Ik haat/ik hou van mijn voornaam

Bent u tevreden met uw voornaam? Deze simpele vraag in ons decembernummer leidde tot een stroom reacties en verhalen. Onze voornaam – of de vervanger ervan – heeft ons leven vaak gekleurd. Maar waarom maken we er ons nu nog druk over?

What’s in a name? Véél, héél veel. Zelfs al gebruiken we al heel ons leven een roepnaam of een koosnaam, de officiële voornaam die onze ouders voor ons hebben gekozen, laat ons niet los. Integendeel. “De vele lezersreacties verbazen me niet”, reageert professor Magda Devos, taalkundige en docente naamkunde aan de Gentse universiteit. “Onze voornaam is onvervreemdbaar verbonden met onze identiteit en onze wortels. Wanneer we op een zekere leeftijd komen, worden die wortels voor ons belangrijker dan vroeger. We gaan onze familiestamboom maken, de geschiedenis van ons dorp bestuderen en meer belang hechten aan hoe we heten. Of liever hadden geheten...”

Ik vind mijn voornaam vreselijk, ik gebruik altijd een roepnaam

“Mijn officiële naam is Cornelia en die verfoei ik als de pest. Blijkbaar hebben mijn ouders daar zelf discussie over gehad, want ze hebben me altijd Nelly genoemd. Op school wilden ze alleen mijn officiële voornaam gebruiken. Altijd weer hoorde ik gegniffel achter mijn rug. Als jong meisje heb ik gespaard om Nelly aan mijn officiële voornaam te laten toevoegen. Dat kostte me 5000 frank (toen een reuzenbedrag!), maar het hielp niet. Als volwassen vrouw heb ik Cornelia definitief achter me gelaten. Ik gebruik altijd Nelly en heb er nog geen problemen mee gehad.”

(Nelly De Coster)

Veel van uw reacties gaan in dezelfde richting: u gebruikt heel vaak een roepnaam (al dan niet een afkorting) in plaats van uw officiële naam. Alphonsus wordt Fons, Brunhilde Brunni, Marie-José Joke, Gertrudis Trui, Godelieve Lieve enz. “Tienduizenden voornamen in ons land leiden alleen een papieren bestaan,” zegt professor Devos. “En dat is allemaal het gevolg van ambtenaren van de bevolkingsdienst die tot een eind in de jaren ’60 heel streng bleven. Op basis van hun richtlijnen aanvaardden ze meestal slechts drie types voornamen: officiële namen van heiligen, historische namen en namen uit de wereldliteratuur. Voornamen als Socrates, Tristan of Isolde konden dus wel, Fons of Magda niet”.

“Vandaag is de situatie net andersom: de bevolkingsdienst aanvaardt elke voornaam zodra je kunt aantonen dat hij ergens in de wereld bestaat. Mensen die ontevreden zijn over hun officiële voornaam, hoeven niet noodzakelijk boos te zijn op hun ouders. Misschien wilden die wel een vlottere naam geven, maar zijn ze op een ambtenaar gebotst!”

Geen heiligennaam? Géén communie!

“In voorbereiding op de plechtige communie moesten we in de jaren ’50 elke dag naar de catechismusles. Ten aanschouwe van de hele klas moest ik van meneer pastoor elke keer als straf op de knieën zitten omdat ik zogenaamd geen patroonheilige had (er bestaat wel een zalige, maar niet een heilige Imelda!). De dag vóór het feest zei hij me dat ik daarom achteraan in de kerk moest blijven zitten. Ik ben huilend thuis gekomen. In een gloeiende colère is mijn moeder toen naar de pastoor gestapt en de volgende dag zat ik toch vooraan!”

(Imelda Wuyts)

Het rijke roomse leven! “De vijftigplussers van vandaag waren kind in een tijd dat de katholieke kerk nog een overheersende rol speelde”, verklaart onze deskundige.

“Sociale en godsdienstige tradities maakten dat ouders niet altijd vrij konden kiezen. Heel wat Belgen dragen daarom de voornaam van een van hun grootouders of van hun doopmeter of dooppeter, want dat hoorde zo. Vooral jongens werden bedacht met de voornaam van hun peter.”

