Help, kan ik nog autorijden?

Zo om de vijf jaar een praktische bijscholingsles volgen in een rijschool is een goed idee om jezelf als chauffeur te testen. Rijd ik niet te veel op routine? Kan ik overweg met ABS en parkeer-sensoren? Plusredacteur Ludo Hugaerts leerde ook veel... over zichzelf.

Het gaat meteen goed mis. In de eerste vijf minuten achter het stuur stop ik niet aan een zebrapad op het moment dat een mevrouw in een rolstoel wil over-steken en rijd ik 50 km/uur in een 30 km-zone. Vreemd, ik doe 35 000 km per jaar en nu ineens faalangst?

Roel, de VAB-rijinstructeur naast me, heeft een andere verklaring voor mijn zware fouten. “Mensen die al 35 jaar en langer rijden, doen dit te veel op automatische piloot. Intussen is het verkeer grondig veranderd. Je moet opnieuw alert worden achter het stuur, want routine is een sluipend gif. En defensief rijden. Dat wil zeggen: zó rijden dat je ongevallen vermijdt en mogelijk gevaar- lijke situaties vooraf inschat. De beste techniek hiervoor is scannend kijken.”

Scannend kijken? In de praktijk betekent dit dat we onze spiegels moeten herontdekken en ons hoofd meer moeten bewegen. Als routinechauffeur hebben we de neiging recht voor ons uit te kijken (tunnelvisie). De goede methode bestaat erin, al rijdend het straatbeeld en de omgeving in ons op te nemen, vaak onze spiegels te gebruiken en ook geregeld kort over onze schouders te kijken, ook op rechte stukken weg en op autowegen.

Fietsers hebben niet altijd voorrang

Ik moet een kennelijk goed doordacht parcours langs verschillende wegtypes en verkeerssituaties volgen. Strikvragen en doordenkers ontbreken onderweg evenmin. Wat is daar beter voor geschikt dan een rotonde? Alleen, aan de rotonde die ik nader, staat géén bord met een cirkelvormige pijl maar een driehoekig stopbord. “Een typische verwarring in het verkeer van vandaag”, zegt Roel. “Dit is géén rotonde, maar een rond verkeersplein, waar bovendien een trambedding doorheen loopt. Op het plein staan hier en daar driehoekige stopborden. Dat betekent dat je hier geen voorrang hebt. Op een rotonde is dat anders: eens je op een rotonde bent, heb je altijd voorrang en moet je alleen knipperen als je de rotonde verlaat.”

Wanneer ik van het verkeersplein rijd, laat ik geen voorrang aan een fietser die op een oversteekplaats voor fietsers van links komt. Oeps, weer een zware fout! “Niet waar”, hoor ik Roel bijna juichen, “je had gelijk! Over rotondes en fietsers zijn vele ervaren chauffeurs onzeker. Ze denken dat fietsers altijd voorrang hebben. Mis. Als een fietser van links komt en niet op een voorrangsweg rijdt, heeft hij geen voorrang. Bovendien had je de fietser gezien, je begint dus al meer opzij te kijken...”

Help, ABS!

In een stille, doodlopende laan krijg ik onverwacht de opdracht een noodstop te maken. Ik duw met alle geweld op de rem, voel schokken en hoor vervaarlijk krakende geluiden. Ik los de rem met-een en de auto komt bruusk en met wat heen- en weergeslinger tot stilstand. Nog een geluk dat er geen geparkeerde auto’s staan, denk ik opgelucht. In deze ABS-test ben ik in elk geval grandioos gezakt. “Niks abnormaals”, oordeelt mijn rijinstructeur. “De meeste mensen weten nog altijd niet goed hoe ze moeten omgaan met het antiblokkeringssysteem (ABS) in hun auto. En dat geldt misschien nog meer voor auto’s die al uitgerust zijn met EPS (elektronische stabilisatoren). Indertijd heb je waar-schijnlijk geleerd dat je bij slippen het rempedaal moet loslaten en pompend moet remmen. In een auto met ABS moet je het rempedaal juist stevig ingedrukt houden als je gaat slippen of bruusk moet remmen. Laat de auto maar schokken en kraken, met het ABS houd je de controle over de auto.”

Parkeren met sensoren

Ik moet de test overdoen. Deze keer houd ik het rempedaal ingedrukt en inderdaad, ik kan de auto zonder slingeren tot stilstand brengen. Daarna volgt voor mij nog een première: parkeren met sensoren. Ik moet achteruit langs een stoeprand rijden en daarbij proberen netjes naast de stoeprand te blijven tot aan de eerste geparkeerde auto. Ik heb de neiging te stoppen zodra de parkeersensoren korte biepjes geven, maar als ik uitstap merk ik dat ik nog ruim twee meter van de geparkeerde auto sta. “Dat is wat te ver, zeker in de stad”, zegt Roel. “Je moet pas stoppen zodra je een langgerekt geluid hoort. Dan sta je goed. Onthoud wel dat sensoren een extra en vooral rugsparend hulpmiddel zijn, maar dat ze nooit je ogen mogen vervangen. Blijf dus ook mét sensoren in je achteruit- en zijspiegels kijken.”

