In mijn hoofd ben ik een jong meisje

Negentig werd ze dit voorjaar, Paula Semer, de allereerste leading lady van de openbare omroep. Maar ze was en is veel meer dan dat.

We gaan op de thee in haar trendy appartement in de Brusselse gemeente Watermaal-Bosvoorde, waar ze woont sinds ze in 1991 weduwe werd. Ze voelt zich thuis in de alsmaar kosmopolitischer wordende hoofdstad. Met de eeuwige pretlichtjes in de ogen, vertelt ze honderduit.

Paula Semer: Ik woon sinds 1949 in Brussel. In 1953 hebben wij gebouwd in Bosvoorde, zo dicht mogelijk bij het Flageygebouw, waar de NIR, de toenmalige openbare omroep, gevestigd was. Maar dat huis werd te groot toen Herman overleed. Mijn man, die regisseur was, en ik vonden het geweldig om in Brussel de Franstalige cultuur te ontdekken. Mijn geboortestad Antwerpen was toen een Germaanse stad. Ik heb ook wel mijn flamingante periode gehad. In de beginjaren voelde ik mij vaak een inwijkeling. Ik heb de tijd gekend dat ze je in de Innovation botweg ‘comprend pas’ toebeten, wanneer je in het Nederlands sprak. Op dat vlak is Brussel enorm geëvolueerd. En nu is de stad erg internationaal.

Was je 90ste verjaardag een groot feest?

Ik wilde mijn verjaardag vieren met mijn familie, vrienden en kennissen – zo’n 50, 60 mensen – hier in het cultureel centrum. Maar mijn zoon vond dat het grootser moest en heeft samen met een paar van mijn voormalige medewerkers een feest georganiseerd in het Flageygebouw, waar het voor mij ooit begon. Er waren wel 200 gasten! Ze hadden een film met archiefbeelden en getuigenissen gemaakt. Het was bijzonder aangrijpend voor mij.

Je kreeg ook veel persbelangstelling voor je verjaardag. De media raken maar niet op je uitgekeken.

Misschien hebben de media gedacht: het is wellicht de laatste keer, want op 90 is mijn toekomstperspectief natuurlijk kleiner. Journalisten weten bovendien dat er een boel gebeurtenissen zijn die een 90-jarige heeft meegemaakt en anderen niet. Maar eigenlijk heb ik altijd veel aandacht gekregen. Al sinds mijn pensioen. Na het overlijden van mijn man dacht ik, wat ga ik nu nog doen? Toen is mijn leven erg veranderd. Ik ben Engelse literatuur gaan volgen aan de VUB en ben daarna ingegaan op zowat alles wat ze mij vroegen. Zo ben ik terug gaan presenteren. En bij elk overlijden van oud-collega’s zoals Bob Davidse, Toni Corsari... werd ik gevraagd voor het in memoriam. Ik werd echt een specialiste in terugblikken (lacht).

Hoe voelt dat, 90 zijn?

De carrosserie is aan het verslijten en ik zie natuurlijk wel rimpels en grijs haar. Maar ik kan mij eigenlijk niet goed voorstellen dat ik 90 ben. Vanbinnen ben ik een jong meisje, echt een heel jong meisje.

Wat is volgens jou de belangrijkste evolutie van de afgelopen decennia?

Ik denk dat we in Vlaanderen veel opener geworden zijn, dat we onze rug gekeerd hebben naar de kerktoren waar wij allemaal rond zaten. Dat je stilaan meer open, progressief of vrijzinnig kon zijn, is voor mij een belangrijke evolutie geweest.

Je stond als programmamaker bekend als rebel.

Ik was een tegen de schenenstampster. Als iemand onrecht wordt aangedaan, dan vlamt er iets bij mij op. Ik zit zo in mekaar. Ik herken trouwens dezelfde eigenschap bij mijn zoon. Ik voelde de drang om taboes aan te pakken. Seksualiteit en zwangerschap, economische onafhankelijkheid van vrouwen, het lag allemaal moeilijk in het katholieke Vlaanderen van net na de oorlog. Ik heb ook als eerste een geboorte op tv getoond. Die thema’s lokten telkens een storm van protest uit. Op een bepaald moment zijn we beginnen nadenken over een andere tactiek. Ik had er genoeg van om altijd te provoceren. In plaats van het taboe te willen doorbreken, gingen we eind jaren ’70 programma’s maken onder de noemer Zo kan het ook. Dat waren uitzendingen met bijvoorbeeld als thema: Hoe brengen progressieve ouders seksuele opvoeding? Daar kreeg ik toch nog last mee. Ik moest nadien van mijn bazen ook conservatieve ouders aan het woord laten.

