Ik ben een antenne die sfeer capteert

Al jaren schuimt hij de verste uithoeken van de wereld af. Al jaren beschrijft hij zijn avonturen in krantencolumns en boeken. Reisfanaat Rudi Rotthier moét nu eenmaal bewegen. Trekken. Ontdekken. Voelen. Getuigen.

Hij is net terug van een achttien maanden durende tocht langs de eilanden van de Stille Zuidzee, in het spoor van de Polynesiërs die deze godvergeten plekjes duizenden jaren geleden kwamen bevolken. Maar dat is geen nieuws. De laatste twintig jaar is wereldburger-reisfreak Rudi Rotthier namelijk nooit thuis. Getuige daarvan: zijn boeken over India, Afrika, de islamitische landen (na 2001), de Verenigde Staten, Canada. Reist zo’n man om te leven? Of leeft hij om te reizen?

Plus Magazine: Die drang om te reizen, dat moet er bij u van jongs af ingezeten hebben.

Rudi Rotthier: Ik wou het altijd al, maar tijdens mijn jeugd kwam dat er niet van. De kentering kwam toen ik al jaren aan de slag was als journalist bij De Morgen en naar de hongersnood in Eritrea werd gestuurd. Ik ontdekte dat ik in dergelijke omstandigheden goed werk kon leveren. Ik zag ook dat er een gigantische taak weggelegd was voor een onafhankelijke reporter, iemand die niet tot een groot instituut behoort. Zo bezocht ik aan de grens van Soedan met Ethiopië een kamp dat bedoeld was voor 5000 vluchtelingen maar waar er in werkelijkheid 50 000 zaten. Er waren een hele hoop televisieteams neergestreken. Ik zag hoe die cameramensen druk bezig waren met de selectie van fotogenieke hongerlijders. Mannen werd gevraagd hun T-shirt uit te trekken omdat uitgemergelde ribben nu eenmaal meer tot de verbeelding spreken. Het ging daar dus niet om de werkelijkheid, het was een enscenering van de werkelijkheid. Als onafhankelijk journalist kun je de dingen beschrijven zoals ze zijn. Een paar jaar later heb ik mijn ontslag gegeven om te gaan rondtrekken.

Hoe verliep de overgang?

De eerste drie jaar had ik bijna geen inkomsten en toch wist ik dat ik de goede beslissing had genomen. Ik was altijd al rusteloos geweest, ik verhuisde om de haverklap en ook bij de krant hopte ik van de ene redactiecel naar de andere. Piet Piryns, mijn toenmalige hoofdredacteur heeft me ooit gezegd dat iedereen zijn vorm moet vinden. Wel, ik denk dat ik in die eerste drie jaar mijn vorm gevonden heb, een manier van zijn waarin ik me goed voel. Veel mensen vinden hun vorm nooit. Ik prijs me gelukkig dat ik die stap heb gezet.

Was het moeilijk om uw thuisland achter te laten?

Afstand doen van mijn boeken was lastiger dan van mijn bed. Door te reizen heb ik vastgesteld dat er twee soorten landen bestaan: die met een gebrek aan thuis zoals de Verenigde Staten, waar iedereen constant verhuist, en landen als België met een te hoog thuisgehalte. Misschien zijn die reizen van mij wel een tegenreactie op een teveel aan thuis. Waar ik ook ben, een handvol boeken en een computer volstaan om me een thuisgevoel te geven.

U hebt zowel in derdewereldlanden als in industriële landen gereisd. Wat is het boeiendste?

Beide zijn interessant, maar het leven is veel intenser in een derdewereldland. In de States praten de mensen veel, maar vaak luisteren ze niet. Op een bus in Afrika of Azië geldt het andere uiterste: daar worden de pieren je uit de neus gevraagd. Het toppunt van excentriciteit is voor mij India. Sommige landen zijn twee minuten per dag interessant, maar India is dat 24 uur per dag. In arme landen is er door de economische ontbering minder gêne, minder hypocrisie misschien. In Nigeria en Birma maakte ik mee dat mensen na een vliegtuigcrash tandvullingen uit het gebit van de slachtoffers kwamen stelen of stoelen uit het toestel rukten en die mee naar huis namen. Zo’n ramp is daar meteen ook een geschenk uit de hemel.

Hoe kan een vreemdeling zich een beeld vormen van een onbekend land zonder zelfs de taal te spreken?

De taal is vaak een hindernis maar ik vind wel dat je tot op zekere hoogte kunt doordringen tot de mensen. Tegelijk geloof ik in het mirakel van de reisschrijver. Je loopt ergens enkele maanden rond en doet een hoop dingen die niet veel samenhang hebben. En toch klikt er iets. Je voelt de polsslag van het leven. Je bent een soort antenne die de sfeer capteert.

Tijdens uw recentste reis, naar de Stille Zuidzee, bent u in een totaal andere maatschappij dan de westerse terechtgekomen.

Wat ik interessant vond is dat je daar gebieden hebt waar al eeuwenlang alles voorhanden is om een comfortabel bestaan te leiden. Het voortbestaan is daar geen probleem: de kokospalm geeft noten, de bananenboom produceert een overaanbod, het varken knort en de vissen springen als het ware uit de oceaan. Het is een maatschappij van overvloed. Dat gaat zo drastisch in tegen de principes van het economische denken dat in de rest van de wereld wordt gehanteerd. Het idee wij moeten vergaren, werken aan de toekomst, ons zorgen maken over morgen speelt bij die mensen gewoon niet. Dat zie je aan hun levensstijl en de manier waarmee ze met bezit omgaan. Als je daar vruchten uit de boom van een boer gaat halen, word je niet weggejaagd. De boer zal je zelfs helpen om er de beste vrucht uit te kiezen! Anderzijds krijg je door die overvloed wel een redelijke saaie samenleving. Misschien is onze rijke cultuur in het westen wel een gevolg van onze grote inspanningen in de strijd tegen de schaarste.

Kunt u ver van huis het Belgische nieuws volgen?

Op de kleine eilandjes in de Stille Zuidzee is dat niet altijd evident. Maar toen ik in Nieuw-Zeeland was zag ik plots de schepen van Sint-Niklaas, Wouter Van Bellingen, op de voorpagina’s van de kranten! Ineens was België wereldnieuws. En af en toe vragen mensen mij naar Dutroux. Trouwens, overal ter wereld maken de mensen zich druk over gelijkaardige dingen. En de nieuwsuitzendingen zijn in toenemende mate vlak, in heel de wereld.

U bent nu 50, hoelang wilt u dit leven volhouden?

Tot ik erbij neerval, dat is het plan. Ik ben alleenstaand maar eenzaamheid ken ik eigenlijk niet. Ik heb blijkbaar geen grote behoefte aan langdurige contacten. Het idee om op een bepaalde plek te blijven heb ik soms wel, maar dat steek ik dan in mijn achterhoofd voor later. In Canada of Vietnam zie ik me wel een tijdje wonen en naar India wil ik altijd terug. Om naar België terug te keren moet ik altijd iets overwinnen, een soort initiële gêne. Zodra dat gebeurd is, ben ik blij dat ik mijn vrienden en familie terugzie. Maar in zekere zin voel ik me hier toch nooit in mijn element, hier zijn is niet mijn vorm.

Is het gras dan altijd groener aan de overkant?

Zeker. Het gras waarop je zit, kan even groen zijn als aan de overkant maar dat weet je pas als je naar die overkant gaat. Je zou me een nomade kunnen noemen, een zwerver die een traditie van zijn verre voorouders voortzet. n

Filip Godelaine – foto’s: Benny De Grove

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content