Vroeger was ik niet blij met mijn voornaam, maar nu is hij weer in de mode

“Tot een tijd terug ben ik verlegen gebleven over mijn antieke voornaam Marthe. Familieleden en vrienden noemen me meestal Mart. Maar sinds een paar jaar is de naam Marthe weer in de mode en vind ik hem best leuk!”

(Marthe Michaux)

Emma, Marthe, Louis(e), Julie, Alexander, Marie en Camille scoren vandaag op de lijstjes van populaire voornamen.

“Dat zijn evergreens, vooral in hun Franse versie”, zegt professor Devos. “Deze namen bestaan al eeuwen. Het kan zijn dat ze één of twee generaties uit de gratie zijn, maar ze komen altijd terug”.

“Als je opgroeit in een tijd waarin zo’n een ‘ouderwetse’ naam net minder populair is, dan heb je natuurlijk pech. Mensen die ontevreden zijn omdat ze Suzanne of Roger heten kan ik dus geruststellen: er komt een dag waarop hun naam weer heel hip zal zijn!”

Ik ben blij met mijn speciale naam, want die wordt onthouden

“In het bevolkingsregister ben ik ingeschreven als Frans, maar mijn ouders hebben me nooit anders genoemd dan Frany – een niet-alle- daagse naam voor een jongen in die

tijd. In de lagere school weigerde een meester me zo te noemen. Hij sprak me aan met Franske, Franciscus of Franco. Ik heb uiteindelijk achter zijn rug in koeien van letters Frany op het bord geschreven. Later in het college heb ik opstandig geweigerd nog te reageren wanneer een leraar me Frans of François noemde. Dat kostte me menig lesuur op de gang. Ondertussen ben ik de 60 gepasseerd en nog altijd tevreden met mijn ongewone voornaam. Ik word altijd herkend, want zoveel Frany’s lopen er niet rond.”

(Frany Gregoor)

Dezelfde tevredenheid over hun opvallende naam lazen we bij lezers die Roëlla, Charmaine, Gudrun, Hilmar, Noor, Ludiaan of Carijn heten.

“Toch is dit een tweesnijdend zwaard”, meent de professor. “Het is waar dat je naam dan goed onthouden wordt, maar even vaak is hij een last voor het leven. Drie jaar terug hebben Duitse universiteiten een onderzoek gedaan bij jongvolwassenen. Het meest tevreden waren degenen die een klassieke naam hadden gekregen.”

Ik vind mijn naam te banaal

“Ik heb altijd in klassen gezeten waar tal van andere meisjes dezelfde voornaam droegen en dat was niet leuk. Met het ouder worden is dat aan het omslaan. Ik heb ondervonden dat Sofie goed bij meerdere levensfasen past. En het feit dat een grootmoeder van mij zo heette, geeft me nu het gevoel dat ik in een mooie familietraditie pas.”

(Sofie Vermaut)

Hier botsen we op het omgekeerde verschijnsel: door het leven gaan met een massanaam. Magda Devos: “Dat is een typisch generatiefenomeen. Je hebt leeftijdsgroepen waar iedereen Jan, Eva, Sofie, Bart of Kevin lijkt te heten. Denk vooral niet dat die allemaal ontevreden zijn. We hebben een eigen onderzoek gedaan bij 16- tot 18-jarigen. Die bleken juist blij te zijn wanneer ze dezelfde voornaam droegen als leeftijdgenoten. Het geeft een verbondenheidsgevoel: ik ben populair!”

Mijn naam ligt moeilijk in een anderstalig milieu

“Toen we naar de Brusselse gemeente Sint-Pieters-Woluwe verhuisden, kreeg ik last met mijn voornaam Aleide (officieel Aleidis). Mijn Franstalige buren hebben het nog altijd moeilijk om me zo aan te spreken. Dat betekent voor hen dat ze om hulp roepen (à l’aide)...”

