“Ik heb de gouden tijden meegemaakt”

Met zijn heroïsche duels tegen Raymond Ceulemans beleefde de Belgische biljartsport onvergetelijke hoogdagen. Maar nu hij volgend jaar zestig wordt, is bij Ludo Dielis de druk van de ketel: “Voor de eerste keer in mijn leven kan ik volop van dit spelletje genieten.”

Samen met zijn club organiseert Ludo Dielis voor het eerst in 7 jaar een wereldbekertornooi in België. Vanaf 3 september bij BC Matchroom, Schijnpoort, Antwerpen.

Ceulemans-Dielis, dat klonk als een klok, net zoals Ali-Foreman, Karpov-Kasparov of Ben Johnson-Carl Lewis. The battle of the giants. Maar het was meestal Ludo Dielis die aan het kortste eind trok.

“De relatie tussen Raymond en mij was heel speciaal. We konden het goed met elkaar vinden, we trokken samen naar tornooien en onze vrouwen kwamen goed overeen, maar we waren ook rivalen. In de jaren zestig was ik het opkomende jonge talent. Ik stak niet onder stoelen of banken dat ik zelf het nummer één van de wereld wou worden. Je moet je dat voorstellen, in die tijd werd Raymond zowat gelijkgesteld met God, een Eddy Merckx van de biljartsport maar dan nog een beetje straffer. Al wat Ceulemans zei, was wet. Er waren niet veel biljarters die daar tegenin durfden gaan. Maar ik baande mij als jonge snaak vrank en vrij een weg naar de top om vervolgens met mijn hoofd tegen de muur Ceulemans te pletter te lopen. In het begin van mijn carrière stapelden de tweede plaatsen zich op. Het was de periode dat ook wielrenner Raymond Poulidor in de Ronde van Frankrijk telkens tweede werd. Mijn sympathie voor die man groeide met de dag...”

Toch heeft de eeuwige tweede nooit een Ceulemans-complex gehad. “Ik bleef ervoor gaan en dat lukte steeds beter. Ik ben de biljarter van wie Raymond het meest verloren heeft en dat had hij niet graag. Bij elke confrontatie was de spanning te snijden. Een beetje psychologische oorlogsvoering naast de biljarttafel was ook niet uit de lucht, hoewel je dat niet moet overdrijven. Als journalisten Raymond vroegen wie zijn belangrijkste tegenstanders waren, somde hij een lijstje op, maar als bij toeval ‘vergat’ hij mij te vermelden. Dat gaf onze rivaliteit extra pigment en ik denk dat het publiek daardoor meer geïnteresseerd raakte in het biljart. De strijdbijl tussen ons is ondertussen al lang begraven. Als we nu ergens samen binnenkomen, stelt Raymond me plagend voor: Dit is Ludo Dielis, die ken je toch, de tweede beste biljarter aller tijden!

Kort op de bal spelen

Ludo Dielis groeide op in de tijd dat het biljart in Vlaanderen een echte volkssport was. “In negentig van de honderd cafés stond er een biljarttafel en iedereen had al wel eens een keu vastgehouden. Nu zijn die tafels verhuisd naar echte biljartzalen. Het is allemaal wat professioneler geworden en België is zijn hegemonie op biljartgebied kwijt. In Nederland is nu meer interesse dan bij ons, in Mexico en Japan is biljarten populair en de Turkse wereldkampioen Semih Sayginer kan in Istanbul niet onopgemerkt over straat lopen.”

Het begon ’s zondags, na de mis

Als jonge snaak was de latere kampioen uit Deurne vooral in de ban van voetbal. “Maar ’s zondags na de mis ging mijn vader vaak een balletje stoten in een café in de buurt. Ik pakte dan al eens een keu vast. Jos Vervest was daar ook, een ex-wereldkampioen aan wie ik veel te danken heb. Hij vroeg mijn vader of hij me les mocht geven. Zo ben ik vanaf mijn 10, 11 jaar naar de Biljart Palace getrokken, aan het Centraal Station in Antwerpen.

In het begin trainde ik toch al zo’n 3 à 4 uur per dag. Na mijn zeventiende werd dat 6 tot 8 uur per dag. Ik moet zeggen, ik heb altijd veel steun van mijn familie gehad. Mijn vader heeft zijn job als linotypist opgegeven om een café te openen zodat ik naar hartenlust kon biljarten. Een vaste baan inwisselen voor een zelfstandige zaak, dat was een groot risico. Maar ik heb ook klanten aangebracht. Elke middag speelde ik voor een vast publiek van een vijftiental klanten.”

