Het jubileumjaar van Guy De Pré

Deze zomer is De Pré Historie, een van de meest succesvolle radioreeksen van Radio 2, zijn twintigste jaargang ingegaan. Zijn tv-broertje gaat ook al 15 jaar mee, net als de cd-collectie. Toch is Guy De Pré, het brein achter dit succes, zijn ‘opgravingen’ nog lang niet beu.

Weinig radio- en tv-presentatoren zijn zo sterk met een programma vergroeid als Guy De Pré met ‘zijn Historie’. Na 20 jaar staat het programma nog steeds als een neolithische rots in de branding, met een ogenschijnlijk ongelimiteerde houdbaarheidsfactor. “Dit is het jaar van de verjaardagen voor mij”, vertelt de presentator-geestelijke vader. “Ik ben net vijftig geworden en dit jaar 30 jaar in dienst bij de VRT en 25 jaar bij Radio 2. Ik doe 20 jaar De Pré Historie op de radio en 15 jaar op televisie en ik stel al 15 jaar De Pré Historie-cd’s samen. Een geschikt moment om eens terug te blikken.

Al sinds ik een kleine pagadder was, sprak het medium radio enorm tot mijn verbeelding. Ik stond op en ging slapen met de radio. Onder mijn hoofdkussen had ik een radiootje verstopt, zodat ik in bed uren lag te luisteren. Ik stemde vooral af op buitenlandse zenders: Radio Luxemburg 208, of de beruchte zeezenders zoals Caroline en Radio London. De muziek die ze daar speelden, hoorde je toen niet in Vlaanderen. Pas eind jaren 60 ging de VRT met de popsectie van start zodat ik al eens op een Vlaamse zender afstemde.

Radio voor de buren

Toen ik een jaar of elf was, richtte ik in mijn kamer mijn eigen studiootje in en begon ik programma’s te maken voor een imaginair publiek. Mijn ouders zagen de bui al snel hangen. Toen ik hen na mijn humaniora vertelde dat ik naar het RITCS wilde om radiomaker te worden, hebben ze zich daar niet tegen verzet. Ze wisten dat tegen die microbe geen kruid gewassen was!

Tijdens mijn studententijd ben ik dan voor het eerst in de ether gegaan. Samen met studiegenoot Paul de Wijngaert wist ik een klein zendertje te bemachtigen. Het ene weekend zonden wij uit voor de buren van De Wijngaert in Gelrode en het andere weekend deelden de buren van mijn ouders in de vreugde. Een bedreiging voor de VRT zijn we nooit geweest, want ons luistergebied reikte niet verder dan de hoek van de straat, maar wij amuseerden ons kostelijk!

Via een wedstrijd ben ik dan in 1974 bij Radio 1 terechtgekomen waar ik in de nasleep van mei ’68 in eerste instantie in satirische programma’s mocht opdraven. Later bij Radio 2 kwam Het huis Depré – Provoost, een programma met een hoog studentikoos gehalte waarin ik satirische oneliners tussen de muziek gooide. Maar niet iedereen kon lachen met die grappen, boze reacties van luisteraars en directie waren mijn deel. Nadat ik een onschuldig grapje had gemaakt over veiligheidsagenten van een geldtransport die met een hoop geld ‘verdwenen waren’, werd ik zelfs met de dood bedreigd: We weten u wonen en komen u afschieten!

De liefde voor zwarte muziek

Toen ik als jonge snotneus voor het eerst uitging in de Antwerpse jeugdclubs draaiden ze daar bijna uitsluitend zwarte muziek: Aretha Franklin, Otis Redding, James Brown. Ik had zoiets nog nooit gehoord en vond het fantastisch. Die liefde voor zwarte muziek is nooit meer weggegaan. Daaruit is in de jaren tachtig het idee gesproten om met een programma te starten met uitsluitend zwarte dansmuziek, wat redelijk revolutionair was voor die tijd. Funky Town duurde vier uur en groeide uit tot een cultprogramma. We hadden een trouwe en hechte groep luisteraars die bij andere radiostations nauwelijks aan zijn trekken kwam. De zogenaamde importplaten die wij draaiden werden rechtstreeks uit Amerika ingevoerd. Woensdagochtend kwam er een vliegtuig aan in Zaventem en dan trok een medewerker van ons programma met een draagbare pick-up naar de luchthaven om daar de elpees en maxi-singles te beluis- teren. Dan werd beslist wat we ’s avonds zouden uitzenden. Vaak belden zwarte Amerikanen die hun legerdienst deden in Duitsland ons op. Zij vroegen zich af hoe wij in godsnaam aan die platen kwamen want die hoorden ze zelfs niet op de Amerikaanse stations!