(Aleide Vanhemelryck)

In een meertalig land als België zullen voornamen altijd gevoelig liggen. Ook het contact met andere talen kan voor verrassingen zorgen. Wanneer je Rosine heet en verhuist naar een Duitstalig land, mag je gegarandeerd grapjes verwachten (Rosine betekent rozijnen in het Duits).

“Een voornaam maakt deel uit van onze identiteit, maar die wordt ook mee bepaald door onze taal en onze cultuur”, zegt professor Devos. “Vandaag zien we veel taalgemengde gezinnen of ouders met een internationale carrière. Die kiezen voor hun kinderen dan vaak een Angelsaksische of taalneutrale naam als Steve, David, Thomas, Emily of Katie.”

Mijn naam wordt te gemakkelijk vervormd

“Ik houd niet van mijn naam, omdat de mensen hem al te vaak vervormen tot Lesbie. Als langdurig alleenstaande vrouw is dat lastig”.

(Lesly Neyrinck)

We kunnen oorspronkelijk best tevreden zijn met onze voornaam zelf, maar toch ongelukkig door het leven gaan omdat anderen hem altijd afkorten, fout uitspreken of zogenaamd grappige associaties maken. Christiana wil niet dat men haar Chris of Christiane noemt, Brigitte is de associatie met Brigitte Bardot en Marina met de song van Rocco Granata grondig beu. Lieven is dan weer blij dat zijn naam onvervormbaar is.

“Dat bewijst nog maar eens hoe sterk we met onze naam verbonden zijn”, benadrukt de professor. “We willen dat de omgeving ons respecteert zoals we zijn en dus ook respect heeft voor onze naam. We hebben vooral moeite met een naam die gelijkluidend is met een woord uit de normale taal.”

Ik gebruik een andere naam naargelang de situatie

“Ik heet Henri én Harry. Voor de buitenwereld en voor alles wat officieel is, wil ik Henri heten zoals de naam op mijn identiteitskaart, maar mijn familie en vrienden moeten me aanspreken met Harry.”

(Henri Van der Horst)

Steevast ofwel een formele, ofwel een informele naam gebruiken, naargelang de situatie lijkt schizofreen, maar we doen het vaak.

“In dat geval is onze voornaam een soort van bescherming”, legt Magda Devos uit. “Wanneer we onze officiële naam gebruiken, geven we aan dat we afstand willen houden. Wanneer we iemand toestaan ons bij onze vleinaam te noemen, zeggen we: ik beschouw je nu als een vriend. Een voornaam kan dus zeer functioneel zijn, net als we nu eens formele standaardtaal spreken en dan weer dialect.”

Ouders, besef wat je doet...

“Het is jammer dat zoveel jonge ouders veel te weinig nadenken over de gevolgen voor later wanneer ze hun kind een fantasierijke of bizarre naam geven.”

(Marijke Malfait)

Deze verzuchting lazen we in heel wat reacties. We hopen niet kleinkinderen te krijgen met namen als Obi, Apple, Splinter, Google, Brooklyn, Vlinder of Pebbles. In de VS beginnen kinderen zelfs cijfers als naam te dragen (One kan je ook schrijven als 1...).

Professor Devos: “Ik kan me bij die bezorgdheid alleen maar aansluiten. Een naam heb je niet alleen voor het leven, hij beïnvloedt ook je leven. Ouders moeten zich dus hoeden voor een impulsnaam waarmee hun kind kan geplaagd worden. Of voor een naam die snel gedateerd is. Océane of Harley gaan nog geen vijf jaar mee. Natuurlijk kan dat kind later een roepnaam of eventueel zijn tweede naam gebruiken, maar het zal met een klassieke naam sterker staan in het leven!”

Rit

Op mijn identiteitskaart staat Rita, maar ik gebruik altijd de roepnaam Rit. Vroeger kon ik me mateloos ergeren aan mensen die me express Ritá noemden (met de klemtoon op de a). Met ouder worden ben ik toleranter geworden en is die ergernis zo goed als verdwenen.