“Mijn vrouw kende ik al toen ik mijn eerste titel bij de juniores binnenhaalde, op mijn zeventiende. Zij heeft altijd 100 % achter mij gestaan. Samen hebben we later de zaak van mijn vader verdergezet, want ik heb nooit kunnen leven van de biljartsport. Af en toe bracht ik een leuk extraatje mee van een tornooi, maar dat was peanuts. Als je dat vergelijkt met wat snookerspelers verdienen! Eén periode is financieel goed voor ons geweest, ten tijde van het professionele drieband-wereldbekercircuit dat door meneer Bayer werd georganiseerd. De twaalf beste spelers namen het tegen elkaar op volgens een knock-outsysteem en de winnaar ging met een half miljoen oude Belgische franken naar huis, soms zelfs met een miljoen. Anno 2004 moet de winnaar van een wereldbekertornooi zich met 5.000 euro tevreden stellen, omgerekend 200.000 oude franken...”

“Spijtig van dat miljoen hé Ludo”

De mooiste overwinning uit zijn loopbaan vindt Ludo Dielis de wereldbeker die hij in 1990 won. “Bij de start van de finale van het laatste tornooi, in Yokohama, was ik al wereldkampioen. Ik was zo opgewonden dat ik me nog moeilijk kon concentreren tijdens die wedstrijd tegen Blomdahl. En concentratie is primordiaal. Je moet je hele lichaam volledig beheersen, tot het kleinste spiertje. Uiteindelijk verloor ik die finale maar het kon me niet veel schelen. Ik was toch wereldkampioen! Komt er na de wedstrijd iemand naar mij: Spijtig van dat miljoen hé Ludo. Je wist toch dat het prijzengeld hier in Japan een stuk hoger ligt?! Zonder het te weten had ik de grootste prijzenpot uit mijn loopbaan aan mijn neus laten voorbijgaan!”

Voor wie daaraan nog zou twijfelen: Ludo Dielis is best tevreden over zijn carrière. “Hoewel ik voortdurend moest opboksen tegen de beste biljarter aller tijden zou ik niet willen ruilen met de huidige spelers. Een Caudron of een Loncelle zijn schitterende biljarters maar ze hebben niet de bekendheid die Raymond en ik genoten. Onze wedstrijden kwamen wel tien keer per jaar live op TV met commentaar van Daniël Mortier of Rik de Saedeleer. Maar ja, je moet je sport ook verkopen.”

Oog voor spektakel

Oog voor spektakel hadden Ceulemans en Dielis inderdaad. “Een partijtje kunststoten viel altijd in goede aarde. Zo herinner ik me een demonstratie aan de kust waar ik de ‘vliegende bal’ uitprobeerde. De bedoeling was de bal met effect tegen de rand van de tafel te spelen zodat hij in de lucht geslingerd werd, en daarna terug op de tafel terechtkwam. Ik voerde de stoot echter niet perfect uit en de bal vloog met een rotvaart uit de tafel om met een smak in een eetbuffet te landen dat even verder stond opgesteld! Met Raymond hebben we zo ook eens een champagnefles aan diggelen gespeeld. Toen wilden we met een kunststoot een bal bovenop die fles wegkaatsen. Het resultaat: een doorweekt biljartlaken vol glasscherven, maar spectaculair was het wel!”

Volgend jaar wordt Dielis zestig, een mijlpaal. “Voor de eerste keer in mijn leven ga ik echt genieten van het biljart”, grapt hij. “Het individueel biljarten wil ik volgend jaar voor bekeken houden. Het is mijn hobby geworden. Ik train minder maar verlies nog niet echt graag. In clubverband ga ik nog wel verder want een club, dat betekent ook gezelligheid en warmte. Maar de druk is van mijn schouders, vanaf nu is het genieten geblazen.” n

Filip Godelaine – Foto’s: Benny De Grove

Als jonge snaak liep ik voortdurend tegen de muur Ceulemans te pletter. Mijn sympathie voor ‘eeuwige tweede’ Raymond Poulidor groeide met de dag

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content