90.000 krijgen, is hun reserve niet aangetast en mag Dieter zijn schenking van € 30.000 integraal houden.