Je hebt een steen verlegd in de rivier.

Ik heb dat toen nooit zo aangevoeld. Maar bij het terugblikken besef ik dat ik inderdaad enkele stenen heb verlegd. Ik heb daarvoor ook een eredoctoraat van de Universiteit Gent gekregen.

Een van je belangrijkste strijdpunten was de gelijkwaardigheid tussen vrouw en man.

Die is er natuurlijk nog altijd niet! De situatie is wel enorm verbeterd. Voor vrouwen is vandaag in theorie alles mogelijk. Maar de levensomstandigheden laten het niet altijd toe. Vrouwen moeten nog altijd kiezen: kinderen of carrière.

Soms betreur ik ook dat vrouwen mekaar te weinig steunen. Dat sisterhood ontbreekt. In mijn tijd werden meisjes opgevoed als concurrenten op de huwelijksmarkt. Hun promotie was trouwen met de goeie partij. Dat is nu gelukkig anders, maar onbewust is de rivaliteit wellicht nog niet helemaal weg.

Had je zelf een nieuwe man?

Mijn man was effectief een nieuwe man avant la lettre. Herman heeft mij zowat gedwongen na de geboorte van onze zoon terug aan het werk te gaan. Hij zei: “Dat gaat toch niet, dat jij met je talent thuisblijft!” Ik ben blij dat ik doorgebeten heb. Maar ik weet wat het betekent keuzes te maken. Het was niet makkelijk met een kind omdat ik als omroepster vooral ’s avonds werkte. Wij hadden meestal dienstmeisjes om mijn zoon op te vangen.

Mijn man was anderzijds ook een kind van zijn tijd. Al had dat ook goeie kanten. Hij was een gentleman, hield het portier voor mij open of droeg mijn boekentasje (lacht). Maar dat maakte ook wel dat hij zich soms als een pater familias gedroeg. Hij beheerde het budget, omdat ik altijd te veel uitgaf (lacht).

In je job heb je wel moeten vechten.

Professioneel heb ik moeten vechten om producer te worden. Glitter en glamour was voor vrouwen. Maar achter de schermen serieus werken, ho maar. Daar kwam bij dat op de toenmalige BRT destijds alles werd bedisseld op café. Wij hadden zelfs geen weet van vacatures. Gelukkig is alles nu transparanter.

Toen ik op de Dienst Wetenschappen werkte, keken alle mannelijke collega’s tegen koffietijd naar mij. Ik keek dan ook naar achteren, en bleef zitten. Uit principe. Het lijkt misschien een detail, maar het geeft wel aan wat toen de mentaliteit was. Ik moet wel zeggen dat een collega toen voorstelde een beurtrol in te voeren.

Zijn we vandaag te weinig strijdbaar?

Wat ik bij jonge vrouwen ondervind, is dat ze het werk van feministen in Vlaanderen onderschatten. “Ik ben geen feministe”, zeggen ze. Dan antwoord ik: “Denk je dat alle kansen die jij nu krijgt zomaar uit de hemel gevallen zijn? Daar hebben wij moeten voor strijden.” Nu, ik heb daar geen verdienste aan. Ik bracht zaken in de media in de mate dat het mogelijk was. Maar godzijdank hebben vrouwen als Miet Smet, Wivina Demeester en Rita Mulier voor ons gevochten.

Toen je in 1981 borstkanker kreeg, doorbrak je opnieuw een taboe.

Ook over borstkanker werd niet gesproken. Mijn dokter wilde een valse verklaring afleggen. Dat was de mentaliteit! Ik heb uiteindelijk mijn ziekte bekend gemaakt in een tv-show.

Borstkanker was voor mij een kantelpunt. Ik behield mijn rechtvaardigheidsgevoel maar ben mij op andere dingen gaan richten. Een rookvrij bureau bijvoorbeeld. Toen ik destijds met die vraag naar de bedrijfsarts stapte, zei hij: “Blijf toch thuis, Paula”. En blies de rook in mijn gezicht. Dat kan je je toch niet meer voorstellen! Uiteindelijk kreeg ik mijn rookvrij bureau. En iedereen wou bij mij zitten.

Heeft je strijdbaarheid te maken met het feit dat je in een vrijzinnig milieu bent opgegroeid?

Nee, maar wel in een progresief milieu. Mijn vader was onderwijzer. Ik ben grootgebracht met het idee: jij zal een rol spelen in de maatschappij.

ANN HEYLENS – FOTO’S FRANK BAHNMÜLLER

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content