Roel voegt er meteen een dode hoektest aan toe. Terwijl ik achter het stuur blijf zitten, loopt hij buiten naast de auto. Eerst aan de rechter- en dan aan de linkerkant. Hij vertrekt 50 meter achter de auto en loopt dan tot aan de motorkap. Vreemd: in de rechterzijspiegel verdwijnt hij eerder uit mijn gezichtsveld dan in de linker. “Ook dat is normaal”, verklaart hij. “De linkerzijspiegel staat dichter bij de chauffeur. Dat leert je meteen hoe je aan het stuur je hoofd moet bewegen. Als je opzij kijkt naar de rechterkant, moet je in een hoek van ongeveer 70° over je schouder kijken om de dode hoek op te vangen. Kijk je naar links, dan volstaat een hoek van ongeveer 45°. Zelfs zijspiegels met een dode hoekrand kunnen de dode hoek nooit volledig ongedaan maken, ook dan moet je blijven bewegen met je hoofd.”

Vinniger schakelen!

Een tweede deel van de les gaat over verschillend rijgedrag volgens de aard van de weg. Eerst rijden we over een lang stuk gewestweg. Smal, kronkelend en met flink wat verkeersdrempels. Een prima oefening in scannend kijken. En vooral in schakelen, want ik blijk dat veel te traag te doen.

“Je bent 59 en dan is het normaal dat je reflexen trager worden”, vergoelijkt de immer minzame Roel. “Sneller schakelen moet een aandachtspunt zijn voor alle 50-plussers. Gebruik dus eindelijk die toerenteller. Rij je met een benzineauto, schakel dan eer je de 2500 toeren overschrijdt. Met een dieselmotor ga je best niet over de 2000 toeren. Geloof me, je zult zuiniger rijden.”

We rijden de autoweg op en twee afritten verder gaan we er weer af. Toch is dit traject voor mijn instructeur genoeg geweest om drie keer een verkeerd rijgedrag op te tekenen. “Allemaal typisch voor routinerijders”, hoor ik. “Je hebt te weinig afstand gehouden van je voorligger. Afstand houden is dé sleutel in defensief rijden. Je kunt de afstand testen aan de hand van een brug of een verlichtingspaal: je mag er pas twee seconden na je voorligger voorbijkomen. Verder heb je bij het veranderen van rijstrook wel in je zijspiegel, maar niet over je schouder gekeken en dat laatste is zeker op een autoweg van groot belang om de dode hoek op te vangen. Ten slotte ben je vóór de afrit al beginnen te remmen toen je nog op de rechterrijstrook van de autoweg reed. Hierdoor heb je ook de chauffeur achter je verplicht te remmen, hoewel die gewoon rechtdoor moest. Bij het afrijden van een autoweg mag je pas remmen op de uitvoegstrook.”

Ik kan nog vele jaren probleemloos mee!

In mijn binnenste begin ik een beetje opstandig te worden. Zal ik Roel eens vertellen dat ik al met de auto reed toen hij nog in de wieg lag? Neen, toch maar niet, want mijn laatste praktische oefening van de les is alweer voor verbetering vatbaar. Ik moet op een druk parkeerterrein van een supermarkt plaats- nemen tussen twee geparkeerde auto’s. De eerste keer kost dat me drie bewegingen. Dat moet beter kunnen! In mijn achteruitkijkspiegel zie ik de wachtende automobilist achter me denken: Oh neen, toch weer niet zo’n leerling zonder rijervaring! Mijn instructeur legt me uit hoe het in twee bewegingen kan: rijden tot mijn schouder ter hoogte van de parkeerplaats komt, dan zo snel mogelijk met het stuur naar links of rechts draaien en bij het achteruitrijden weinig gas geven.

Op het kantoor van de rijschool volgt de evaluatie van onze rit. Vergeet niet uw voet tijdens het rijden van de koppeling te houden en voortdurend twee handen aan het stuur te houden, zo heeft Roel genoteerd op zijn evaluatieformulier. “Maar nog veel belangrijker is, dat je alerter en defensiever gaat rijden”, besluit hij. “Als je voortaan wat meer opzij en achteruit kijkt, je spiegels veel vaker gebruikt en minder snel rijdt wanneer de omstandigheden dat vereisen, kun je nog vele jaren probleemloos mee!”

Geen gevaar voor mijn rijbewijs

Mijn VAB-instructeur is ten slotte zichtbaar blij dat ik hem niet als een soort van politieagent of examinator heb be-schouwd. Er blijkt immers een groot misverstand over de praktische bijscholingslessen te bestaan. Dat ondervinden ook de andere rijscholen, zoals Secura. “De theoretische opfriscursussen over de wegcode, die MobiPlus (zie het kaderstuk Praktisch) organiseert voor 50-plussers, zijn een groot succes”, zegt zaakvoerder Dirk Covemaeker, “maar de praktische bijscholingslessen helemaal niet. Veel mensen hebben er schrik van. Ze denken dat het een examen is en dat hun rijbewijs ervan afhangt. Dat is helemaal niet waar, onze instructeurs zijn geen politiemensen of examinatoren, er is geen enkel gevaar voor je rijbewijs. Een praktische bijscholing is vooral een leerrijke test voor jezelf. Ook de meest ervaren chauffeurs kunnen hier veel over hun eigen rijgedrag leren. En vooral nog méér uit hun eigen auto halen”.

Ludo Hugaerts – Foto’s Michel Wiegandt

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content