Hoe houden we onze pensioenen op peil?

In 100 jaar tijd hebben we 30 gezonde levensjaren gewonnen. Het is dus vandaag – wanneer je 50 bent – dat je de tweede fase van je leven moet plannen, zodat je een gelukkige toekomst tegemoet gaat. Via vier rondetafelgesprekken met experts stapt Plus Magazine mee in het project Vroeger denken aan later dat de Koning Boudewijnstichting in 2012 heeft opgestart. Volgende maand: bouwen aan een rijk sociaal leven.

Hoe kunnen we in de toekomst zorgen voor een correct pensioen en hoe zal dat pensioen er dan uitzien? Uit een peiling van Roularta Research in samenwerking met Plus Magazine en de Koning Boudewijnstichting bij 3.918 vijfenveertigplussers, hebben we een aantal belangrijke stellingen weerhouden.

72% denkt dat hun pensioen alleen niet zal volstaan om rond te komen.

Wauthier Robyns, directeur pers en communicatie van Assuralia: Dit gevoel komt deels voort uit het feit dat ons pensioenstelsel te gefragmenteerd is. Neem nu de zelfstandigen, die hebben zeer lage pensioenen. Er is ook een onderscheid tussen statutaire ambte naren en contractuelen. En verwachtingen gaan soms uit van cijfers over een volledige loopbaan. Dit alles leidt tot ontevredenheid. Er bestaan grote verschillen, en ik meen dat het terecht is dat het beleid ook bijzondere aandacht aan de laagste inkomens besteedt. Die aandacht voor de pensioenen leeft niet alleen bij ons. In Nederland bijvoorbeeld is de toestand beter, maar toch staan ook daar de kranten vol over de pensioencrisis.

Kristof Woutters, pensioenfondsenbeheerder bij Candriam: Tegelijk blijft het voor elke toekomstige gepensioneerde de vraag of de eerste pijler, het wettelijke pensioen, wel op het huidige niveau zal blijven. Want al jaren wordt het pensioen in ons land afgetopt, waardoor het langzaam daalt. Nu schommelt het maximumpensioen in de privésector rond de €2.200 bruto, maar wat betekent dat bedrag nog binnen 20 jaar? Als men blijft aftoppen, dan wordt de eerste pijler problematisch en zal de tweede pijler voor een veel groter aandeel in het totale pensioen moeten zorgen. Dat is een politieke keuze. In Nederland en Engeland is die eerste pijler eerder een minimumpensioen en is de tweede pijler veel belangrijker. In Italië of Griekenland heb je dan weer een beter uitgebouwde eerste pijler. België zit momenteel in Europa op het gemiddelde.

38% heeft een groepsverzekering en dus heeft 62% er geen!

Wauthier Robyns: Dat komt omdat vooral in de privésector de groepsverzekeringen goed uitgebouwd zijn. Dit is niet zo voor de ambtenaren. Voor vastbenoemden is dat niet zo’n probleem omdat hun wettelijke pensioen hoger is dan in de privé, maar voor contractuele ambtenaren ligt dat anders. En daarnaast heb je de groep van zelfstandigen, die hoewel ze vaak via een VAP (Vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen) bijsparen, toch niet het gevoel hebben dat dit gelijkstaat met een groepsverzekering.

Frédéric Struyf, managing director bij verzekeringsmakelaar Gras Savoye Consulting: Door de wet Vandenbroucke uit 2004 zijn de sectorpensioenregelingen enorm toegenomen. Nu heeft 70% van de werknemers in de privésector een groepsverzekering, 15 jaar geleden was dit nog maar de helft. Maar niet iedereen heeft het gevoel dat dit een deel van het pensioen uitmaakt. Het besef is nog niet volledig doorgedrongen dat ons pensioen uit verschillende pijlers bestaat.

Wauthier Robyns: Sinds die wet zijn er enorm veel mensen bijgekomen met een aanvullend pensioen, dat was een grote beweging in de breedte. Nu moeten we verder uitbouwen in de diepte en ook werknemers zouden daarin initiatief moeten kunnen nemen. Als de groepsverzekering in een bedrijf niet erg uitgebreid of ambitieus is, zouden werknemers zelf moeten kunnen beslissen dit verder uit te bouwen, op een moment dat ze dat zelf willen. Heeft iemand bijvoorbeeld zijn huis al afbetaald, dan heeft hij wat ruimte om iets extra opzij te zetten. Waarom dat dan niet storten in een groepsverzekering die al bestaat binnen het bedrijf of er een opstarten als die er nog niet is? Het gaat hier dan wel om een individuele keuze, terwijl de klassieke groepsverzekering een collectief gebeuren is. Dit is wat bedoeld wordt met de tweede pijler bis, een voorstel waaraan wordt gewerkt op het kabinet pensioenen en dat de verzekeringssector zeker genegen is.

We moeten ook meer inzetten op de financiële opvoeding van mensen, zodat ze de juiste beslissingen kunnen nemen met het oog op hun pensioen, om later onaangename verrassingen te voorkomen. Er zijn al nuttige info-campagnes opgestart om mensen duidelijk te maken wat sparen is, wat er bedoeld wordt met voorzorgen nemen, wat de verschillende opties, risico’s en toekomstvooruitzichten zijn, vertrekkend vanuit de individuele situatie, want die is bij iedereen verschillend.