(Rit Van Laer)

Ilona

Ik ben niet tevreden met mijn voornaam. In mijn jeugd leek het alsof ik van heel vreemde afkomst was, terwijl ik gewoon een meisje van hier was. Officieel heet ik trouwens Maria Elza Helena, omdat de burgerlijke stand Ilona niet aanvaardde! Het enige voordeel: als ik de telefoon opneem, hoef ik alleen mijn voornaam te zeggen, iedereen weet wie ik ben.

(Ilona Vanderhenst)

Mieke

Officieel heet ik Anne-Marie, maar als jongste kind in het gezin noemde men mij al gauw “ons Annemieke”. Later is dat Mieke geworden. Niemand die me nog bij mijn officiële naam noemt. Om zulk een situatie bij mijn eigen kinderen te voorkomen, heb ik ze korte en duidelijke voornamen gegeven (Stijn, Thijs, Famke). Daar zijn ze nu als volwassenen heel tevreden over. En dat feit maakt me ook blij, want ik haat al die nieuwe, gekunstelde voornamen.

(Mieke Blancquaert)

Luce

Ik ben officieel Lucienne genoemd naar mijn peter Lucien én naar mijn zusje dat vijf jaar eerder plotseling overleden was op driejarige leeftijd. Dat legde een zware druk op mij – alsof ik haar kon vervangen. Bovendien merkte ik dat de naam Lucienne vooral gedragen werd door vrouwen die twintig jaar ouder waren. Sinds mijn zestiende noem ik mezelf Luce, maar mijn familie blijft hieraan moeilijk wennen.

(Luce Van Schaeybroeck)

Luc

Op mijn identiteitskaart staat Ludiaan! Mijn familie noemt me Lucien, mijn vrienden Luc. Mijn ouders wilden een fantasievolle voornaam, maar mijn voorbeeld bewijst dat zulke namen na een tijd niet meer gebruikt worden.

(Luc Raeymaekers)

Yvo

Ik heb altijd een afkeer gehad van mijn voornaam Ivo. Toen ik dat ging beseffen, heb ik de eerste letter veranderd in Y, maar ik blijf terughoudend wanneer ik mijn voornaam moet zeggen. Ik kon niet overschakelen op mijn tweede voornaam, want die vind ik nog erger (Ludovicus). Jammer dat je als kind zelf niet mag of kunt kiezen!

(Yvo Torfs)

Charmaine

Zolang ik in Zuid-Afrika woonde, vond ik mijn voornaam saai, want Charmaine is daar heel courant. Toen ik naar België verkaste, begon ik complimentjes te krijgen: “wat een mooie naam!”, “waar komt die vandaan?”.... Ook mijn tweede naam, Vernona, is niet alledaags. Dat geeft me een goed gevoel: ik ben speciaal!

(Charmaine Delfosse)

Jean-Paul

Ze noemen me Jan, Janus, Jean, Paulus of Jipie, maar zelf hoor ik het liefst mijn officiële voornaam Jean-Paul. Ik let er altijd op dat ik die gebruik op officiële documenten. Ik ben ooit met een groepje van Brussel naar Istanbul gevlogen. Twee groepsleden hadden hun roepnaam gebruikt (Lief in plaats van Godelieve, Raymond in plaats van Jean-Marie). Ze hebben een nieuw ticket moeten kopen.

(Jean-Paul Peters)

Irmgard

Ik ben absoluut niet tevreden met mijn voornaam. Op mijn identiteitskaart staat zelfs Irmgardis! In mijn jeugd noemde iedereen me bovendien Irm gard (met de klemtoon op de laatste lettergreep). Na mijn huwelijk is het Irm geworden, maar voor de meeste mensen werd dat Irma of Irme. Mijn naam is lastig te onthouden, zelfs in vriendschappelijke contacten blijft het vaak ‘mevrouw’.

(Irmgard De Pillecyn)

Ludo Hugaerts

“Tienduizenden voornamen leiden alleen een papieren bestaan”

In 2010 vroegen 1810 Belgen een naamsverandering aan, 8 % meer dan in 2009 (bron: FOD Justitie)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content