Het netvlies onder de loep

Meerdere ziektes kunnen afwijkingen veroorzaken ter hoogte van het netvlies. Om deze problemen op te sporen, wordt de oogfundus nauwkeurig onderzocht.

Wat is het netvlies?

Het netvlies (de retina) is een flinterdun, lichtgevoelig vlies dat de binnenzijde van het oog bedekt. Het bestaat uit verschillende lagen. De buitenste laag (de pigmentlaag) is donker gekleurd. Daaronder zit een laag zenuwcellen, ook zintuigcellen of fotoreceptoren genoemd. Er bestaan twee soorten: de kegeltjes hebben licht nodig om te functioneren en kunnen details en kleuren weergeven, de staafjes hebben weinig licht nodig en nemen in het donker grove omtreklijnen waar. De fotoreceptoren zetten de lichtprikkels om in zenuwprikkels die via de optische zenuw de hersenen bereiken. De blinde vlek (de papil – niet te verwarren met de pupil) is ongeveer anderhalve millimeter groot en komt overeen met de plek waar de oogzenuw vastzit aan het oog. Op deze plaats zitten geen fotoreceptoren. De gele vlek (de macula) ligt midden op het netvlies achteraan in het oog. Ze bevat zeer veel kegeltjes en is daardoor de meest gevoelige plek van het netvlies, de plek die ons toelaat de kleinste details te zien.

Wat is het doel van een oogfundusonderzoek?

Bij dit onderzoek wordt de binnenkant van het oog geïnspecteerd met de bedoeling eventuele afwijkingen van het netvlies vast te stellen. Een normaal netvlies heeft een roodoranje kleur, doorlopen met helrode bloedvaten en met middenin een heldere vlek die overeenkomt met de gele vlek. Afwijkingen van het bloedvatensysteem kunnen wijzen op hoge bloeddruk, arteriosclerose of afsluiting van een (slag)adertje. Afwijkingen van de macula kunnen onder meer optreden bij diabetes en maculadegeneratie. De papil kan uitgehold zijn bij glaucoom en ook de begrenzing van de papil (scherp of onscherp) wordt nagekeken om papil- oedeem uit te sluiten. Ook het loskomen van de retina en ontstekingen van het netvlies kunnen opgespoord worden.

Hoe verloopt dit onderzoek?

Meestal wordt er eerst een middeltje in de ogen gedruppeld om de pupil te verwijden. Zodra de pupil voldoende groot is (na 10 tot 20 min), start het onderzoek, meestal in een verduisterd lokaal.

Een fundoscopie (oogfundusonderzoek) kan gebeuren met een fundoscoop die de (oog)arts in de hand houdt of met een groter toestel waarbij de patiënt zijn kin op een steun plaatst en zijn voorhoofd tegen een andere steun duwt. In het toestel zitten een aantal lenzen om eventuele gezichtsafwijkingen van de patiënt of de arts te corrigeren û het dragen van een bril is bij dit onderzoek niet mogelijk. Een sterke lichtbundel schijnt in de pupil van de patiënt. Om een zo groot mogelijk deel van de retina te kunnen afspeuren moet de afstand tussen het oog van de onderzoeker en dat van de patiënt zo gering mogelijk zijn. Je kunt het vergelijken met het gluren door een sleutelgat. De arts ziet de oogfundus 15 maal uitvergroot zodat hij zelfs minuscuul kleine afwijkingen kan opsporen.

Moeten er voorzorgsmaatregelen genomen worden?

Ga nooit zelf met de wagen naar de arts als u dit onderzoek moet ondergaan. Door de druppels die de pupil vergroten en de sterke lichtbundel die op de ogen wordt gericht, is het zicht gedurende 2 tot 4 uur na het onderzoek erg wazig. U kunt dus onmogelijk zelf met de wagen naar huis rijden. Het onderzoek is niet pijnlijk, maar door de verwijding van de pupillen bent u wel overgevoelig aan licht. Op dagen met sterk zonlicht doet u er goed aan een zonnebril mee te nemen.

Bestaan er contra-indicaties?

In bepaalde gevallen van glaucoom is het niet aangewezen om de pupil te verwijden en kan het onderzoek dus niet uitgevoerd worden. n

Leen Baekelandt

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content