Frédéric Struyf: Er worden veel denkballonnetjes opgelaten om de groepsverzekering beter uit te bouwen, maar het grote probleem is vaak het engagement van de werkgever: die was verplicht een opbrengst van 3,25% (3,75% voor werknemersbijdragen) te garanderen. Nu heeft de regering beslist om die rentevoet vrijer te maken, zodat hij in tijden van lage rente kan dalen om later weer mee te kunnen stijgen. Dat is een goede zaak, want we moeten de werkgevers weer zin doen kijgen om in de tweede pijler te investeren.

Bedrijven hebben ook pensioenfondsen opgericht die een hoger rendement kunnen halen, als alternatief voor de groepsverzekering, maar ook die zijn strikt gereglementeerd wat voor bijkomende kosten zorgt. Om die te drukken, zijn er nu ook zogenaamde koepelpensioenfondsen en multiwerkgeverspensioenfondsen waarbij verschillende werkgevers zich kunnen aansluiten.

76% doet aan individueel pensioensparen.

Kristof Woutters: Of je aan individueel pensioensparen moet doen, hangt er maar vanaf. Onze bevolking is erg asymmetrisch samengesteld. Je moet vooral kijken naar de vervangingsgraad, dat is de verhouding tussen het pensioen en het loon dat men voordien kreeg. Het streefcijfer is daar dat je pensioen ongeveer 75% van je arbeidsinkomen moet bedragen.

Wauthier Robyns: De cijfers die de Oeso publiceert geven een duidelijk beeld van de situatie in ons land. Zo zie je dat iemand die de helft minder verdient dan het gemiddelde loon, aan een wettelijk pensioen komt dat bruto 58% van zijn vroegere inkomen bedraagt. Iemand die gemiddeld verdient, komt maar aan 41% en bij iemand die een stuk meer verdient, is dit slechts 30%. Gecombineerd met een aanvullend pensioen ziet de situatie er dan al heel anders uit, met respectievelijk 73,3%, 56,2% en 41,4%. Bij wie het meest verdiende tijdens zijn loopbaan blijft de kloof groot, maar voor de lage lonen kom je dus wel uit in de buurt van het streefcijfer van 75%.

Kristof Woutters: De meeste lonen vallen trouwens onder dat gemiddelde, want hogere lonen trekken het gemiddelde naar boven. Een groot deel van de bevolking zal dus zonder grote bijkomende inspanningen al aan een vervangingsinkomen van 73% van het loon komen. Willen de betere verdieners hun inkomen verder op peil houden, dan investeren ze best in de derde (individueel pensioensparen), vierde (andere spaarvormen) en vijfde pijler (vastgoed).

58% wil dat de groepsverzekering als kapitaal wordt uitgekeerd. Slechts 5% kiest voor een rente tot zijn overlijden. Zien Belgen hun aanvullend pensioen meer als een belegging?

Wauthier Robyns: Sommigen wel, maar daar zit ook een zekere logica in. In ons land zijn veel gepensioneerden eigenaar van hun woning. Zij moeten dus minder geld aan woonkosten besteden.

Frédéric Struyf: In Nederland ben je verplicht je groepsverzekering als rente op te nemen. Je kan er dus zomaar niet mee doen wat je wil. Bij ons kan je kiezen tussen rente en kapitaal en wat zien we: het kapitaal is stukken populairder dan de rente!

Renaud Grégoire, notaris: Belgen zien hun groepsverzekering vaak meer als een spaarmiddel dan als een verzekering voor hun oude dag. Ook het idee dat we nu de broeksriem wat moeten aantrekken om het later beter te hebben, is nog niet in alle geesten gerijpt. Niet iedereen is enthousiast over het feit dat je een stukje van je loon moet opgeven om te investeren in pensioensparen. De staat moedigt het aanvullende pensioen aan omdat mensen ongerust zijn over het wettelijke pensioen, maar de mensen zelf liggen minder wakker van het aanvullend pensioen.

92% wil zijn huis niet op lijfrente verkopen.

Renaud Grégoire: Lijfrente is complex omdat ze moeilijk uit te voeren is. Weinig mensen willen daarom op lijfrente verkopen, maar nog veel minder willen op die manier kopen. Met een fiscale stimulans zou dit kunnen veranderen. Een andere optie is je huis aan een investeerder verkopen en hem maandelijks een huur betalen. Zo krijg je een mooie som en kan je toch tot aan je overlijden in je huis blijven wonen. Maar huur betalen voor het huis waarvan je voorheen eigenaar was, dat ligt psychologisch moeilijk bij de meeste mensen.

69% denkt dat een eigen huis bezitten een goede aanvulling is op het pensioen.

Renaud Grégoire: Mensen hebben misschien een te sterk vertrouwen in vastgoed. Velen verkijken zich ook op de waarde van hun huis. Ze hebben erop gerekend het te verkopen om dan een appartement te kopen en nog wat geld over te hebben. Helaas gebeurt vaak het omgekeerde: het appartement kost meer dan de prijs die ze voor hun huis krijgen. Wie niets heeft opzijgezet, zit dan met een probleem. Tegelijk zijn de meeste mensen ervan overtuigd dat een huis bezitten een grote veiligheid biedt, het stelt hen emotioneel gerust. Dat gevoel is erg sterk, maar we hebben een kort geheugen. Er komt zeker en vast weer een vastgoedcrisis, want vastgoed is een beetje als de beurs.”

Lees meer op www.plusmagazine.be/kbs Meer informatie over het project ‘Vroeger denken aan later’ van de Koning Boudewijnstichting vind je op www.maakplannen.be

FILIP GODELAINE, ANNEMIE GODDEFROY, JOCELYNE MINET – FOTO’S FRANK BAHNMÜLLER

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content