De prehistorie van De Pré Historie

Ik heb altijd geprobeerd de dingen te doen die ik graag deed. Dat klinkt eenvoudig, maar het kan heel gecompliceerd zijn en gaat vaak ten koste van andere dingen en van mensen die je moet achterlaten. Enkele keren kreeg ik de kans om over te stappen naar de televisie maar dan moest ik de radio laten vallen en dat kon ik niet.

Zoals vele episodes in mijn leven is De Pré Historie eerder toevallig komen aanwaaien. Plots kwam op zondag een uur zendtijd vrij omdat Jan Van Rompaey naar de televisie vertrok. Het leek me wel wat om een retroprogramma te maken met een combinatie van muziek en nieuwtjes van toen. Het verbaasde me dat niemand daar eerder aan had gedacht. Ik stelde mijn ideetje op een redactievergadering voor en dat viel meteen in goede aarde. Zo zijn we tijdens de zomer van ’84 heel bescheiden van start gegaan met een programma met oude plaatjes uit de jaren 50 en 60. Toen de eerste luistercijfers binnenliepen bleken die erg goed te zijn. Vanaf toen hebben we de formule gaandeweg uitgebouwd en verfijnd.

Opgravingen in papier

Het samenstellen van het programma is een soort hobby geworden. Tijdens weekdagen presenteer ik Goudzoekers, dat ook om oldies draait, en bijna het hele weekend werk ik aan De Pré Historie. Mijn vrouw helpt me bij de research naar geluidsfragmenten en ik pluis de kranten uit. Van een gepensioneerd douanier die zijn hele leven de dagbladen had bewaard, heb ik 15 000 kranten overgekocht, twee vrachtwagens vol. Dat is mijn belangrijkste bron van informatie, want nieuwtjes in de marge vind je alleen in de kranten. Ik wil niet een historisch onderbouwd programma maken of een jaaroverzicht, wel een onderhoudend amusementsprogramma. En voor de televisiereeks is het belangrijkste dat er leuke beelden beschikbaar zijn. Werken aan de televisie-uitzendingen over de jaren 50 vond ik het plezierigst. Er is weinig beeldmateriaal uit die periode en de mensen lijken van een andere planeet. De kleding, de auto’s, alles is anders, de vervreemding is compleet.

Oldies van 7 tot 77

In alle Europese landen en de Verenigde Staten zie je zenders opduiken met een oldies-format. Dat kan ook in Vlaanderen, daar ben ik van overtuigd en daarom speel ik zelf ook in op die trend. Het is toch logisch dat je de muziek waarmee je bent opgegroeid af en toe nog eens wilt horen! Dat is hetzelfde als een foto van lang geleden bekijken. Daar kleven herinneringen aan vast. Dat mag wel eens neigen naar nostalgie, maar dat is niet mijn drijfveer.

Drie jaar geleden schrok ik me een ongeluk toen de VRT me vroeg een De Pré Historie over de jaren 90 te maken. Ik vond dat nog veel te recent. Maar op die manier heb ik een nieuw publiek aangeboord, want voor jonge mensen is dat natuurlijk wél de prehistorie. Mijn dochter bijvoorbeeld vond die reeks geweldig! En dat merk ik ook op onze roadshow, De Pré Historie Live. Daar komen mensen van alle generaties op af. In het begin van de avond spelen we muziek uit de jaren vijftig: Elvis Presley, Little Richard, Buddy Holly, Chubby Checker.... Daarna duiken we de jaren zestig in en zo verder tot de jaren tachtig. Rond een uur of elf beginnen de jongeren binnen te stromen.

Een beetje minderen mag...

Ik sta nog steeds erg graag achter de draaitafel. Ik ben daarmee begonnen toen ik 16 jaar was. In de jeugdclub waar ik uitging kreeg de deejay op een avond een acute blindedarmontsteking, dus stelde ik voor om in te vallen. Na wat hoongelach mocht ‘die kleine’ zijn kans wagen. Ik ben daar nog jaren blijven draaien. Als deejay zie je meteen welke muziek bij je publiek in de smaak valt. Dat komt ook van pas bij het radiomaken. Technisch is de radio ontzettend geëvolueerd. Wij hebben geen cd’s meer, geen cassettes, geen tapes, niks. Maar in de studio voel ik me nog altijd als een vis in het water. Ik kan niets uitstellen, dus ben ik constant aan het werk. Ik snak er wel naar het een beetje rustiger aan te doen. Vorig jaar nam ik te veel hooi op mijn vork. Ik voelde me ellendig, zat er volledig door. Een beetje minderen mag dus wel maar de radio vaarwel zeggen, is een brug te ver. Ik kan het radiomaken nog steeds niet missen.” n

Filip Godelaine – Foto’s: Benny De Grove

De muziek uit je jeugd horen, is hetzelfde als een oude foto bekijken: daar kleven herinneringen aan vast!

Ik snak ernaar het een beetje rustiger aan te doen, maar radiomaken blijft mijn leven!

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content